OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
1.5.2 Alarm*
*Indien aanwezig
Met licht en geluid worden alarmsignalen
gegeven wanneer er een inbraakpoging
wordt gedetecteerd. Wanneer het alarm-
systeem is ingeschakeld, wordt het alarm
onder de volgende omstandigheden
geactiveerd:
• Als een vergrendeld portier wordt
ont- grendeld of geopend zonder
gebruik te maken van de instapfunctie
of de afstandsbediening. (De
portieren zullen automatisch opnieuw
worden vergrendeld.)
• De motorkap wordt geopend.
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten van
het alarmsysteem
Zaken die gecontroleerd moeten worden
alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om
ongewild activeren van het alarm en
diefstal te voorkomen:
• Er is niemand in de auto.
• De ruiten en het panoramadak (indien
aanwezig) zijn gesloten voordat het
alarm wordt ingeschakeld.
• Er zijn geen waardevolle spullen of
persoonlijke zaken in de auto
achtergebleven.
Instellen
Sluit de portieren en de achterklep en
vergrendel alle portieren met de
instapfunctie of de afstandsbediening.Na 30 seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Wanneer het systeem is ingeschakeld,
gaat het controlelampje van het
antidiefstalsysteem knipperen i.p.v.
constant branden.
Auto's met 8 inch scherm van audiosysteem
Auto's met 12,3 inch scherm van
audiosysteem
Uitschakelen of uitzetten
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om het alarm te
deactiveren of uit te schakelen:
• Ontgrendel de portieren met de
instapfunctie of de
afstandsbediening.
• Schakel het hybridesysteem in. (Het
alarm wordt na enkele seconden
gedeactiveerd of uitgeschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een
onderhoudsvrij alarmsysteem.
1 .5 Antidiefstalsysteem
67
1
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Deze vertraging kan de bestuurder
doen besluiten nogmaals terug te
schakelen, waardoor er snel en te sterk
op de motor wordt afgeremd en er een
aanrijding kan ontstaan, mogelijk met
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor
en onderdelen ervan
• Laat de naald van de toerenteller niet
in het rode gebied komen dat het
maximumtoerental aangeeft.
• Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied (H) staat, kan de motor
oververhit zijn. Breng in dat geval de
auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats tot stilstand en controleer de
motor nadat deze volledig is
afgekoeld. (→Blz. 399)
Weergave kilometerteller en dagteller
Onderwerpen die worden weergegeven
• Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met
de auto gereden is.
• Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto
gereden is sinds de teller de laatste
keer op nul is gezet. Dagteller A en B
kunnen onafhankelijk van elkaar
worden gebruikt en verschillende
afstanden weergeven.
Wijzigen van de weergave
Het onderwerp verandert iedere keer dat
op de toets ODO/TRIP wordt gedrukt. Als
de dagteller wordt weergegeven, wordt
deze gereset als de toets ingedrukt wordt
gehouden.Wijzigen van de helderheid van de
dashboardverlichting
De helderheid van de dashboardverlichting
kan worden ingesteld.
Deze afbeelding dient slechts als
voorbeeld en kan afwijken van de
werkelijke auto.
1. Donkerder
2. Helderder
Helderheid van de tellers (dagmodus en
nachtmodus)
De helderheid van de tellers wordt
gewisseld tussen dagmodus en
nachtmodus.
• Dagmodus: Wanneer de omgeving
licht is
• Nachtmodus: Wanneer de omgeving
donker is
Afstellen van de klok
De klok kan worden ingesteld op het
scherm van het audiosysteem.
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem.
2.1 Instrumentenpaneel
76
Helderheid van de tellers (dagmodus en
nachtmodus)
De helderheid van de tellers wordt
gewisseld tussen dagmodus en
nachtmodus.
• Dagmodus: Wanneer de omgeving
licht is
• Nachtmodus: Wanneer de omgeving
donker is
Afstellen van de klok
De klok kan worden ingesteld op het
scherm van het audiosysteem.
Raadpleeg de handleiding voor het
multimediasysteem.
2.1.4 Multi-informatiedisplay
(7 inch display)
Weergave en menu-iconen
Weergave
Het multi-informatiedisplay verschaft de
bestuurder uiteenlopende rijgerelateerde
informatie.
Daarnaast worden in bepaalde situaties
pop-updisplays met waarschuwingen of
suggesties/tips weergegeven.
Menu-iconen
Selecteer een menu-icoon om de inhoud
ervan weer te geven.
Weergave rij-
informatie (→blz. 83)
Weergave informatie
ondersteunend sys-
teem (→blz. 86)
Aan audiosysteem ge-
koppelde weergave
(→blz. 86)
Weergave rij-
informatie (→blz. 86)
Weergave instellingen
(→blz. 87)
Weergave waarschu-
wingsmelding
(→blz. 90)
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of
lichte puntjes verschijnen. Dit
verschijnsel is kenmerkend voor
LCD-schermen en u kunt het scherm
zonder problemen blijven gebruiken.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen voor het gebruik
tijdens het rijden
• Wanneer u het multi-
informatiedisplay tijdens het rijden
bedient, let dan extra goed op de
veiligheid rondom de auto.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het multi-
informatiedisplay, aangezien u
anders voetgangers, objecten op de
weg, enz. over het hoofd kunt zien.
