De positie van het head-up display
verandert als opofwordt
gedrukt.
De helderheid van het head-up
display verandert als op
ofwordt gedrukt.
Als op
wordt gedrukt, keert het
multi-informatiedisplay terug naar
het vorige scherm.
*1: Deze functie kan worden
uitgeschakeld. (→Blz. 102)
*2: Het afstelscherm kan plotseling
worden geannuleerd als het wordt
onderbroken door een
waarschuwingsmelding die wordt
weergegeven op het display.
Hulpdisplay
Hulpdisplays van de ondersteunende systemen
Hulpdisplays zijn gekoppeld aan de werking van de volgende systemen en worden
gebruikt om bepaalde informatie die wordt getoond op het multi-informatiedisplay op
het head-up display weer te geven.
Systeem Weergegeven informatie
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*(→blz. 189) Pre-Crash-waarschuwing
LTA (Lane Tracing Assist)*(→blz. 196) Display Lane Departure Alert-functie
Waarschuwing handen van het stuurwiel
Weergave waarschuwing voor slingeren
Dynamic Radar Cruise Control met volledig
snelheidsbereik
*(→blz. 210)Display naderingswaarschuwing
RSA (Road Sign Assist)*(→blz. 206) Verkeersborden, aanvullende tekens, enz.
Parking Support Brake-functie*(→blz. 254) Weergave werking (weergave symbool)
*: Indien aanwezig
Hulpdisplay centraal
waarschuwingslampjeAls het centrale waarschuwingslampje
(→blz. 373) brandt of knippert, wordt op
het head-up display een hulpdisplay
weergegeven om de bestuurder te
informeren.
Als het centrale waarschuwingslampje
brandt of knippert, bekijk dan de melding
die wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en voer de
desbetreffende storingzoekprocedure
uit. (→Blz. 377)
Auto's met rechtse besturing: Het
centrale waarschuwingslampje verschijnt
onder de weergave van de rijsnelheid.
2.1 Instrumentenpaneel
107
2
Instrumentenpaneel
4.1 Voordat u gaat rijden..........144
4.1.1Rijdenmetdeauto.........144
4.1.2 Lading en bagage.........150
4.1.3 Rijden met een aanhangwagen
(2WD-uitvoeringen)........151
4.1.4 Rijden met een aanhangwagen
(AWD-uitvoeringen)........157
4.2Rijprocedures..............157
4.2.1 Startknop.............157
4.2.2 EV-modus.............161
4.2.3 Hybridetransmissie........162
4.2.4 Richtingaanwijzerschakelaar....166
4.2.5 Parkeerrem............167
4.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers..............167
4.3.1 Lichtschakelaar..........167
4.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...170
4.3.3 Schakelaar mistlampen......172
4.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....173
4.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . .176
4.4Tanken..................176
4.4.1 Openen van de tankdop......176
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen................178
4.5.1 Toyota Safety Sense
*.......178
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*.189
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....196
4.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......206
4.5.5 Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
*...210
4.5.6 Cruise control*...........220
4.5.7 Rijmodusselectieschakelaar....223
4.5.8 Snelheidsbegrenzer
*........224
4.5.9 BSM (Blind Spot Monitor)*.....226
4.5.10 Toyota Parking Assist-sensor*. .246
4.5.11 Parking Support Brake-functie*.254
4.5.12 S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)
*.........261
4.5.13 GPF-systeem
(benzineroetfilter)
*........285
4.5.14 Ondersteunende systemen....2864.6Rijtips..................291
4.6.1 Rijden met een hybrideauto....291
4.6.2Rijdenindewinter.........292
Rijden4
143
2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder op de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet geopend kan
worden door de schakelaar in de auto in
te drukken
1. Open de achterklep en verwijder de
afdekkap onder de
bagageruimteverlichting.
2. Trek de hendel naar achteren en
controleer of de tankdopklep wordt
geopend.Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u een
andere tankdop gebruikt, kan er brand
ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense*
*: Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en
comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)∗
→189
LTA (Lane Tracing Assist)∗
→196
AHB (Automatic High Beam)∗
→170
4.4 Tanken
178
– Als een voetganger of fietser zich
snel voortbeweegt
– Als een voetganger een
wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist, sneeuw of een zandstorm
– Bij het rijden door stoom of rook
– Als er weinig omgevingslicht is,
zoals tijdens de schemering, of 's
nachts of in een tunnel, waardoor
een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn
omgeving
– Wanneer er wordt gereden op een
plek waar de helderheid van het
omgevingslicht plotseling
verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel
– Nadat het hybridesysteem is gestart
en de auto een poosje heeft
stilgestaan
– Bij het afslaan naar links/rechts en
gedurende een paar seconden na
het afslaan naar links/rechts
– Bij het rijden in een bocht en een
paar seconden na het rijden in een
bocht
– Als uw auto in een slip raakt
– Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd
– Als een ruitenwisserblad de camera
voor blokkeert
– Er wordt met extreem hoge
snelheden gereden– Als op een helling wordt gereden
– Wanneer de radarsensor of de
camera voor niet goed is uitgelijnd
• In sommige situaties, zoals de
onderstaande, kan wellicht
onvoldoende remkracht worden
gerealiseerd, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
–
Als de remfuncties niet optimaal kun-
nen functioneren, bijvoorbeeld door-
dat onderdelen van het remsysteem
extreem koud of warm, of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 287), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned Off
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
196
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem
Werking Lane Departure Alert
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, wordt er een waarschuwing
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
waarschuwingszoemer om de bestuurder
te waarschuwen.
