6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AExtra opbergvakken*(→Blz. 312)
BBekerhouders (→blz. 311)
CConsolevak (→blz. 312)
DPasjeshouders (→blz. 312)
EDashboardkastje (→blz. 310)
*Indien aanwezig
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de opbergvakken
moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
310
1. Ontgrendelen met de mechanische
sleutel
2. Vergrendelen met de mechanische
sleutel
Verlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje
gaat branden als de achterlichten
branden.
Hoofdschakelaar openingssysteem
achterklep
In het dashboardkastje bevindt zich de
hoofdschakelaar van het
openingssysteem van de achterklep.
(→Blz. 116)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt
geraakt door het open dashboardkastje of
door items in het dashboardkastje.
Bekerhouders
VoorAchter (auto's zonder stoelverwarming
achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
Achter (auto's met stoelverwarming achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
bekerhouder mogen worden
geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders
dan bekers of blikjes. Er mogen geen
ongeschikte voorwerpen in de
bekerhouders worden opgeborgen,
ook niet als het deksel is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij een
ongeval of plotseling remmen uit de
bekerhouders worden geslingerd en
letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk
warme dranken af om verbranding te
voorkomen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
311
6
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING(Vervolg)
losgekoppeld zijn van de
accessoireaansluiting als het contact UIT
wordt gezet.
Als een dergelijk accessoire niet
losgekopppeld is, kan het volgende
gebeuren:
• De portieren kunnen niet worden
vergrendeld met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
• Het beginscherm wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
• De interieurverlichting, de
dashboardverlichting, enz. gaan
branden.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet
langer dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Accessoireaansluiting (220 V AC)
(indien aanwezig)
Dit systeem maakt het gebruik van
elektrische apparaten met een totaal
stroomverbruik van 1500 W bij 220 V AC
in de auto mogelijk. Het wordt niet
aanbevolen elektrische apparaten buiten
de auto van stroom te voorzien,
aangezien dit mogelijk in strijd is met de
wet- en regelgeving van het land of de
regio waar hij wordt gebruikt. Als u
elektrische apparaten buiten de auto van
stroom voorziet, controleer dan vooraf de
wet- en regelgeving bij de
desbetreffende lokale overheid van het
land of de regio. Zorg er ook voor dat u
geen elektrische apparaten en snoeren
meesleept wanneer u de auto verplaatst.Gebruik van de accessoireaansluiting
Open de klep.
Bij het inschakelen van de
accessoireaansluiting
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd, trap het rempedaal
stevig in en druk op de startknop.
2. Controleer of het controlelampje
READY brandt en druk op de
schakelaar AC 220V.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt wanneer het controlelampje
in de schakelaar AC 220V brandt.
Telkens wanneer de schakelaar AC
220V wordt ingedrukt, wordt de
accessoireaansluiting
uitgeschakeld/ingeschakeld.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
323
6
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING(Vervolg)
aangebracht. Anders kan het systeem
beschadigd raken.
• Houd de sproeierkop uit de buurt van
hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers of de volgende
onderdelen. Wanneer onderdelen in
aanraking komen met sterke
waterstralen, kunnen ze beschadigd
raken.
– Brandstofcelpakket
– Aan tractie gerelateerde onderdelen
– Onderdelen stuurinrichting
– Onderdelen wielophanging
– Onderdelen remsysteem
• Houd de sproeierkop op ten minste
30 cm van de carrosserie. Anders
kunnen kunststof delen, zoals lijsten
en bumpers, vervormd of beschadigd
raken.
• Houd de sproeierkop ook niet de hele
tijd op dezelfde plek.
• Spuit niet continu met water op het
onderste gedeelte van de voorruit.
• Daar bevindt zich de
luchtinlaatopening voor de
airconditioning en als daar water
doorheen komt, werkt de
airconditioning mogelijk niet goed.
• Reinig de onderzijde van de auto niet
met een hogedrukreiniger.
7.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur van uw auto
Reinig de onderdelen en materialen op de
daarvoor juiste wijze.
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel. Verwijder alle
sporen van het reinigingsmiddel en
water grondig met een schone,
vochtige doek.Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat
ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog
mogelijk wordt gehouden.
Omgaan met de veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
Bij het reinigen van de beklede delen
van het dashboardkastje, het
consolevak, enz.
Wanneer er plakband met sterke
hechting wordt gebruikt, kan het
oppervlak van de bekleding beschadigd
raken.
Zijruiten voor met UV- of IR-
beschermende laag
De zijruiten voor hebben een UV- of
IR-beschermende laag. Houd u aan het
volgende om schade aan de UV- of
IR-beschermende laag te voorkomen:
• Wanneer de ruiten vuil zijn, veeg ze
dan zo snel mogelijk voorzichtig
schoon met een natte (lauwwarme)
doek.
• Wanneer de ruiten zeer vuil zijn, open
en sluit ze dan niet herhaaldelijk.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Giet of mors geen vloeistof in de
auto, zoals op de vloer, in de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij of in de bagageruimte.
