Weergave sensorsignalering, afstand
tot object
Detectiebereik van de sensorenAOngeveer 100 cm
BOngeveer 150 cm
COngeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik
van de sensoren. Houd er rekening
mee dat de sensoren geen objecten
kunnen signaleren die zich extreem
dicht bij de auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het object.
Multi-informatiedisplay, head-up display (indien aanwezig) en scherm audiosysteem
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd door een sensor, wordt de globale afstand
tot het obstakel weergegeven op het multi-informatiedisplay, het scherm van het
audiosysteem en het head-up display (indien aanwezig). (Als de afstand tot het object
klein wordt, gaan de afstandssegmenten mogelijk knipperen.)
• Globale afstand tot object: 150 cm - 60 cm
*(binnenste sensor achter)
Multi-informatiedisplay Scherm audiosysteem Head-up display
*Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. (→Blz. 248)
• Globale afstand tot object: 100 cm - 60 cm
*(binnenste sensor voor)
Multi-informatiedisplay Scherm audiosysteem Head-up display
*Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. (→Blz. 248)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
• Globale afstand tot object: 60 cm - 45 cm*
Multi-informatiedisplay Scherm audiosysteem Head-up display
*Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. (→Blz. 248)
• Globale afstand tot object: 45 cm - 30 cm
*
• Globale afstand tot object: 30 cm - 15 cm*1
Multi-informatiedisplay Scherm audiosysteem Head-up display
*Functie automatisch dempen zoemer is ingeschakeld. (→Blz. 248)
Multi-informatiedisplay*2Scherm audiosysteem*2Head-up display
*1Functie automatisch dempen zoemer is uitgeschakeld. (→Blz. 248)
*2De afstandssegmenten zullen langzaam knipperen.
• Globale afstand tot object: minder dan 15 cm
*1
Multi-informatiedisplay*2Scherm audiosysteem*2Head-up display
*1Functie automatisch dempen zoemer is uitgeschakeld. (→Blz. 248)
*2De afstandssegmenten zullen snel knipperen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
247
4
Rijden
Wanneer de RCTA wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje RCTA OFF
(→blz. 72) branden. (Telkens wanneer het
contact UIT en weer AAN wordt gezet,
wordt de RCTA automatisch
ingeschakeld.)
Zichtbaarheid van de indicatoren in de
buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de
buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te
zien.
Hoorbaarheid van de RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk
boven harde geluiden uit, zoals wanneer
het volume van het audiosysteem hoog
staat.
Wanneer “Rear Cross Traffic Alert
Unavailable” (Rear Cross Traffic Alert
niet beschikbaar) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
Er bevindt zich mogelijk ijs, sneeuw,
modder, enz. bij de sensoren op de
achterbumper. (→Blz. 237) Na hetverwijderen van het ijs, de sneeuw, de
modder, enz. van de achterbumper moet
het systeem weer normaal gaan werken.
Ook werkt de functie mogelijk niet
normaal bij extreem warm of koud weer.
Wanneer “Rear Cross Traffic Alert
Malfunction Visit Your Dealer” (Storing
in Rear Cross Traffic Alert. Ga naar uw
dealer) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
Er zit mogelijk een storing in de sensor of
de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Radarsensoren opzij achter
→Blz. 237
RCTA
Werking van de RCTA
De RCTA maakt gebruik van radarsensoren achter om auto's die van rechts of links achter
naderen te signaleren en waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid van dergelijke
auto's door de indicatoren in de buitenspiegels te laten knipperen en een zoemer te laten
klinken.
ANaderende auto's
BDetectiegebieden voor naderende
auto's
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
4
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
OPMERKING
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden
voordat het systeem weer normaal
werkt. (Als het systeem nog niet
normaal werkt nadat een poosje met de
auto gereden is, reinig dan de sensoren
en hun omgeving op de bumpers.)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten en voor voertuigen
die achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 87)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofomte
selecteren en druk vervolgens op.Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF (→blz. 72) op het
instrumentenpaneel branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het
weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay, selecteeren schakel het systeem in. Wanneer
het systeem is uitgeschakeld, blijft het
uitgeschakeld, zelfs als het contact AAN
wordt gezet nadat dit UIT was gezet.
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het scherm
van het audiosysteem en multi-
informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
Geen waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
“BRAKE!” (Remmen!)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
“BRAKE!” (Remmen!)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt nietZoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.Scherm audiosysteem (Panoramic View
Monitor) (indien aanwezig): “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “Switch to
Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in) niet
weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat er een risico op een aanrijding met een gesignaleerd
object bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een toename van
de rijsnelheid te beperken. (Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie afbeelding 2.) Bovendien
treedt wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het remsysteem in werking
om de rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie afbeelding 3.)
• Afbeelding 1. Wanneer de PKSB (Parking Support Brake) wordt uitgeschakeld
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
BRijmodusselectieschakelaar
Beweeg de
rijmodusselectieschakelaar naar
voren of achteren om de gewenste
rijmodus te selecteren op het
multi-informatiedisplay.
1. Normal-modus
Biedt een optimale balans tussen
brandstofverbruik, laag geluidsniveau
en dynamische prestaties. Geschikt
voor normaal rijden.