Informatiedisplay bij lage
temperaturen
→Blz. 75
Wijzigen van de weergave van het
instrumentenpaneel
Het multi-informatiedisplay wordt
bediend met de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel.
2.1 Instrumentenpaneel
82
Als brandstof wordt getankt terwijl
het contact niet UIT staat, wordt de
weergave mogelijk niet bijgewerkt.
Wanneer “Refuel” (tanken) wordt
weergegeven, kunnen de resterende
hoeveelheid brandstof en de afstand
die met de resterende brandstof kan
worden gereden niet worden
berekend. Ga direct tanken.
De begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/Eco-score werkt niet als
De begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/Eco-score werkt niet in de
volgende situaties:
•
De hybridesysteemindicator werkt niet.
•Er wordt met de auto gereden terwijl de
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is ingeschakeld.
Weergave informatie ondersteunend
systeem (
)
Informatie ondersteunend systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 211)
• RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) (→blz. 231)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 220)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (head-up display)
Aan audiosysteem gekoppelde
weergave (
)
Hiermee kunt u een audiobron of
nummer selecteren op het
instrumentenpaneel met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.Het wel of niet weergeven van dit
menu-icoon kan worden ingesteld in
.
Weergave voertuiginformatie (
)
Energiemonitor
→Blz. 102
Bandenspanning
→Blz. 331
AWD-regeling
De getoonde afbeelding dient slechts als
voorbeeld en verschilt mogelijk van het
werkelijke beeld op het
multi-informatiedisplay.
AWeergave richting voorwielenGeeft de mate van bediening van het
stuurwiel en de bedieningsrichting van
het stuurwiel weer via wijzigingen aan
de voorwielen op het display.
BWeergave koppelverdeling
Geeft de status van de aandrijving
van elk wiel weer in 6 stappen van
0 tot 5.
CWeergave G-krachten*
Geeft de G-krachten op de auto en de
richting ervan weer via wijzigingen aan
de positie van de bal op het display.
DKoers maximale G-kracht*
Dit item is gekoppeld aan de
weergave van de G-krachten; de
koers van de vorige beweging van de
bal wordt weergegeven. Houd
ingedrukt om de registratie te
resetten.
2.1 Instrumentenpaneel
86
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Inhoud van multi-informatiedisplay
(zijkant)
Informatie op display (zijkant)
• Brandstofverbruik
• Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score”
• Weergave informatie ondersteunend
systeem
• Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
• Rij-informatie
• Rij-informatie van teller A/B
• Energiemonitor (→blz. 102)
• Bandenspanning (→blz. 331)
• AWD-regeling
Wijzigen van items die aan de zijkant van
het multi-informatiedisplay moet
worden weergegeven. (→Blz. 93)
Wijzigen van inhoud op een pagina
→Blz. 92
Wijzigen van inhoud die aan de zijkant
van het multi-informatiedisplay moet
worden weergegeven
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om een pagina te
selecteren.
2. Houd
van de bedieningstoetsen
van het instrumentenpaneel
ingedrukt om het bewerken van een
pagina in te schakelen.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de zijde van
het multi-informatiedisplay te
selecteren die u wilt wijzigen.4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel voor de zijde
waar
wordt weergegeven om naar
een scherm met een lijst met
informatie te gaan waarop bij elk item
kan worden aangegeven of het moet
worden weergegeven/niet moet
worden weergegeven.
5. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om informatie te
selecteren en selecteer
om het
item al dan niet weer te geven.
Brandstofverbruik
Gebruik de weergegeven waarden slechts
ter referentie.
AActueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik
weer.
BGemiddeld brandstofverbruik
De weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik kan worden gereset in
.(→Blz. 92)
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
starten)
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
starten van het hybridesysteem.
• Gemiddeld brandstofverbruik (sinds
resetten)
Geeft het gemiddelde
brandstofverbruik weer sinds het
resetten van het display.
2.1 Instrumentenpaneel
93
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Lezen van het staafdisplay
ANog niet geëvalueerd
BBijna leeg
CVol
• Nadat het hybridesysteem is gestart,
wordt de Eco-score niet weergegeven
zolang de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h.
• De Eco-score wordt iedere keer
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart, gereset.
• Als het hybridesysteem uitgezet
wordt, wordt de totale score van de
huidige rit weergegeven.
Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden weergegeven:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(→blz. 200)
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 211)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (→blz. 220)Aan audiosysteem gekoppelde weergave
Geeft de audiobron of het nummer weer.
