Voorbeelden van het in werking treden
van de functie (stilstaande objecten
rond de auto) (auto's met Advanced
Park)
Het systeem werkt in de volgende
situaties wanneer in de omgeving van de
auto een stilstaand object wordt
gesignaleerd.
Als er bij vooruitrijden een kans bestaat
op een aanrijding met een stilstaand
object aan de binnenzijde van een bochtAls er bij achteruitrijden een kans
bestaat op een aanrijding met een
stilstaand object aan de buitenzijde van
een bocht
Soorten sensoren
→Blz. 228
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 229
Als het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) onnodig wordt
geactiveerd, bijvoorbeeld op een
spoorwegovergang
→Blz. 250
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 229
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten voor en achter de
auto)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 86, blz. 387)
en aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
252
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een stilstaand object
in de rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er onmiddellijk moet worden
geremd om een aanrijding te
voorkomen.
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten rond de auto)
(auto's met Advanced Park)
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan een van de onderstaande
voorwaarden wordt voldaan, maar ook
aan de werkingsvoorwaarden voor
stilstaande objecten voor en achter de
auto.
• Nadat het brandstofcelsysteem is
gestart, heeft de auto maximaal 7 m
gereden
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in
stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (stilstaande objecten
voor en achter de auto/stilstaande
objecten rond de auto)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.– Het systeem stelt vast dat de
aanrijding voorkomen kan worden
met normaal remmen.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie (stilstaande
objecten voor en achter de
auto/stilstaande objecten rond de auto)
verschilt van dat van de Toyota Parking
Assist-sensor. (→Blz. 233) Daardoor
wordt de PKSB (Parking Support Brake)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door het systeem
→Blz. 230
Zijsensoren en zijcamera's
→Blz. 236
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 231
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 232
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
253
5
Rijden
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
(stilstaande objecten rond de auto)
(auto's met Advanced Park)
Behalve in de situaties waarin stilstaande
objecten voor en achter de auto
(→blz. 252) mogelijk niet door de
sensoren worden gesignaleerd, werkt
het systeem mogelijk ook niet in het
volgende geval:
• Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals
fileparkeren
5.5.12 Parking Support
Brake-functie (bewegende
voertuigen achter de auto)
*
*Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een voertuig
signaleert dat van rechts of links achter
nadert en het systeem bepaalt dat de
kans op een aanrijding groot is, activeert
deze functie de remmen om de kans op
een aanrijding met het naderende
voertuig te verkleinen.Voorbeelden van het in werking treden
van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties
zoals hieronder aangegeven wanneer in
de rijrichting van de auto een auto wordt
gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en
het rempedaal wordt niet of te laat
ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 224
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 224
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 86, blz. 387)
en aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er naderen voertuigen de auto van
rechts of links achter met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De transmissie staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
254
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik voor bewegende
voertuigen achter de auto verschilt van
het detectiebereik van de RCTA
(→blz. 239). Daardoor wordt de functie
voor bewegende voertuigen achter de
auto mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en geeft de
RCTA een waarschuwing.RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) niet is
uitgeschakeld en de remregeling in
werking is, klinkt de zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 240
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 241
5.5.13 Parking Support
Brake-functie (voetgangers
achter de auto)
*
*Indien aanwezig
Wanneer de camerasensor achter tijdens
het achteruitrijden een voetganger
signaleert achter de auto en het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met de gesignaleerde voetganger groot
is, klinkt er een zoemer. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
Voorbeelden van de werking van het
systeem
Wanneer tijdens het achteruitrijden een
voetganger wordt gesignaleerd achter de
auto of het rempedaal niet of te laat
wordt ingetrapt.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
5
Rijden
Multimedia-display
Geeft een melding weer om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken
wanneer er een voetganger wordt
gesignaleerd in het detectiegebied achter
de auto. (Er wordt ook een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en het head-up display
[indien aanwezig].)
AVoetgangerdetectie-icoon
BBRAKE (remmen)
WAARSCHUWING!
Als de PKSB (Parking Support Brake)
werkt terwijl het niet nodig is
Trap het rempedaal in direct nadat het
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
in werking is getreden. (De werking van
de functie wordt geannuleerd door het
rempedaal in te trappen.)
Correct gebruik van het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
→Blz. 242
OPMERKING
Wanneer “Parking Support Brake
Unavailable Remove the Dirt from Rear
Camera” (Parking Support Brake niet
beschikbaar, verwijder het vuil van de
camera achter) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay en het
controlelampje PKSB OFF brandt
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving.
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 86, blz. 387)
en aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De transmissie staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert
tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto en het
systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.
– Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd achter de auto.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een voetganger
te voorkomen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer
achter de auto gesignaleerd.
• Remregeling
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– De voetganger wordt niet langer
achter de auto gesignaleerd.
Weer inschakelen van de functie
“Voetgangers achter de auto”
→Blz. 250
Detectiegebied
Het detectiegebied van de functie
“Voetgangers achter de auto” verschilt
van het detectiegebied van de
RCD-functie (→blz. 244). Daardoor
wordt de functie “Voetgangers achter de
auto” mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCD-functie een
voetganger en geeft de RCD een
waarschuwing.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 245
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 2455.5.14 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Beschrijving functie
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in of
verlaten van een parkeervak door de
dode hoeken rond de auto en de beoogde
parkeerplaats via een vogelperspectief
weer te geven en de manoeuvre te
begeleiden via schermweergaves, de
werking van een zoemer, het wijzigen van
de schakelstand en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal.
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor
*het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat van
het wegdek of de auto of de afstand
tussen de auto en het parkeervak is het
wellicht niet mogelijk om het parkeren in
het beoogde vak te begeleiden.
*Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
Functies
Functie haaks inparkeren (vooruit/
achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto tot stilstand is
gebracht in de buurt van het beoogde
parkeervak tot het moment dat de auto
zich in het parkeervak bevindt.
(→Blz. 265)
Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
De begeleidingsfunctie werkt vanaf het
punt waarop de auto geparkeerd staat tot
het moment dat de auto zich op een plek
bevindt waar u het parkeervak
gemakkelijk kunt verlaten. (→Blz. 267)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
5
Rijden
CToets wijzigen parkeertype
Als er meerdere toetsen worden
weergegeven, verschilt de functie
afhankelijk van de toestand van de
toets als volgt.
of: Wijzigen van het
beoogde parkeervak.
of: Selecteren van het
huidige beoogde parkeervak.
: Selecteer deze toets om over te
schakelen op de functie fileparkeren.
: Overschakelen naar functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
DToets MODE
Hiermee kunt u wisselen tussen de
geheugenfunctie en de functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) en
fileparkeren. (→Blz. 276)
EToets “Start”
Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding starten.
FToets wijzigen richting haaks
inparkeren
Hiermee kunt u wisselen tussen de
functie parkeren (vooruit) en de
functie parkeren (achteruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (vooruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (achteruit)
GToets voor persoonlijke
voorkeursinstelling
Hiermee kunt u het instelscherm voor
Advanced Park weergeven.
(→Blz. 279)
HRegistratietoets
Selecteer deze toets om het
registreren van een parkeervak te
startenBegeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)
*en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 228
*De gele lijn aan de zijkant wordt niet
weergegeven als de beoogde stoppositie
zich op een afstand van ongeveer 2,5 m
of meer van de auto bevindt.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 228), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Werking systeem
Druk op de schakelaar van de
SNOW-modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt
de SNOW-modus ingeschakeld en gaat
het controlelampje SNOW-modus op het
multi-informatiedisplay branden. Als de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
gaat het controlelampje SNOW-modus
uit.
Ty p e A
Ty p e B
Automatisch uitschakelen van de
SNOW-modus
De SNOW-modus wordt automatisch
uitgeschakeld als na het rijden in deze
stand het contact UIT wordt gezet.
5.5.17 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als de
omstandigheden daar om vragen. Houder echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
283
5
Rijden