2. Sportmodus
Regelt het hybridesysteem voor een
snelle en krachtige acceleratie. In deze
modus wordt ook het stuurgevoel
gewijzigd, waardoor deze modus
geschikt is voor wanneer wendbaarheid
is gewenst, bijvoorbeeld bij het rijden op
zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd
wordt, gaat de sportmodusindicator
branden.
3. ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op
milieuvriendelijke wijze te accelereren
en het brandstofverbruik te verlagen
door een gematigde afstelling van de
smoorklep en door het regelen van de
werking van de airconditioning
(verwarmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus
geselecteerd wordt, gaat de
ECO-rijmodusindicator branden.
Werking airconditioningsysteem in
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus worden de
verwarming/koeling en de
aanjagersnelheid geregeld voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik. Voer de
volgende procedures uit om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren.
• Auto's met 12,3 inch scherm van
audiosysteem: Schakel de ECO-modus
van de airconditioning uit (→blz. 284)
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 281)
• Annuleren ECO-rijmodusAnnuleren van een rijmodus
• De sportmodus wordt automatisch
geannuleerd als de rijmodus naar de
normale modus gaat als het contact
UIT staat.
• De normale modus en de
ECO-rijmodus worden niet
geannuleerd zolang er geen andere
rijmodus wordt geselecteerd. (Zelfs
als het contact UIT staat, worden de
normale modus en de ECO-rijmodus
niet automatisch geannuleerd.)
4.5.13 Trail-modus
De Trail-modus is een systeem die de
geïntegreerde regeling uitvoert voor het
AWD-systeem, remsysteem en het
regelsysteem voor de aandrijfkracht voor
een betere aandrijving op hobbelige
wegen, enz.
WAARSCHUWING!
Voordat u de Trail-modus gebruikt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen
niet in acht neemt, kan een ongeval
ontstaan.
• Controleer of het controlelampje
TRAIL brandt alvorens weg te rijden.
De Trail-modus werkt niet wanneer
het controlelampje uit is.
• De Trail-modus is niet ontworpen
voor het vergroten van de limieten
van de auto. Controleer altijd
zorgvuldig de conditie van de weg en
rijd veilig.
• Controleer voor het rijden altijd
zorgvuldig de conditie van de weg.
De Trail-modus is geschikt voor het
rijden op hobbelige wegen. Het kan
daardoor gebeuren dat de
Trail-modus niet de meest geschikte
modus is voor wat andere
wegomstandigheden betreft.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
4
Rijden
5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
5.1.1 Automatische airconditioning voor
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Het airconditioningsysteem kan worden weergegeven en bediend op het scherm van het
audiosysteem.
Bedieningspaneel airconditioning
ASchakelaar automatische modus
(→blz. 285)
BSchakelaar temperatuurregeling
links
CToets OFF
DSchakelaar voorruitverwarming
EToets airconditioning achter aan/uit
(→blz. 288)
FToets S-FLOW-modus (→blz. 285)
GSchakelaar temperatuurregeling
rechts
HAircoschakelaar
ISchakelaar buitenlucht-/
recirculatiemodus
JToets REAR CLIMATE (→blz. 288)
KKnop temperatuurregeling
achterstoelen (→blz. 288)
LKnop luchtcirculatieregeling
MKnop regeling aanjagersnelheid
NRegelknop SYNC
OSchakelaar achterruit- en
buitenspiegelverwarming
PSchakelaar voorruitverwarming
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai de knop voor de
temperatuurregeling aan
bestuurderszijde rechtsom om de
temperatuur te verhogen en linksom om
de temperatuur te verlagen.
Als de aircoschakelaar niet is ingedrukt,
blaast het systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.De temperatuur voor de
bestuurdersstoel, de voorpassagiersstoel
en de achterstoelen kan afzonderlijk
worden ingesteld als:
• De regelknop SYNC omhoog of
omlaag wordt bewogen. (De
weergaven PASS (passagier) en REAR
(achter) verdwijnen)
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
280
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk
niet, zelfs niet wanneer de
aircoschakelaar wordt ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
•
Tijdens het gebruik kunnen verschil-
lende geuren van binnen en buiten de
auto in het airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg heb-
ben dat de lucht die uit de uitstroomo-
peningen komt niet lekker ruikt.
•Voorkomen van onaangename geuren:– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
–
Mogelijk wordt het inschakelen van de
aanjager direct nadat de airconditio-
ning in de automatische modus wordt
ingeschakeld even vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 341
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 415)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is ingeschakeld.
Als de voorruitverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak het onderste deel van de voorruit
en de gedeeltes bij de voorstijlen niet
aan wanneer de voorruitverwarming is
ingeschakeld.
Als de volledige-voorruitverwarming
ingeschakeld is (indien aanwezig)
Raak de voorruit niet aan wanneer de
volledige-voorruitverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Bedieningsscherm airconditioning voor
(scherm audiosysteem)
Hoofdscherm
1. Kies
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Climate” (klimaat).
3. Selecteer “Front” (voor).
ASelecteren van de
luchtcirculatiemodus
: Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
283
5
Voorzieningen in het interieur