Rij-informatie
ARij-informatie 1
BRij-informatie 2
Geeft het volgende weer, afhankelijk van
welk rij-informatietype en welke
rij-informatie-items zijn geselecteerd in
.(→Blz. 92)
• Average Speed (gemiddelde
snelheid): Geeft de gemiddelde
rijsnelheid sinds het starten van het
hybridesysteem weer
• Trip Distance (ritafstand): Geeft de
gereden afstand sinds het starten van
het hybridesysteem weer
• Trip Time (rittijd): Geeft de verstreken
tijd sinds het starten van het
hybridesysteem weer
Rij-informatie van teller A/B
ARij-informatie van teller A/B 1
BRij-informatie van teller A/B 2
2.1 Instrumentenpaneel
95
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
2.1.6 Head-up display*
*Indien aanwezig
Het head-up display is gekoppeld aan het instrumentenpaneel en het navigatiesysteem
(indien aanwezig) en geeft verschillende informatie weer in het directe blikveld van de
bestuurder, zoals de actuele rijsnelheid en routebegeleiding naar een ingestelde
bestemming.
Systeemonderdelen
AWeergave schakelstand (→blz. 176)
BDisplayzone RSA (Road Sign Assist)
(indien aanwezig) (→blz. 231)
CDisplayzone rijsnelheid
DHybridesysteemindicator/
toerenteller/buitentemperatuur
(→blz. 100)
EAan navigatiesysteem gekoppelde
displayzone (indien aanwezig)
(→blz. 101)
De volgende gegevens van het
navigatiesysteem worden
weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming• Straatnaam
• Kompas (weergave rijrichting
boven)
FDisplayzone status ondersteunend
systeem (→blz. 101)
GDisplayzone meldingen (→blz. 101)
De volgende pop-updisplays worden
in bepaalde situaties weergegeven:
• Waarschuwing/melding
• Status handsfree-systeem
• Status bediening audiosysteem
Het head-up display werkt wanneer
Het contact AAN staat.Bij gebruik van het head-up display
Met een (gepolariseerde) zonnebril op is het
head-up display soms moeilijk afleesbaar.
Pas de helderheid van het head-up display
aan of zet uw zonnebril af.
De afbeeldingen die hier worden gebruikt, dienen slechts als voorbeeld en verschillen
mogelijk van de daadwerkelijk door het head-up display weergegeven afbeelding.
2.1 Instrumentenpaneel
98
Weergave buitentemperatuur
Wanneer de buitentemperatuur ongeveer
3°C of lager wordt, gaat het controlelampje
lage buitentemperatuur gedurende
ongeveer 10 seconden knipperen en
vervolgens gaan het controlelampje lage
buitentemperatuur en de weergave van de
buitentemperatuur uit. Het controlelampje
lage buitentemperatuur werkt weer als de
buitentemperatuur ongeveer 5°C of hoger
wordt en dan daalt tot 3°C of lager.
WAARSCHUWING!
Voordat u het head-up display gebruikt• Controleer of de positie en de
helderheid van het head-up display
geen belemmering vormen voor
veilig rijden. Als de positie of de
helderheid van het display niet goed
is afgesteld, kan het zicht van de
bestuurder worden belemmerd, kan
dat leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel kan tot
gevolg.
• Kijk tijdens het rijden niet
voortdurend op het head-up display,
aangezien u anders voetgangers,
objecten op de weg, enz. over het
hoofd kunt zien.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
onderdelen
• Plaats geen bekers of blikjes drinken
in de buurt van de projector van het
head-up display. Als de projector nat
wordt, kunnen er elektrische
storingen ontstaan.
OPMERKING(Vervolg)
• Plaats geen voorwerpen op de
projector van het head-up display en
plak er ook geen stickers op. Als u dat
toch doet, worden er mogelijk geen
meldingen meer op het head-up
display weergegeven.
• Raak de binnenzijde van de projector
van het head-up display niet aan en
steek ook geen scherpe voorwerpen
in de projector. Dit kan tot
mechanische defecten leiden.
Gebruik van het head-up display
Wijzigen van instellingen van het
head-up display
Selecteer
op het multi-
informatiedisplay (→blz. 415) en
vervolgens HUD.
Inschakelen/uitschakelen van het
head-up display
Druk op
om het head-up display in of
uit te schakelen.
Wijzigen van de instellingen van het
head-up display
Houd
ingedrukt om de volgende
instellingen weer te geven.
• Helderheid/positie HUD
Hiermee kunt u de helderheid en de
verticale positie van het head-up
display instellen.
• Rijondersteuning HUD
– Instellingen toerenteller
Leeg/hybridesysteem/toerenteller
Hiermee kunt u de weergave wijzigen
naar leeg (geen
weergave)/hybridesysteemindicator/toerenteller.
Hiermee kan de weergave van de
volgende onderwerpen worden in- of
uitgeschakeld:
– Navigatie (indien aanwezig)
– Ondersteunend systeem
– Kompas (indien aanwezig)
– Audio
2.1 Instrumentenpaneel
99
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes