– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit
(→blz. 262)
– Schakel de ECO-modus van de
airconditioning uit
• Als de ECO-rijmodus wordt
ingeschakeld, wordt de ECO-modus
van de airconditioning automatisch
ingeschakeld. Zelfs in dat geval kan de
ECO-modus van de airconditioning
worden uitgeschakeld door op de
schakelaar voor de ECO-modus van de
airconditioning te drukken.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontvochtigingsfunctie werkt
mogelijk niet, ook niet als A/C wordt
ingedrukt.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
De ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur en de
luchtvochtigheid.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Onnodig gebruik van de
airconditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers
gesignaleerd op de achterstoelen
•
De voorruitverwarming is niet in
werking
Wanneer de modus is ingeschakeld,
brandt het controlelampje op de
schakelaar S-FLOW-modus.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel is
ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar alle
stoelen. Wanneer de modus handmatig
wordt bediend, stopt de automatische
regeling van de luchtcirculatie.
Selecteerop het hoofdbedie-
ningsscherm of druk op de schakelaar
S-FLOW-modus op het bedieningspaneel
van de airco en stel de luchtcirculatie in.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
• Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het hybridesysteem is gestart
en op andere momenten, afhankelijk
van de buitentemperatuur, naar
stoelen zonder passagiers worden
geleid.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
285
5
Voorzieningen in het interieur
• Als, nadat het hybridesysteem is
gestart, passagiers in de auto van
plaats veranderen of in of uit de auto
stappen, kan het systeem de
aanwezigheid van passagiers niet
goed bepalen en werkt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Uitstroomopeningen midden voor
Uitstroomopeningen opzij voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken.
Richt de luchtstroom naar links of rechts,
boven of beneden
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
286
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Anders raakt de luchtstroom mogelijk
geblokkeerd, waardoor de
voorruitverwarming de voorruit niet
kan ontwasemen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
5.1.2 Automatische airconditioning achter
De uitstroomopeningen en de aanjagersnelheid worden automatisch geregeld op basis
van de ingestelde temperatuur.
De airconditioning achter kan worden bediend via het bedieningspaneel voor de
airconditioning voor en het bedieningspaneel voor de airconditioning achter. Druk op de
toets REAR CLIMATE op het bedieningspaneel voor de airconditioning voor om de modus
van de aircobediening achter te wijzigen.
Het airconditioningsysteem achter kan ook worden bediend op het scherm van het
audiosysteem.
Bediening airconditioning achter
Bedieningspaneel airconditioning achter
AWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de achterstoelen
Druk op
om de aanjagersnelheid
te verhogen en op
om de
aanjagersnelheid te verlagen.
BToets OFF
Druk op de toets OFF om de aanjager
uit te schakelen.
CLuchtcirculatietoets
DSchakelaar automatische modus
Wanneer de functie is ingeschakeld,
gaat de indicator op het
bedieningsscherm branden.
EInstellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
Druk op
om de temperatuur te
verhogen en op
om de
temperatuur te verlagen.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
287
5
Voorzieningen in het interieur
Bedieningspaneel airconditioning voor
AToets airconditioning achter aan/uit
BToets REAR CLIMATE
Elke keer dat er op de toets REAR
CLIMATE wordt gedrukt, wijzigt de
modus tussen de modus
aircobediening achter en de modus
aircobediening voor.
CKnop temperatuurregeling
achterstoelen
Beweeg de knop voor de
temperatuurregeling van de
achterstoelen omhoog of omlaag om
de temperatuur in te stellen.
Omhoog: Temperatuur verhogen
Omlaag: Temperatuur verlagen
DKnop luchtcirculatieregeling
De knop voor de
luchtcirculatieregeling kan worden
bediend terwijl het controlelampje
voor de aircobediening achter brandt.
EWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de
achterstoelen
De aanjagersnelheid voor de
achterstoelen kan worden gewijzigd
terwijl het controlelampje voor de
aircobediening achter brandt.
