Signaleerbare objecten RijsnelheidSnelheidsverschil tussen uw
auto en het object
Voorliggers, stilstaande voer-
tuigen, fietsers en voetgan-
gersOngeveer 40 - 80 km/h Ongeveer 40 - 80 km/h
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl de Emergency Steering Assist in
werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
• Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
• Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling
gedraaid.
• Het rempedaal is ingetrapt.
• Assistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash-waarschuwing)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links
afslaan op een kruispunt gericht op tegenliggers niet.
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheid Snelheid tegenliggerSnelheidsverschil
tussenuwautoen
het object
TegenliggersOngeveer 10 -
25 km/hOngeveer 30 -
55 km/hOngeveer 40 -
80 km/h
VoetgangersOngeveer 10 -
25 km/h-Ongeveer 10 -
25 km/h
• Assistentie bij het rechts/links afslaan op een kruispunt (Pre-Crash Brake-functie)
Wanneer de richtingaanwijzers niet knipperen, werkt de assistentie bij het rechts/links
afslaan op een kruispunt gericht op tegenliggers niet.
Signaleerbare objec-
tenRijsnelheid Snelheid tegenliggerSnelheidsverschil
tussenuwautoen
het object
TegenliggersOngeveer 15 -
25 km/hOngeveer 30 -
45 km/hOngeveer 45 -
70 km/h
VoetgangersOngeveer 10 -
25 km/h-Ongeveer 10 -
25 km/h
Objectdetectiefunctie
Het systeem signaleert obstakels op basis
van hun formaat, vorm, beweging, enz.
Afhankelijk van de helderheid van het
omgevingslicht en de beweging, het
postuur en de hoek van het gesignaleerde
object wordt een object mogelijk niet
gesignaleerd, waardoor het systeem niet
goed werkt. (→Blz. 194) De afbeelding
geeft aan hoe de gesignaleerde objecten
worden weergegeven.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
192
• In aanvulling op het bovenstaande
werkt de Emergency Steering Assist in
sommige situaties, zoals de
onderstaande, mogelijk niet.
– Wanneer de witte (gele)
rijstrookmarkeringen niet goed
zichtbaar zijn, bijvoorbeeld wanneer
deze vaag zijn of splitsen/
samenkomen of wanneer er een
schaduw over valt
– Wanneer de rijstrook breder of
smaller is dan gebruikelijk
– Wanneer er een licht en donker
patroon op het wegdek aanwezig is,
bijvoorbeeld als gevolg van
wegwerkzaamheden
– Wanneer het doel te dichtbij is
– Wanneer er onvoldoende ruimte is
waar de auto veilig en onbelemmerd
in kan rijden
– Wanneer er tegenliggers zijn
– Wanneer de VSC-functie in werking
is
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, wordt er mogelijk
onvoldoende remkracht of
stuurkracht gegenereerd, waardoor
het systeem niet goed werkt:
– Als de remmen niet op volle sterkte
kunnen werken, bijvoorbeeld
wanneer de onderdelen van het
remsysteem extreem koud, extreem
heet of nat zijn
– Als de auto niet goed wordt
onderhouden (extreem versleten
remdelen of banden, onjuiste
bandenspanning, enz.)
– Als er met de auto gereden wordt op
grind of een andere gladde
ondergrond– Bij diepe spoorvorming in het
wegdek
– Als op een helling wordt gereden
– Bij het rijden over wegen met
hellingen links of rechts
Als de VSC is uitgeschakeld
• Als de VSC wordt uitgeschakeld
(→blz. 285), worden ook de Pre-Crash
Brake Assist-functie en de Pre-Crash
Brake-functie uitgeschakeld.
• Het waarschuwingslampje PCS gaat
branden en “VSC Turned OFF
Pre-Collision Brake System
Unavailable” (VSC uitgeschakeld,
Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)
Overzicht van functies
Als wordt gereden op een weg met
duidelijke witte (gele)
rijstrookmarkeringen, waarschuwt het
LTA-systeem de bestuurder wanneer de
auto de huidige rijstrook of koers dreigt
te verlaten
*. Het systeem kan ook het
stuurwiel enigszins bedienen om te
helpen voorkomen dat de rijstrook of
koers wordt verlaten
*. Wanneer de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld,
bedient dit systeem het stuurwiel ook om
de auto goed op de rijstrook te houden.
