4.4Tanken ....................194
4.4.1 Openen van de tankdop......194
4.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................196
4.5.1 Toyota Safety Sense........196
4.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-systeem) . 200
4.5.3 LTA (Lane Tracing Assist).....211
4.5.4 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik......220
4.5.5 RSA (Road Sign Assist)
*......231
4.5.6 BSM (Blind Spot Monitor).....236
4.5.7 Toyota Parking Assist-sensor
*. . 240
4.5.8 RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert) .................248
4.5.9 PKSB (Parking Support Brake)
*. . 253
4.5.10 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......259
4.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*...............261
4.5.12 Rijmodusselectieschakelaar . . . 262
4.5.13 Trail-modus.............263
4.5.14 GPF-systeem (benzineroetfilter)
*...................264
4.5.15 Ondersteunende systemen . . . 265
4.6 Rijtips.....................271
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto.............271
4.6.2Rijdenindewinter .........272
4.6.3 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............275
5. Voorzieningen in het interieur
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........280
5.1.1 Automatische airconditioning
voor ..................280
5.1.2 Automatische airconditioning
achter.................287
5.1.3 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming/
stoelventilatoren
*..........290
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 292
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 292
5.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 295
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......295
5.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............299
5.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur ...................3035.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur ...............303
6. Onderhoud en verzorging
6.1 Onderhoud en verzorging.........314
6.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieurvanuwauto........314
6.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieurvanuwauto ........316
6.2 Onderhoud..................318
6.2.1 Onderhoud en reparatie......318
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......319
6.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........319
6.3.2 Motorkap...............321
6.3.3 Plaatsen van een garagekrik....322
6.3.4Motorruimte .............323
6.3.512V-accu ...............327
6.3.6 Banden................329
6.3.7 Bandenspanning..........339
6.3.8Velgen.................340
6.3.9 Interieurfilter............341
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) . 343
6.3.11 Batterij elektronische sleutel . . 346
6.3.12 Controleren en vervangen van
zekeringen.............348
6.3.13 Lampen...............350
7.Bij problemen
7.1 Belangrijke informatie...........360
7.1.1 Alarmknipperlichten........360
7.1.2 Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . 360
7.1.3 Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt.......361
7.2 Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen................362
7.2.1 Als uw auto moet worden
gesleept...............362
7.2.2 Als u denkt dat er iets mis is....364
7.2.3 Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt . . . 365
7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven........373
7.2.5 Als uw auto een lekke band heeft . 377
3
1
2
3
4
5
6
7
8
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk
niet, zelfs niet wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
•
Tijdens het gebruik kunnen verschil-
lende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg heb-
ben dat de lucht die uit de uitstroomo-
peningen komt niet lekker ruikt.
•Voorkomen van onaangename geuren:– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
–
Mogelijk wordt het inschakelen van de
aanjager direct nadat de airconditio-
ning in de automatische modus wordt
ingeschakeld even vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 341
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is ingeschakeld.
Als de voorruitverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
Als de volledige-voorruitverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak de voorruit niet aan wanneer de
volledige-voorruitverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Bedieningsscherm airconditioning voor
(scherm audiosysteem)
Hoofdscherm
1. Kies
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Climate” (klimaat).
3. Selecteer “Front” (voor).
ASelecteren van de
luchtcirculatiemodus
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
283
5
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de
elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de airconditio-
ning wordt ingeschakeld en/of als de
koelvloeistoftemperatuur hoog is.
(→
Blz. 326)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te
beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof, enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige motorslijtage door vuil in de
inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te
hoog is
Het is normaal dat het remvloeistof-
niveau iets lager wordt door slijtage van
de remblokken of door een hoog
vloeistofniveau in de accumulator. Als
het reservoir regelmatig moet worden
bijgevuld, kan dit duiden op een serieus
probleem.
6.3.2 Motorkap
Openen van de motorkap
1. Trek de ontgrendelingshendel van de
motorkap naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog springen.
2. Trek de veiligheidshaak omhoog en
open de motorkap.
3. De motorkap kan worden
opengehouden door de steun in de
uitsparing van de kap te zetten.
WAARSCHUWING!
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht
en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld
is, kan hij tijdens het rijden onverwacht
opengaan, waardoor een ongeval kan
ontstaan met mogelijk dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg.
Voorkomen van letsel
De steun kan heet zijn na het rijden.
Wanneer u een hete steun aanraakt,
kunt u brandwonden en ander ernstig
letsel oplopen.