Beweeg de knop voor de
aanjagersnelheid omhoog of omlaag
om de aanjagersnelheid aan te
passen.
Omhoog: Aanjagersnelheid verhogen
Omlaag: Aanjagersnelheid verlagen
FSchakelaar automatische modus
(→blz. 289)
De toets voor de automatische modus
kan worden bediend als het
controlelampje voor de
aircobediening achter wordt
weergegeven.
GControlelampje aircobediening
achter
Wanneer op de toets REAR CLIMATE
wordt gedrukt, wordt het
controlelampje voor de
aircobediening achter gedurende een
paar seconden weergegeven.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
288
Bedieningsscherm airconditioning
achter (scherm audiosysteem)
1. Kies
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Climate” (klimaat).
3. Selecteer “Rear” (achter).
AInstellen van de temperatuur voor de
achterstoelen
BLuchtcirculatietoets
CWijzigen van de instelling van de
aanjagersnelheid voor de achterstoelen
DToets OFF
Druk op de toets OFF om de aanjager
uit te schakelen.
ESchakelaar automatische modus
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Bedieningspaneel airconditioning achter
Druk op de toets voor de luchtcirculatiere-
geling om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
Iedere keer dat er op de toets wordt
gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselecteerd.1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
Bedieningspaneel airconditioning voor
Beweeg de knop voor de
luchtcirculatieregeling omhoog of
omlaag om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
1. Bovenlichaam
2. Bovenlichaam en voeten
3. Voeten
Bedieningsscherm airconditioning
achter
Selecteer de toets voor de
luchtcirculatieregeling om de
luchtcirculatiemodus te wijzigen.
Iedere keer dat de toets wordt
geselecteerd, worden er andere
uitstroomopeningen geselecteerd.
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
: Er stroomt lucht naar de voeten
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar voor de
automatische modus.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
289
5
Voorzieningen in het interieur
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op de toets OFF om de
procedure te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen tempe-
ratuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de aanja-
ger even worden uitgeschakeld tot er voldo-
ende warme of koude lucht voorhanden is.
Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en luchthoeveel-
heid veranderen overeenkomstig de
geselecteerde luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
5.1.3 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming/
stoelventilatoren
*
*Indien aanwezig
• Stuurwielverwarming
Verwarmt het stuurwiel
• Stoelverwarming
Verwarmt de stoelbekleding
• Stoelventilatoren
De in de stoelen ingebouwde
ventilatoren zorgen voor een goede
ventilatie.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel of de stoelen
wanneer de stuurwiel- of
stoelverwarming is ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
290
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming
Plaats geen zware voorwerpen met een
ongelijkmatig oppervlak op de stoel en
leg geen scherpe voorwerpen (naalden,
punaises, enz.) op de stoel.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Tijdschakeling
De stuurwielverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Stoelverwarming
Voor
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→Uit
De niveau-indicator (oranje)
Agaat
tijdens de werking branden.Achter
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→Uit
De niveau-indicator (oranje)
Agaat
tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Als de stoelverwarming in werking is
(auto's met
volledige-voorruitverwarming)
Als de volledige-voorruitverwarming
wordt ingeschakeld, wordt de werking
van de stoelverwarming op de tweede
zitrij onderbroken. Schakel de
volledige-voorruitverwarming uit om de
werking van de stoelverwarming mogelijk
te maken. (→Blz. 282)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
291
5
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!
Voorkomen van oververhitting en
lichte brandwonden
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht bij het
gebruik van de stoelverwarming:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
Stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→Midden
(2 segmenten branden)→Laag
(1 segment brandt)→UitDe niveau-indicator (groen)
Agaat
tijdens de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
5.2 Gebruik van de interieurverlichting
5.2.1 Overzicht interieurverlichting
Plaats van de interieurverlichting
ALeeslampjes voor (→blz. 293)
Interieurverlichting voor (→blz. 293)BSelectiehendelverlichting
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
292