Lezen van het display
1Afgelegde afstand dagteller*
2Schatting van brandstofbesparing
voor weergegeven afgelegde afstand*
3Schatting van de benodigde uitgaven
voor brandstof om de op dat moment
weergegeven afstand af te leggen
*
4Schatting van de uitgaven voor
brandstof om de op dat moment
weergegeven afstand af te leggen (uw
auto)
*
5Schatting van de uitgaven voor
brandstof om de op dat moment
weergegeven afstand af te leggen
(vergelijkende auto)
*
*: Als de dagteller wordt gereset (→blz. 82), wordt het overzicht “Eco Savings”
(eco-besparing) eveneens gereset.
Controle van het overzicht per maand
De weergave op het display kan worden
gewijzigd naar TRIP (dagteller) of
“Monthly” (maandelijks) door op
te
drukken terwijl de weergave van de tab is
geselecteerd en vervolgens op
ofvan de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Met behulp van de weergave “Monthly”
(maandelijks) kunnen de overzichten per
maand voor SAVINGS (besparing) en
FUEL COST (brandstofkosten) worden
gecontroleerd.
De eenheden die op het display worden aangegeven, kunnen per model/type verschillend
zijn.
2.1 Instrumentenpaneel
94
De overzichten van de laatste 5 maanden
kunnen worden weergegeven door
van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel in te drukken terwijl
de weergave van de tab “Monthly”
(maandelijks) is geselecteerd.
Voer “History Reset” (resetten
geschiedenis) in de “Meter Customize”-
instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen instrumentenpaneel)
uit (→
blz. 102) om de informatie van
“Monthly” (maandelijks) te resetten.
“Eco-Diary” (eco-logboek)
De geschiedenis van de afgelegde afstand en het gemiddelde brandstofverbruik kan per
dag (“Daily”) of per maand (“Monthly”) worden weergegeven in een tabel.
Lezen van het display
1Registratie van de dag/maand
2Datum/maand van opgeslagen
informatie
3Totale afgelegde afstand voor de
dag/maand
4Gemiddeld brandstofverbruik voor de
dag/maand
5Weergave tab
De weergave op het display kan
worden gewisseld tussen “Daily”
(dagelijks) en “Monthly”
(maandelijks) door op
te drukken
om de selectievoorwaarde in te
voeren en vervolgens
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel in te drukken.
Bekijken van de geschiedenis
Op alle schermen kunnen opgeslagen overzichten voor de volgende perioden worden weer-
gegeven door opofvan de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel te drukken.
Weergegeven scherm Weergegeven informatie Opgeslagen informatie
“Daily” (dagelijks)
4 rapportenMaximaal 32 rapporten
(8 schermen)
“Monthly” (maandelijks)Maximaal 12 rapporten
(3 schermen)
2.1 Instrumentenpaneel
95
2
Instrumentenpaneel
• Als het hierboven genoemde aantal
overzichten wordt overschreden,
wordt de oudste informatie gewist.
• Voer “History Reset” (resetten
geschiedenis) in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) uit (→blz. 102)
om de geschiedenis te resetten. (De
informatie voor “Daily” (dagelijks) en
“Monthly” (maandelijks) kunnen
afzonderlijk worden gereset.)
Kalenderinstellingen
→Blz. 69
Weergave AWD (alleen
AWD-uitvoeringen)
Geeft de status van de aandrijving van
elk wiel weer in 6 stappen van 0 tot 5.Lezen van het display
1Status aandrijving wiel links voor
2Status aandrijving wiel rechts voor
3Status aandrijving wiel links achter
4Status aandrijving wiel rechts achter
Lezen van het display m.b.t. de status van de aandrijving:
Status aandrijving Niet aangedreven Maximale aandrijving
Controlelampjes
Over display status aandrijving
• Geeft de status van de aandrijving van
elk wiel aan d.m.v. het aantal balkjes
gebaseerd op de rijomstandigheden
en het AWD-systeem.
• Wanneer de aandrijfkracht naar elk
wiel groot is, neemt het aantal balkjes
toe en wanneer de aandrijfkracht klein
is, neemt het aantal balkjes af.
• Wanneer het aantal balkjes bij de
achterwielen klein is, bepaalt het
systeem dat er stabiel wordt gereden
en wordt de AWD-functie opgeheven
voor een lager brandstofverbruik.Display klokinstellingen
De klokinstellingen kunnen worden
gewijzigd.
Item Resultaat van instelling
Instellen van de klok.
(→Blz. 69)
Zet de minuten op “00”.
(→Blz. 70)
2.1 Instrumentenpaneel
96
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
De informatie over de op dat moment
geselecteerde audiobron wordt
weergegeven.De afbeelding dient slechts als voorbeeld
en wijkt mogelijk af van het werkelijke
scherm.
Druk om de audiobron te wijzigen op
om het keuzescherm voor de
audiobron weer te geven, druk opofvan de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer de
gewenste audiobron en druk vervolgens
op
.
Druk op
op het keuzescherm voor de
audiobron om het selecteren van de
audiobron te annuleren.