Na plaatsing van de steun in de opening
Zorg ervoor dat de steun goed in de
opening zit als de motorkap openstaat,
om te voorkomen dat de motorkap op
uw hoofd of lichaam valt.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
321
6
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
raken. Daarnaast kunnen de wielmoeren
loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met dodelijk of
ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie of
vet van de wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet
toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde
velgen. Als u dat wel doet, kan er tijdens
het rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen
ontstaan.
OPMERKING
Vervangen van bandenspannings-
sensoren en -zenders
•
Omdat het repareren of vervangen van
een band invloed kan hebben op de
bandenspanningssensoren en -zenders,
adviseren we u deze werkzaamheden uit
te laten voeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Ga ook voor de aanschaf
van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
•
Gebruik uitsluitend de Toyota-wiel-
moeren en de Toyota-wielmoersleutel bij
uw lichtmetalen velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
6.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen van het interieurfilter
Auto's met linkse besturing
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje. Maak de
demper los.
3. Duw het dashboardkastje aan de zijde
die zich het dichtst bij het portier
bevindt naar binnen om de klauwen
vrij te maken. Trek vervolgens het
dashboardkastje naar buiten en maak
de onderste klauwen vrij.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
341
6
Onderhoud en verzorging
6. Verwijder het interieurfilter uit de
filterhouder en vervang het.
Plaats het filter en de filterhouder met
de aanduiding
UP naar boven
gericht.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is. Als de airconditioning
zonder filter gebruikt wordt, kan het
systeem beschadigd raken.
6.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
Controleer, om een hoger
brandstofverbruik te voorkomen, de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) periodiek
op verontreinigingen. Als “Maintenance
Required for Traction Battery Cooling
Parts See Owner’s Manual” (Onderhoud
vereist voor koelonderdelen
tractiebatterij, zie handleiding) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay, moet de
ventilatieopening worden gereinigd
volgens onderstaande procedure:
Wanneer is vaker periodiek onderhoud
nodig?
Afhankelijk van de
gebruiksomstandigheden van de auto,
zoals veelvuldig gebruik of bij het rijden in
druk verkeer of in stoffige gebieden, moet
de ventilatieopening mogelijk vaker
worden schoongemaakt. Zie voor details
het onderhoudsboekje of het
garantieboekje.
Schoonmaken van de ventilatieopening
Onjuist omgaan met de kap en het filter
van de ventilatieopening kan schade
eraan tot gevolg hebben. Indien u twijfels
hebt over het schoonmaken van het filter,
neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner’s Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
zie handleiding) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Reinig de ventilatieopeningen
onmiddellijk.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
343
6
Onderhoud en verzorging
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, kan dit
duiden op een storing. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– “Hybrid System Malfunction”
(storing hybridesysteem)
– “Check Engine” (controleer motor)
– “Hybrid Battery System
Malfunction” (storing
tractiebatterijsysteem)
– “Accelerator System Malfunction”
(systeemstoring gaspedaal)
– “Smart Entry & Start System
Malfunction See Owner's Manual”
(Storing Smart entry-systeem met
startknop. Raadpleeg handleiding)
• Als een van de onderstaande
meldingen wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay, volg dan de
instructies op.
– “Engine Coolant Temp High Stop in
a Safe Place See Owner's Manual”
(Temperatuur koelvloeistof te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Zie handleiding)
(→blz. 399)
– “Exhaust Filter Full”
(uitlaatgasfiltersysteem vol)
(→blz. 264)
• Als “Maintenance Required for
Traction Battery Cooling Parts See
Owner's Manual” (Onderhoud vereist
voor koelonderdelen tractiebatterij,
raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven, zitten de filters
mogelijk verstopt, zijn de
ventilatieopeningen mogelijk
geblokkeerd of zit er mogelijk een gat
in het kanaal. Voer daarom de
onderstaande correctieprocedure uit.
– Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij)
(→blz. 343)
Laat de auto nakijken door uwToyota-dealer als de
waarschuwingsmelding zelfs als de
ventilatieopeningen zijn
schoongemaakt, wordt
weergegeven.
OPMERKING
Als “High Power Consumption Partial
Limit on AC/Heater Operation” (Hoog
energieverbruik. Bediening
airco/verwarming gedeeltelijk
beperkt) regelmatig wordt
weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de 12V-accu kan
verouderd zijn. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.5 Als uw auto een lekke band
heeft
Uw auto is voorzien van een reservewiel.