(→Blz. 80) Dit kan brand of storingen
in de tractiebatterij, de elektrische
componenten, enz. veroorzaken.
7.1 Onderhoud en verzorging
335
7
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Voorkom dat onderdelen of de
bedrading van het airbagsysteem in
het interieur nat worden. (→Blz. 28)
Een elektrische storing kan ervoor
zorgen dat de airbags worden
geactiveerd of niet op de juiste wijze
werken, waardoor dodelijk of ernstig
letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name
het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard kan in de voorruit
worden weerkaatst; hierdoor kan het
gezichtsveld van de bestuurder worden
belemmerd wat een dodelijk of ernstig
ongeval tot gevolg kan hebben.
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
• Gebruik de volgende
reinigingsmiddelen niet, omdat ze
verkleuring van het interieur of
strepen en beschadigingen van
gelakte oppervlakken kunnen
veroorzaken:
– Andere gebieden dan de stoelen of
het stuurwiel: organische
reinigingsmiddelen zoals
wasbenzine of terpentine, alkalische
of zuurhoudende middelen,
textielverf of bleekmiddel
– Stoelen: alkalische en
zuurhoudende middelen, zoals
thinner, wasbenzine en alcohol
– Stuurwiel: organische
reinigingsmiddelen, zoals thinner,
en reinigingsmiddelen met alcohol
• Gebruik geen autowas of lakcleaner.
Het dashboard of andere gelakte
delen van het interieur kunnen
beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van
lederen bekleding
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
beschadiging en vroegtijdige slijtage
van lederen bekleding te voorkomen:
OPMERKING(Vervolg)
• Verwijder stof en vuil onmiddellijk van
de bekleding.
• Stel de auto niet langdurig bloot aan
direct zonlicht. Parkeer uw auto in de
schaduw, vooral bij warm weer.
• Leg geen vinyl of plastic voorwerpen
of artikelen die was bevatten op de
bekleding, aangezien ze bij hoge
temperaturen in het interieur mogelijk
aan het leer vast blijven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet
met water. Water dat in contact komt
met elektrische onderdelen boven of
onder de vloerbedekking, kan schade
aan de verschillende systemen van de
auto veroorzaken, bijvoorbeeld aan het
audiosysteem. Water kan bovendien
roest aan de carrosserie veroorzaken.
Bij het schoonmaken van de
binnenzijde van de voorruit
Zorg ervoor dat er geen ruitenreiniger
op de lens terechtkomt. Raak de lens ook
niet aan. (→Blz. 183)
Schoonmaken van de binnenzijde van
de achterruit
• Gebruik geen ruitenreiniger om de
achterruit schoon te maken. Hierdoor
kunnen de verwarmingsdraden en
antenne beschadigd raken. Veeg de
ruit voorzichtig schoon met een doek
en lauw water. Veeg de ruit schoon in
dezelfde richting als de
verwarmingsdraden en antenne.
• Voorkom beschadiging van de
verwarmingsdraden en de antenne.
Schoonmaken van de zijruiten voor
Gebruik geen chemische of
schuurmiddelen (bijv. ruitenreiniger,
reinigingsmiddelen, was) om de ruiten
schoon te maken. Anders kan de laag
beschadigd raken.
7.1 Onderhoud en verzorging
336
WAARSCHUWING!(Vervolg)
velg beschadigd kunnen raken.
Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie
of vet van de wielbouten of
wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen. Als u dat wel doet, kan er
tijdens het rijden lucht uit de band
ontsnappen, waardoor een ongeval zou
kunnen ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de wielmoeren van
Toyota en de juiste wielmoersleutel
voor uw lichtmetalen velgen.• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
7.3.10 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
Auto's met linkse besturing:
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje.
3. Verwijder het paneel.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
361
7
Onderhoud en verzorging
4. Ontgrendel de afdekkap van het filter
(
A), haal de afdekkap van het filter
uit de klauwen (
B) en verwijder de
afdekkap van het filter.
5. Verwijder de filterhouder.
6. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder met
de aanduiding
UP naar boven
gericht.
Auto's met rechtse besturing:
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje en schuif
de demper los.3. Duw het dashboardkastje aan de
zijkanten vanaf de buitenzijde naar
binnen om de klauwen vrij te maken.
4. Trek het dashboardkastje naar buiten
en maak de onderste klauwen vrij.
5. Ontgrendel de afdekkap van het filter
(
A), haal de afdekkap van het filter
uit de klauwen (
B) en verwijder de
afdekkap van het filter.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
362
Dashboard bestuurderszijde
Auto's met linkse besturing:
Druk de borglip in en verwijder het
deksel.
Druk tijdens het verwijderen of
plaatsen de borglip in.
Auto's met rechtse besturing:
Druk de borglip in en verwijder het
deksel.
Druk tijdens het verwijderen of
plaatsen de borglip in.Dashboard passagierszijde
Auto's met linkse besturing:
Verwijder het afdekplaatje.
Verwijder de stekker van de
voetenruimteverlichting.
Verwijder het deksel.
Druk tijdens het verwijderen/plaatsen
van de klep de klauw in.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
369
7
Onderhoud en verzorging