Instelscherm airconditioning
De instellingen van de airconditioning kunnen worden gecontroleerd op het scherm en
worden gewijzigd met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel.
Druk op het instelscherm van de airconditioning op
ofvan de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel om de informatie op het display te wijzigen.
Raadpleeg 296 voor meer informatie over de airconditioning.
Schermweergaven en instellingen die kunnen worden gewijzigd
Onderwerp Instellingen
1Eco Score (score
airco)→Blz. 98
2Ingestelde tempe-
ratuurVerandert overeenkomstig de bediening van de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel*1
2.1 Instrumentenpaneel
97
2
Instrumentenpaneel
*3: Voor items die niet zijn geëvalueerd
met een Eco Score (score airco), wordt
0 weergegeven.
Bedieningstoetsen van het
bedieningspaneel van de
airconditioning
•
Als de toetsen van de airconditioning
worden bediend om de instellingen van
de airconditioning te wijzigen terwijl
een ander scherm dan het instelscherm
van de airconditioning wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay,
wordt een pop-updisplay voor de
instellingen van de airconditioning
weergegeven. De instellingen van de
airconditioning kunnen echter niet
worden gewijzigd op het pop-updisplay.
•Het pop-updisplay dat wordt weerge-
geven als de instellingen van de air-
conditioning worden gewijzigd met de
toetsen van de airconditioning, kan
worden uitgeschakeld in de “Meter
Customize”-instellingen (persoonlijke
voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel). (→
Blz. 102)
Eco Score (score airco)
• De status van de instellingen van de
volgende functies van de
airconditioning komt tot uitdrukking
in de score.
– Ingestelde temperatuur
– Instellen van de aanjagersnelheid
– Buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
– Toets A/C
– Geconcentreerdeluchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)
– CLIMATE PREFERENCE
(klimaatvoorkeur)
•
De Eco Score (score airco) wordt
geëvalueerd met inachtneming van de
omgevingstemperatuur en de
temperatuur in de auto. Daarom
verandert, zelfs als altijd dezelfde
instellingen worden gebruikt voor de
airconditioning, de evaluatie op basis
van factoren als het seizoen en het
weer.
• De Eco Score (score airco) wordt niet
geëvalueerd als de airconditioning
niet wordt gebruikt of als de
luchtcirculatiemodus
ofis
geselecteerd. (Als de airconditioning
niet wordt geëvalueerd, komt zijn
gebruiksstatus niet tot uitdrukking in
de totale Eco Score.)
• De Eco Score (score airco) is een
functie die u helpt een instelling van
de airconditioning te selecteren die
het brandstofverbruik reduceert en
geen functie die zorgt voor een
optimaal comfort en een laag
brandstofverbruik.
Informatie ondersteunende
systemen
De bedrijfsstatus van ondersteunende
systemen, zoals de LTA (Lane Tracing
Assist) (indien aanwezig) en het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig), en waarschuwingen worden
weergegeven.
2.1 Instrumentenpaneel
99
2
Instrumentenpaneel
Raadpleeg de bladzijde over de
desbetreffende functie voor meer
informatie over de ondersteunende
systemen.
Weergave waarschuwingsmelding
De waarschuwingsmeldingen die zijn
weergegeven sinds het contact AAN is
gezet, kunnen worden bekeken.
Als meerdere waarschuwingsmeldingen
zijn weergegeven kan de weergave
worden gewijzigd door op
ofvan
de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel te drukken.
Waarschuwingsmeldingen die zijn gewist
en bepaalde andere
waarschuwingsmeldingen worden niet
weergegeven. Als er geen
waarschuwingsmeldingen zijn die kunnen
worden bekeken, wordt ook weergegeven
dat er geen meldingen zijn.
Weergave instellingen
Informatie met betrekking tot de werking
van de ondersteunende systemen en
instellingen van de weergave op het
instrumentenpaneel kunnen worden
gewijzigd.
Om ondersteunende systemen, zoals het
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien
aanwezig) en de Blind Spot Monitor
(indien aanwezig) in en uit te schakelen
hoeft u alleen op
te drukken. Zorg
ervoor dat u de systemen niet per
ongeluk uitschakelt.Instellen
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel op het stuurwiel
en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel, selecteer het
item dat u wilt wijzigen en druk
vervolgens op
.
Als de functie wordt in- en
uitgeschakeld of als de gevoeligheid,
enz. wordt gewijzigd op het
instelscherm, wordt de instelling,
telkens wanneer op
wordt gedrukt,
gewijzigd.
Het instelscherm wordt weergegeven
voor functies waarvoor informatie
over de werking, de informatie op het
display, enz. van een functie kan
worden geselecteerd.
3. Selecteer de instelling of de gewenste
waarde (tijd, enz.) met de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het
instelscherm wordt weergegeven.
*1, 2
2.1 Instrumentenpaneel
100
Selecteer voor selecteerbare
informatie over de werking en
instelwaarden de gewenste instelling
of waarde en druk vervolgens op
.
Druk op
om de selectie te
annuleren.