De lekke band kan worden vervangen
door het reservewiel.
Meer informatie over banden:→blz. 329
WAARSCHUWING!
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band. Zelfs
als er over een korte afstand met een
lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd
worden dat reparatie niet meer
mogelijk is en kan er een ongeval
ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
• Breng de auto tot stilstand op een
veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
• Activeer de parkeerrem.
• Zet de selectiehendel in stand P.
• Schakel het hybridesysteem uit.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
377
7
Bij problemen
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................67
Bedienen van het systeem......66
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........67
Startblokkering.............66
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Automatic High Beam........188
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......191 , 193
Bedieningsinstructies.....185 , 190
Draaiknop koplampverstelling . . .187
Extended Headlight Lighting. . . .187
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............190
Inschakelen van de Automatic High
Beam..................188
Inschakelen van het grootlicht . . .187
Lichtschakelaar............185
Ruitenwisser en -sproeier achter .193
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .191
Schakelaar mistlampen.......190
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........360
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........361
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .360
Bedieningsinstructies........360
De auto tot stilstand brengen . . .360
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning
achter..................287
Automatische airconditioning
voor...................280
Bediening airconditioning achter .287
Bedieningspaneel airconditioning.280
Bedieningsscherm airconditioning
voor (scherm audiosysteem). . . .283
Gebruik van de automatische
modus..............285 , 289
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........285
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........286Stoelventilatoren...........292
Stoelverwarming...........291
Stuurwielverwarming........291
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming/
stoelventilatoren*..........290
Uitstroomopeningen........290
Wijzigen van de
luchtcirculatiemodus........289
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........293
Bedienen van de leeslampjes. . . .293
Overzicht interieurverlichting . . .292
Plaats van de interieurverlichting .292
Gebruik van de ondersteunende
systemen
BSM (Blind Spot Monitor)......236
De Trail-modus inschakelen. . . .264
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........228
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik.......220
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............214
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid...........226
GPF-systeem (benzineroetfilter)* .264
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........225
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist..................228
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........255
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................248
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........224
Instellen van het zoemervolume . .245
Instellingen LTA-systeem......216
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........225
In-/uitschakelen van de Blind Spot
Monitor.................237
LTA (Lane Tracing Assist)......211
Trefwoordenlijst
487
Trefwoordenlijst
Belangrijke voorzorgsmaatregelen
in verband met uitlaatgassen....36
De juiste houding achter het stuur .23
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen tweede zitrij) .27
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels.........23,25
Plaatsen van de vloermatten.....22
SRS-airbagsysteem..........28
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel............26
Veiligheidsgordels...........24
Veilig rijden...............23
Voordat u gaat rijden.........22
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen)
Als u denkt dat er iets mis is. . . .428
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld, geopend
of gesloten...............428
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan..............430
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen)................428
Zelf uit te voeren onderhoud
12V-accu................327
Banden.................329
Bandenspanning...........339
Bandenspanningswaarschuwings-
systeem................331
Batterij elektronische sleutel. . . .346
Batterij vervangen..........346
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen.........341
Controleren en bijvullen van
motorolie................323
Controleren en vervangen van
zekeringen...............348
Controleren van de banden.....329
Controle van radiateur en
condensor...............326
De volgende zaken zijn benodigd: .346
Exterieur................327
Initialiseren van het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem................334
Interieurfilter.............341
Keuzevanvelg ............340
Koelvloeistof controleren......325Lampen.................350
Lampen vervangen..........351
Motorkap................321
Motorruimte..............323
Onderdelen..............323
Onderhoud..............319
Openen van de motorkap......321
Plaats..................327
Plaatsen van
bandenspanningssensoren en
-zenders................333
Plaatsen van een garagekrik. . . .322
Plaats lampen.............350
Plaats van het kriksteunpunt. . . .322
Registreren van
identificatiecodes..........336
Ruitensproeiervloeistof.......326
Schoonmaakprocedure.......344
Schoonmaken van de
ventilatieopeningen van het
batterijpakket (tractiebatterij) . . .343
Uitschakelen van de
hoofdschakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep (indien
aanwezig)...............350
Velgen.................340
Verwijderen van de afdekkap van
de12V-accu..............327
Verwijderen van het
interieurfilter.............341
Voordat u een lamp vervangt. . . .350
Vóór het verwijderen van de
afdekkap van de 12V-accu.....327
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit
te voeren onderhoud.........319
Wisselen van banden........331
Zoekmethoden................8
Trefwoordenlijst
493