Wanneer de waarschuwingszoemer
klinkt, controleer dan het gebied rondom
uw auto en stuur de auto voorzichtig
terug naar het midden van de rijstrook.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprandStuurassistentiefunctie
Wanneer het systeem vaststelt dat de
auto de rijstrook of de rijbaan
*dreigt te
verlaten, helpt het systeem voor zover
nodig om de auto in de rijstrook te
houden door kortstondig het stuurwiel
licht te bedienen.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de
functie tijdelijk uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
200
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook slingert,
klinkt er een zoemer en wordt er een
melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Lane Centering-functieDeze functie is gekoppeld aan het
Dynamic Radar Cruise Control-systeem
met volledig snelheidsbereik en levert de
benodigde assistentie door het stuurwiel
te bedienen om de auto op zijn huidige
rijstrook te houden.
Als het Dynamic Radar Cruise Control-
systeem met volledig snelheidsbereik niet
werkt, werkt de Lane Centering-functie
niet.
In gevallen waarin de witte (gele) rijstrook-
markeringen niet (goed) zichtbaar zijn,
bijvoorbeeld wanneer u in een file staat,
treedt deze functie in werking om te helpen
een voorligger te volgen door de positie van
die voorligger in de gaten te houden.
Als het systeem signaleert dat het
stuurwiel een bepaalde periode niet
bediend is of dat het stuurwiel niet stevig
wordt vastgehouden, wordt een
waarschuwing weergegeven op het
multi-informatiedisplay en wordt de
functie tijdelijk uitgeschakeld.
Inschakelen van het LTA-systeem
Druk op de toets LTA om het LTA-systeem
in te schakelen.
Het controlelampje LTA gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets LTA om het
LTA-systeem uit te schakelen.
Als het LTA-systeem wordt in- of
uitgeschakeld, blijft de status van het
LTA-systeem de volgende keer dat het
hybridesysteem wordt gestart ongewijzigd.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
201
4
Rijden
Weergave op het instrumentenpaneel
1Controlelampje LTA
Aan de hand van de verlichtingsstatus
van de indicator wordt de bestuurder
geïnformeerd over de bedrijfsstatus
van het systeem.
Brandt groen: LTA-systeem is in
werking.
Knippert oranje: Lane Departure
Alert-functie is in werking.
2Controlelampje stuurregeling en
display werking van ondersteuning
stuurwielbediening
Wanneer de stuurassistentie van de
stuurassistentiefunctie of de Lane
Centering-functie in werking is, gaat
het controlelampje branden en wordt
het display van de werking op het
multi-informatiedisplay ingeschakeld.
3Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt over-
geschakeld op het informatiescherm
voor ondersteunende systemen.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is wit
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*herkent.
Als de auto de rijstrook verlaat,
knippert de witte lijn die wordt
weergegeven aan de zijde waar de
auto de strook verlaat oranje.
Binnenzijde van de weergegeven lijnen
is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
*niet kan
herkennen of tijdelijk is
uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant
van de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
4Display rijden met de volgregeling
Wordt weergegeven wanneer het
multi-informatiedisplay wordt
overgeschakeld op het
informatiescherm voor
ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de stuurassistentie van
de Lane Centering-functie in werking
is door de positie van de voorligger in
de gaten te houden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
202
Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
en de voorligger in een bepaalde
richting beweegt, doet uw auto
mogelijk hetzelfde. Houd uw
omgeving altijd goed in de gaten te
houden en bedien indien nodig het
stuurwiel om de rijrichting van de
auto te corrigeren en de veiligheid te
garanderen.
Voorwaarden voor werking van de
functies
• Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
*1
– Het systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of een
rijbaan
*2. (Wanneer slechts aan één
zijde een witte [gele] markering of
een rijbaan
*2wordt herkend, werkt
het systeem uitsluitend voor de
herkende zijde.)
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 205)
*1: De functie werkt zelfs als de
rijsnelheid lager is dan ongeveer
50 km/h terwijl de Lane Centering-
functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
• Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet
alleen aan alle werkingsvoorwaarden
voor de Lane Departure Alert-functie
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden.– De instelling voor
(“LTA
Steering Assist Mode”
(stuurassistentiemodus)) in
van
het multi-informatiedisplay is “On”
(aan). (→Blz. 84)
– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 204)
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor
(“Lane
Sway Warning Status” (status
waarschuwing voor slingeren)) in
van het multi-informatiedisplay
is “On” (aan). (→Blz. 84)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 205)
• Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor
(“LTA
Steering Assist Mode”
(stuurassistentiemodus LTA)) en
(“LTA Center Trace On/Off”
(Center Trace LTA aan/uit)) in
van het multi-informatiedisplay
is “On” (aan). (→Blz. 84)
– Deze functie herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de positie
van een voorligger (behalve bij
kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
203
4
Rijden