Het LTA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan
*met
behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*De grens tussen asfalt en de kant van de
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
197
5
Rijden
– Objecten die in de richting van uw
auto bewegen als u achteruitrijdt,
zoals vlaggen of plassen (of materie
in de lucht, zoals rook, stoom, regen
of sneeuw)
– Straten met kinderkopjes of grind,
tramrails, wegwerkzaamheden,
witte lijnen, zebrapaden of gevallen
bladeren op de weg
– Metalen afdekkingen (roosters),
zoals gebruikt boven afvoergoten
– Objecten die gereflecteerd worden
in een plas of op een nat wegdek
– Schaduwen op de weg
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, werkt de Rear Camera
Detection-functie mogelijk terwijl er
zich geen voetgangers in het
detectiegebied bevinden.
– Bij achteruitrijden richting de
wegkant of een kuil in de weg
– Bij heuvelop/heuvelaf
achteruitrijden
– Als de achterzijde van de auto
omhoog of omlaag staat door de
belading van de auto
– Als er een bumperbeschermer, zoals
een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper
– Als de stand van de camera achter is
gewijzigd
– Wanneer een sleepoog op de
achterzijde van de auto is
gemonteerd
– Wanneer er water over de lens van
de camera achter stroomt
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Als er zich een knipperende lamp in
het detectiegebied bevindt, zoals de
alarmknipperlichten van een ander
voertuig
– Als er sneeuwkettingen of een
bandenreparatieset worden
gebruikt
• Omstandigheden waaronder de
werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt
– De zoemer is mogelijk moeilijk tehoren wanneer er veel
omgevingsgeluid is, het volume van
het audiosysteem hoog staat, de
airconditioning is ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur
extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
5.5.10 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object of voetganger groot is, wordt een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger
zeer groot is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Parking Support Brake-functie
(stilstaande objecten voor en achter de
auto/stilstaande objecten rond de auto
*)
→Blz. 251
Parking Support Brake-functie
(bewegende voertuigen achter de auto)
→Blz. 254
Parking Support Brake-functie
(voetgangers achter de auto)
→Blz. 255
*Indien aanwezig
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem
is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Als de auto een aanhangwagen trekt
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten voor en achter de
auto, voor voertuigen die achterlangs
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
5
Rijden
rijden, voor voetgangers achter de auto
en voor stilstaande objecten rondom de
auto) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 91)
1. Druk op
ofomte
selecteren.
2. Druk op
ofomPKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de Parking Support Brake
wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje PKSB OFF (→blz. 86)
branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u
het weer wilt inschakelen, selecteer
dan
op het multi-
informatiedisplay, selecteerPKSB
en vervolgens “On” (aan). Als het
systeem door middel van deze
methode is uitgeschakeld, wordt het
niet automatisch weer ingeschakeld
nadat het contact UIT en weer AAN is
gezet.
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling vermogen
brandstofcelsysteem en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem of de remregeling in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay, het head-up
display (indien aanwezig) en het scherm
van het multimediasysteem om de
bestuurder te waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem om hetzij de
acceleratie te begrenzen hetzij het
vermogen zo veel mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.Multimedia-display: Geen
waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Ahead Speed Reduced”
(object vóór de auto gesignaleerd,
snelheid begrensd)
Head-up display (indien aanwezig):
Geen waarschuwing weergegeven
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
brandstofcelsysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Multimedia-display: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay en head-up
display (indien aanwezig): BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Multimedia-display: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay en head-up
display (indien aanwezig): BRAKE!
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Multimedia-display: “Switch to Brake”
(verplaats voet naar rempedaal) (Als
het gaspedaal niet wordt ingetrapt,
wordt “Press Brake Pedal” (trap het
rempedaal in) weergegeven.)
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap het rempedaal in)
weergegeven.)
Head-up display (indien aanwezig):
“Switch to Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat
er een risico op een aanrijding met een
gesignaleerd object of een voetganger
bestaat, wordt het vermogen van het
brandstofcelsysteem verminderd om een
toename van de rijsnelheid te beperken.
(Begrenzingsregeling
brandstofcelsysteem: zie afbeelding 2.)
Bovendien treedt wanneer u het
gaspedaal ingetrapt blijft houden
automatisch het remsysteem in werking
om de rijsnelheid te verlagen.
(Remregeling: zie afbeelding 3.)
• Afbeelding 1: Wanneer de PKSB
(Parking Support Brake) niet in
werking is
AVermogen brandstofcelsysteem
BRemkracht
CTijd
• Afbeelding 2: Wanneer de
begrenzingsregeling voor het
brandstofcelsysteem in werking is
AVermogen brandstofcelsysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling
brandstofcelsysteem wordt
geactiveerd (het systeem bepaalt dat
de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object groot is)
• Afbeelding 3: Wanneer de
begrenzingsregeling voor het
brandstofcelsysteem en de
remregeling in werking zijn
AVermogen brandstofcelsysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling
brandstofcelsysteem wordt
geactiveerd (het systeem bepaalt dat
de kans op een aanrijding met een
gesignaleerd object groot is)
ERemregeling wordt geactiveerd (het
systeem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is)
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
5
Rijden
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje PKSB OFF
branden. Als de Parking Support Brake
onnodig in werking treedt, kan de
remregeling worden geannuleerd door
het rempedaal in te trappen of door
ongeveer 2 seconden te wachten totdat
deze automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Wanneer de Parking Support Brake is
uitgeschakeld door de werking ervan,
kunt u zelf het systeem weer inschakelen
(→blz. 247) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Bovendien wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF uit, als aan een
van onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Stand P is geselecteerd
• Het obstakel bevindt zich niet langer
in de rijrichting van de auto.
• De rijrichting van de auto wijzigt
*
*
Behalve wanneer “voetgangers achter
de auto” in werking was.
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF brandt
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake, wordt de
Parking Support Brake uitgeschakeld en
gaat het controlelampje PKSB OFF
branden.
• Mogelijk is een van de sensoren
bedekt met bijvoorbeeld condens, ijs,
sneeuw of vuil. Verwijder dan de
condens, het ijs, de sneeuw, het vuile.d. van de sensor om te zorgen dat
het systeem weer normaal werkt. Ook
wordt er bij lage temperaturen
mogelijk een waarschuwingsmelding
weergegeven doordat zich ijs vormt
op een sensor en een sensor daardoor
mogelijk geen obstakels signaleert.
Zodra het ijs smelt, zal het systeem
weer normaal werken.
• Als deze melding alleen wordt
weergegeven als de selectiehendel in
stand R staat, is de lens van de camera
achter mogelijk vuil. Reinig de lens van
de camera. Wanneer deze melding
wordt weergegeven wanneer de
selectiehendel in een andere stand
dan R staat, is een sensor op de voor-
of achterbumper mogelijk vuil. Reinig
de sensoren en het omliggende
gebied op de bumpers.
• Als deze melding na het schoonmaken
van de sensor nog steeds wordt
weergegeven of wordt weergegeven
ondanks dat de sensor schoon is, laat
uw auto dan controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet, de PKSB (Parking
Support Brake-systeem) is ingeschakeld
en de sensoren voor en achter een
stilstaand object signaleren en de
remregeling wordt uitgevoerd, klinkt de
zoemer van de Toyota Parking
Assist-sensor om de geschatte afstand
tot het obstakel aan te geven.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
250
5.5.11 Parking Support
Brake-functie (stilstaande
objecten voor en achter de
auto/stilstaande objecten rond de
auto
*)
*Indien aanwezig
Als de sensoren een stilstaand object, zoals
een muur, signaleren in de rijrichting van de
auto en het systeem oordeelt dat zich een
aanrijding voor kan doen doordat de auto
plotseling naar voren beweegt doordat het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt,
wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt
doordat de verkeerde schakelstand wordt
geselecteerd of tijdens het parkeren of het
rijden met een lage snelheid, werkt het
systeem om de gevolgen van een aanrijding
met het gesignaleerde stilstaande object zo
veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van het in werking treden
van de functie (stilstaande objecten
voor en achter de auto)
Deze functie werkt in situaties zoals
hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een object wordt
gesignaleerd.
Er wordt langzaam gereden en het
rempedaal wordt niet of te laat ingetraptWanneer het gaspedaal diep wordt
ingetrapt
Wanneer de auto de verkeerde kant op
rijdt doordat de verkeerde schakelstand
is geselecteerd
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
5
Rijden