Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis
van hun formaat, vorm, beweging, enz.
Afhankelijk van de helderheid van het
omgevingslicht en de beweging, het
postuur en de hoek van het gesignaleerde
object wordt een object mogelijk niet
gesignaleerd, waardoor het systeem niet
goed werkt. (→Blz. 194)
De afbeelding geeft aan welke objecten
gesignaleerd kunnen worden.
Uitschakelen van het Pre-Crash
Brake-systeem
Als zich een van de volgende situaties
voordoet terwijl het Pre-Crash
Brake-systeem in werking is, wordt dit
systeem uitgeschakeld:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
• Er wordt een scherpe stuurbeweging
gemaakt of het stuurwiel wordt
plotseling gedraaid.
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
• In bepaalde situaties, zoals de
onderstaande, oordeelt het systeem
mogelijk dat een aanrijding aan de
voorzijde waarschijnlijk is en treedt
het in werking.
– Wanneer een signaleerbaar object
wordt gepasseerd
– Bij het veranderen van rijstrook om
een signaleerbaar object in te halen– Wanneer het signaleerbare object
dat wordt genaderd zich op een
naastliggende rijstrook of langs de
weg bevindt, bijvoorbeeld bij het
veranderen van koers of bij het
rijden op een bochtige weg
– Wanneer u een signaleerbaar object
snel nadert
–
Bij het naderen van objecten in de berm,
zoals signaleerbare objecten, vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
– Als er een signaleerbaar object of
ander object langs de weg staat aan
het begin van een bocht
– Als er (geverfde) patronen vóór uw
auto aanwezig zijn die ten onrechte
aangezien kunnen worden voor een
signaleerbaar object
–
Als de voorzijde van uw auto wordt
geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
193
4
Rijden
– Als een voetganger of fietser zich
snel voortbeweegt
– Als een voetganger een
wandelwagentje, rolstoel, fiets of
ander voertuig voortduwt
– Bij het rijden onder barre
weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist, sneeuw of een zandstorm
– Bij het rijden door stoom of rook
– Als er weinig omgevingslicht is,
zoals tijdens de schemering, of 's
nachts of in een tunnel, waardoor
een signaleerbaar object bijna
dezelfde kleur lijkt te hebben als zijn
omgeving
– Wanneer er wordt gereden op een
plek waar de helderheid van het
omgevingslicht plotseling
verandert, zoals bij het in- of
uitrijden van een tunnel
– Nadat het hybridesysteem is gestart
en de auto een poosje heeft
stilgestaan
– Bij het afslaan naar links/rechts en
gedurende een paar seconden na
het afslaan naar links/rechts
– Bij het rijden in een bocht en een
paar seconden na het rijden in een
bocht
– Als uw auto in een slip raakt
– Wanneer de voorzijde van de auto is
verhoogd of verlaagd
– Als de wielen niet goed zijn
uitgelijnd
– Als een ruitenwisserblad de camera
voor blokkeert
– Er wordt met extreem hoge
snelheden gereden– Als op een helling wordt gereden
– Wanneer de radarsensor of de
camera voor niet goed is uitgelijnd
• In sommige situaties, zoals de
onderstaande, kan wellicht
onvoldoende remkracht worden
gerealiseerd, waardoor het systeem
mogelijk niet goed werkt:
–
Als de remfuncties niet optimaal kun-
nen functioneren, bijvoorbeeld door-
dat onderdelen van het remsysteem
extreem koud of warm, of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 287), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned Off
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*
*: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
196
4.5.11 Parking Support Brake-functie*
*: Indien aanwezig
Wanneer zich mogelijk een aanrijding met een obstakel zal voordoen bij het parkeren of
het rijden met een lage snelheid en de auto plotseling naar voren beweegt doordat het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt, of wanneer de auto in beweging treedt doordat de
verkeerde schakelstand wordt geselecteerd, signaleren de sensoren obstakels voor en
achter de auto in de rijrichting van de auto en werkt het systeem om de gevolgen van een
aanrijding met obstakels als een muur zo veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van de werking van het systeem
Het systeem werkt in de volgende situaties wanneer in de rijrichting van de auto een
obstakel wordt gesignaleerd.