Selecteer “Proceed” (doorgaan) of
“Cancel” (annuleren) en druk op
als het controlescherm voor de
instellingen wordt weergegeven.
*1: Afhankelijk van het item kan na het
selecteren van een item een volgend
instelscherm worden weergegeven.
*2: Voor items waarbij het
aanpassingsniveau of de tijd wordt
ingesteld, wordt na het instellen van het
item het instelscherm weergegeven
totdat op
wordt gedrukt.
Tabel instellingen
Onderwerp Instellingen Resultaat van instelling
*1
“On” (aan)
Schakelt de Lane Centering-functie van de LTA
(Lane Tracing Assist) in en uit. (→Blz. 196)
“Off” (uit)
*1
“On” (aan)
Schakelt de stuurassistentiefunctie van de LTA
(Lane Tracing Assist) in en uit. (→Blz. 196)
“Off” (uit)
*1
“High” (hoog)
Wijzigt de gevoeligheid van de waarschuwing van
de LTA (Lane Tracing Assist). (→Blz. 196)
“Standard” (standaard)
*1
“On” (aan)
Schakelt het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) in
en uit. (→Blz. 191)
“Off” (uit)
*1
“Early” (vroeg)
Wijzigt het waarschuwingstijdstip van het PCS
(Pre-Crash Safety-systeem). (→Blz. 191) “Middle” (gemiddeld)
“Late” (laat)
*1
“On” (aan)
Schakelt de Toyota Parking Assist-sensor in en
uit. (→Blz. 246)
“Off” (uit)
*1
“On” (aan)
Schakelt de Parking Support Brake-functie in en
uit. (→Blz. 255)
“Off” (uit)
*1
“On” (aan)
Schakelt de Blind Spot Monitor in en uit.
(→Blz. 227)
“Off” (uit)
*1
“On” (aan)
Schakelt de waarschuwing slingeren auto van de
LTA (Lane Tracing Assist) in en uit. (→Blz. 196)
“Off” (uit)
*1
“High” (hoog)
Wijzigt de gevoeligheid van de waarschuwing
slingeren auto van de LTA (Lane Tracing Assist).
(→Blz. 196) “Standard” (standaard)
“Low” (laag)
*1
“Height” (hoogte)
Wijzigt de weergavepositie en helderheid van het
head-up display. (→Blz. 106) “Brightness” (helder-
heid)
*1
“On” (aan)
Schakelt de RSA (Road Sign Assist) in en uit.
(→Blz. 206)
“Off” (uit)
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Instrumentenpaneel
Onderwerp Instellingen Resultaat van instelling
*1
“On” (aan)Schakelt het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met Road Sign Assist in en uit.
(→Blz. 217) “Off” (uit)
*1
“km/h”
Wijzigt de eenheid voor de snelheid die wordt
weergegeven op het scherm.
“MPH”
*2
“Meter brightness” (hel-
derheid instrumenten-
paneel)Wijzigt de helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 67)
“Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstellingen instru-
mentenpaneel):→blz. 101
“Vehicle Settings”-instellingen (voertuiginstellingen):→blz. 427
*1: Indien aanwezig
*2: Alleen auto's met rechtse besturing
“Meter Customize”-instellingen (persoonlijke voorkeursinstellingen
instrumentenpaneel) (
)
Onderwerp Instellingen Resultaat van instelling
“Simple/Split Screen”
(enkelvoudig scherm/
split screen)
*1
Simple (enkelvoudig)Wijzigt de weergavemodus
van het hoofdscherm.
(→Blz. 82) Split
“Screen OFF” (scherm
UIT)
*2“Yes” ( ja)
Uitschakelen van het multi-
informatiedisplay.
“No” (nee)
“HV System Indica-
tor” (controlelampje
hybridesysteem)
(→blz. 87)“ECO Accelerator
Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen
gaspedaal)“On” (aan)Schakelt de “ECO Accelera-
tor Guidance” (begeleiding
milieubewust bedienen gas-
pedaal) in en uit. “Off” (uit)
“EV Indicator Light On/
Off” (EV-controlelampje
aan/uit)“On” (aan)
Schakelt het EV-
controlelampje in en uit.
“Off” (uit)
“Pop-up Display On/
Off” (pop-updisplay
aan/uit)“Instrument Panel
Light” (verlichting in-
strumentenpaneel)
*3
“On” (aan)
Schakelt het pop-updisplay
van het geselecteerde item
op het multi-
informatiedisplay in en uit. “Off” (uit)
“Gasoline Price” (benzi-
neprijs)
*1“On” (aan)
“Off” (uit)
“Climate settings” (in-
stellingen klimaatrege-
ling)“On” (aan)
“Off” (uit)
“Cruise Control Opera-
tion Display” (weergave
werking cruise control)“On” (aan)
“Off” (uit)
“HUD Settings” (instel-
lingen HUD)
*1“On” (aan)
“Off” (uit)
“Driving Mode Select”
(rijmodusselectie)“On” (aan)
“Off” (uit)
2.1 Instrumentenpaneel
102