Er wordt langzaam gereden en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Het gaspedaal wordt te diep ingetrapt
De auto beweegt doordat de verkeerde schakelstand is geselecteerd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
254
Soorten sensoren
1Hoeksensoren voor
2Binnenste sensoren voor
3Hoeksensoren achter
4Binnenste sensoren achter
Wijzigen van instellingen van de
Parking Support Brake-functie
De Parking Support Brake-functie kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm
(→100) van het
multi-informatiedisplay.
Wanneer de Parking Support
Brake-functie is uitgeschakeld, gaat het
controlelampje PKSB OFF branden.
Wanneer de Parking Support
Brake-functie is uitgeschakeld, wordt de
werking van het systeem pas hervat
wanneer de functie weer wordt
ingeschakeld via het scherm
op het
multi-informatiedisplay. (De werking van
het systeem wordt niet hervat door
bediening van de startknop.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
Werking
Wanneer de Parking Support Brake-functie een obstakel signaleert en er een risico op een
aanrijding bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een
toename van de rijsnelheid te beperken. (Begrenzingsregeling hybridesysteem: A)
Bovendien, wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden, treedt het remsysteem in
werking om de rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: B)
1Gaspedaal
2Rempedaal
3Vermogen hybridesysteem
4Remkracht
5Regeling begint
6Risico op aanrijding
7Aanrijding is waarschijnlijk
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Werkingsvoorwaarden
Voorwaarden starten werking
Wanneer het controlelampje PKSB OFF
niet brandt of knippert (→259, 370) en
aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, werkt het systeem.
Begrenzingsregeling hybridesysteem
• De Parking Support Brake-functie is
ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h of
lager.
• Er bevindt zich een obstakel in de
rijrichting van de auto (ongeveer 2 -
4 m naar voren).
• Het systeem stelde vast dat er harder
dan normaal moest worden geremd
om een aanrijding te voorkomen.
Remregeling
• De begrenzingsregeling
hybridesysteem wordt uitgevoerd.
• Het systeem stelde vast dat een
noodstop noodzakelijk was om een
aanrijding te voorkomen.
Voorwaarden beëindigen werking
In de volgende situaties stopt het
systeem met werken.
Begrenzingsregeling hybridesysteem
• De Parking Support Brake-functie is
uitgeschakeld (gestopt).
• De aanrijding kon worden voorkomen
met normaal remmen.
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto (ongeveer
2-4mnaar voren).Remregeling
• De Parking Support Brake-functie is
uitgeschakeld (gestopt).
• Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is gebracht.
• Het rempedaal werd ingetrapt nadat
de auto door de remregeling tot
stilstand is gebracht.
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto (ongeveer
2-4mnaar voren).
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
4
Rijden
Weergave en zoemer voor begrenzingsregeling hybridesysteem en remregeling
Wanneer de begrenzingsregeling hybridesysteem of de remregeling in werking is, klinkt
de zoemer en wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de begrenzingsregeling om hetzij de acceleratie te
begrenzen hetzij het vermogen zo veel mogelijk te beperken.
Regeling Situatie Multi-informatiedisplayControle-
lampje
PKSB OFFZoe-
mer
De begrenzingsregeling
hybridesysteem is in
werking (regeling be-
grenzing acceleratie)Acceleratie is
vanaf een be-
paalde snelheid
niet mogelijk.
Brandt niet
Kort
piep-
signaal De begrenzingsregeling
hybridesysteem is in
werking (regeling om
het vermogen zo veel
mogelijk te beperken)Er moet harder
dan normaal
worden geremd
Brandt niet
De remregeling is in
werkingEen noodstop is
noodzakelijk
De auto is tot stilstand
gebracht door de wer-
king van het systeemDe auto is tot
stilstand ge-
bracht na wer-
king door de
remregeling
Brandt
Signaleringsgebied sensoren
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie verschilt van dat
van de Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 248)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie mogelijk niet geactiveerd,
ook al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een obstakel en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Werking systeem
Wanneer de auto tot stilstand wordt
gebracht door de werking van het
systeem, wordt de Parking Support
Brake-functie uitgeschakeld en brandt
het controlelampje PKSB OFF.
Systeemherstel
Wanneer de Parking Support Brake-functie
wordt uitgeschakeld door de werking van
het systeem en u de werking ervan wilthervatten, schakel dan de Parking Support
Brake-functie weer in (→
255) of zet het
contact UIT en weer AAN. Wanneer de
auto rijdt terwijl een obstakel zich niet
langer in de rijrichting van de auto
bevindt of wanneer de rijrichting van de
auto wijzigt (bijvoorbeeld wanneer u
eerst vooruit reedt en vervolgens
achteruit en vice versa), wordt de werking
van het systeem automatisch hervat.
Obstakels die niet door de sensoren
worden waargenomen
De volgende obstakels worden mogelijk
niet door de sensoren gesignaleerd.
• Objecten zoals mensen, doeken en
sneeuw die geluidsgolven slecht
reflecteren. (Met name mensen die
bepaalde soorten kleding dragen
worden mogelijk niet gesignaleerd.)
• Objecten die niet loodrecht op de
grond staan, objecten die niet in een
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
258
rechte hoek ten opzichte van de
rijrichting van de auto staan,
ongelijkmatige of golvende objecten
• Lage objecten
• Dunne objecten zoals draden, hekken,
touwen en palen van verkeersborden
• Objecten die zich extreem dicht bij de
bumper bevinden
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 250
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 251
In het onwaarschijnlijke geval dat de
Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d.
Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat
de Parking Support Brake-functie per
ongeluk in werking treedt op een
kruispunt e.d., wordt de remregeling na
ongeveer 2 seconden uitgeschakeld,
zodat u verder kunt rijden en de plek
kunt verlaten. Bovendien wordt de
remregeling ook uitgeschakeld als het
rempedaal wordt ingetrapt. Wanneer u
het gaspedaal weer intrapt, kunt u weer
verder rijden en de plek verlaten.
Bij het verwijderen en plaatsen van de
12V-accu
Het systeem moet worden geïnitialiseerd.
Het systeem kan worden geïnitialiseerd
door gedurende ten minste 5 seconden
recht vooruit te rijden met een snelheid
van ongeveer 35 km/h of hoger.
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
• Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d.
op de sensor. Als dit gebeurt,
verwijder dan het ijs, de sneeuw, hetvuil, e.d. van de sensor om te zorgen
dat het systeem weer normaal werkt.
Ook wordt er bij lage temperaturen
mogelijk een waarschuwingsmelding
weergegeven doordat zich ijs vormt
op de sensor en de sensor daardoor
mogelijk geen obstakels signaleert.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
•
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als deze
melding ook na het verwijderen van het
vuil van de sensor wordt weergegeven of
wordt weergegeven wanneer de sensor
helemaal niet vuil was.
Wanneer “PKSB Malfunction Visit Your
Dealer” (storing in de PKSB, ga naar
uw dealer) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven,
het controlelampje PKSB OFF knippert
en de zoemer klinkt
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
systeem. Wanneer u uitsluitend op het
systeem vertrouwt, kan dat resulteren
in een ongeval.
•
Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk. Let goed
op de omgeving om te zorgen dat u
veilig rijdt. De Parking Support
Brake-functie kan helpen om de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Afhankelijk van de situatie werkt het
systeem mogelijk niet.
•De Parking Support Brake-functie is
niet ontworpen om de auto volledig tot
stilstand te brengen. Bovendien, zelfs
wanneer de Parking Support
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
259
4
Rijden