• “EV indicator” (EV-controlelampje)
Hiermee kunt u de werking van het
EV-controlelampje in- of
uitschakelen.
•
– Weergave brandstofverbruik
Hiermee kunt u de weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik
instellen op gemiddeld per rit,
gemiddeld totaal of gemiddeld per
tankbeurt. (→Blz. 94)
– Weergave hybridesysteem
Hiermee kunt u de zone
ECO-acceleratie van de begeleiding
milieubewust bedienen gaspedaal
wel of niet laten weergeven.
(→Blz. 95)
•
Hiermee kunt u het
audiosysteemgekoppelde display wel
of niet laten weergeven.
•
Hiermee kunt u de weergegeven
inhoud van het volgende wijzigen:
– “Display contents” (informatie op
display)
Hiermee kunt u de energiemonitor
wel of niet laten weergeven.
(→Blz. 109)
– “Drive information type” (type
rij-informatie)
Hiermee kunt u voor de weergave
van de rij-informatie kiezen tussen
per rit of totaal.
– Rij-informatie-items
Hiermee kunt u het eerste en
tweede item van de weergave van
de rij-informatie instellen op een
van de volgende onderwerpen:
gemiddelde rijsnelheid/afstand/
verstreken tijd.
• “Pop-up display” (pop-updisplay)
Hiermee kunt u pop-updisplays voor
elk relevant systeem in- of
uitschakelen.
• Multi-information display off
(multi-informatiedisplay UIT)Hiermee kunt u het multi-
informatiedisplay uitzetten.
Druk op een van de volgende
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel
/////om het multi-
informatiedisplay weer aan te zetten.
• “Default setting”
(standaardinstelling)
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Voertuigfuncties en instellingen die u
kunt wijzigen
→Blz. 109
Onderbreking van de weergave van de
instellingen
• Bepaalde instellingen kunnen niet
gewijzigd worden tijdens het rijden.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand voordat u instellingen
wijzigt.
• Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, kan het
instelscherm tijdelijk niet worden
bediend.
WAARSCHUWING!
Waarschuwing bij het instellen van
het display
Zorg dat de auto geparkeerd staat op
een plaats met voldoende ventilatie als
het hybridesysteem tijdens het
wijzigen van instellingen op het scherm
instellingen in werking is. In een
afgesloten ruimte, zoals een garage,
kunnen uitlaatgassen die het
schadelijke koolmonoxide (CO)
bevatten, zich ophopen en in de auto
terechtkomen. Dit kan leiden tot de
dood of zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
2.1 Instrumentenpaneel
98
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Instellingen
De instellingen van het display op het
instrumentenpaneel kunnen worden
gewijzigd via
.
• “Language” (taal)
Hiermee kan de weergegeven taal
worden gewijzigd.
• “Units” (eenheden)
Hiermee kunnen de weergegeven
meeteenheden worden gewijzigd.
• “Meter Type” (type
instrumentenpaneel)
Hiermee kan het type
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• “Meter Style” (stijl
instrumentenpaneel)
Hiermee kan de stijl van het
instrumentenpaneel worden
gewijzigd.
• “Dial Type” (type meter)
“1 dial” (1 meter): Hiermee kan de
weergave van de snelheidsmeter,
toerenteller of
hybridesysteemindicator worden
gewijzigd.
“2 dial” (2 meters): Hiermee kan de
linker meter van de
hybridesysteemindicator of de
toerenteller worden gewijzigd.
• “EV indicator” (EV-controlelampje)
Hiermee kunt u de werking van het
EV-controlelampje in- of
uitschakelen.• “Fuel Economy” (brandstofverbruik)
Hiermee kunt u de weergave van het
brandstofverbruik instellen.
• “Hybrid System” (hybridesysteem)
Hiermee kunt u de weergave van de
zone ECO-acceleratie instellen.
• “Drive Info Items”
(rij-informatie-items)
Hiermee kunt u de weergave van de
rij-informatie wijzigen.
• “TRIP A/B Items” (items TELLER A/B)
Hiermee kunt u de weergave van de
rij-informatie van TELLER A/B
wijzigen.
• “Pop-up display” (pop-updisplay)
Hiermee kunt u pop-updisplays voor
elk relevant systeem in- of
uitschakelen.
• “Default settings”
(standaardinstellingen)
Hiermee kunnen de instellingen van
de weergave van het
instrumentenpaneel worden gereset
naar de standaardinstelling.
Inhoud van multi-informatiedisplay
(zijkant)
Informatie op display (zijkant)
• Brandstofverbruik
• Begeleiding milieubewust bedienen
gaspedaal/“Eco Score”
• Aandeel elektrisch rijden/verstreken
tijd sinds starten
• Weergave informatie ondersteunend
systeem
• Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave
• Aan audiosysteem gekoppelde
weergave
• Rij-informatie
• Rij-informatie van teller A/B
• Energiemonitor (→blz. 109)
• Bandenspanning (→blz. 354)
2.1 Instrumentenpaneel
101
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
ANog niet geëvalueerd
BBijna leeg
CVol
– Nadat het hybridesysteem is
gestart, wordt de Eco-score niet
weergegeven zolang de rijsnelheid
lager is dan ongeveer 30 km/h.
– De Eco-score wordt iedere keer
wanneer het hybridesysteem wordt
gestart, gereset.
Aandeel elektrisch rijden/verstreken tijd
sinds starten
AEV-rijverhouding sinds starten
Weergave van het percentage dat
elektrisch is gereden sinds het
starten van het hybridesysteem.
*
BVerstreken tijd sinds starten
Weergave van de verstreken tijd sinds
het starten van het hybridesysteem.
*
*
Telkens als het hybridesysteem stopt,
wordt dit gereset.Weergave informatie ondersteunend
systeem
Hiermee kan de werkingsstatus van de
volgende systemen worden
weergegeven:
• LTA (Lane Tracing Assist) (→blz. 223)
• LDA (Lane Departure Alert)
(→blz. 227)
• Dynamic Radar Cruise Control
(→blz. 240)
• Cruise control (→blz. 248)
Aan navigatiesysteem gekoppelde
weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het
navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven:
• Routebegeleiding naar bestemming
• Kompasdisplay (weergave rijrichting
boven)
Aan audiosysteem gekoppelde weergave
Geeft de audiobron of het nummer weer.
Rij-informatie
ARij-informatie 1
BRij-informatie 2
Geeft het volgende weer, afhankelijk van
welk rij-informatietype en welke
rij-informatie-items zijn geselecteerd in
.(→Blz. 105)
2.1 Instrumentenpaneel
104
Status bediening audiosysteem (indien
aanwezig)
Wordt weergegeven wanneer de
bedieningstoetsen voor het
audiosysteem op het stuurwiel worden
bediend.
Status handsfree-systeem
Wordt weergegeven als het
handsfree-systeem wordt bediend.
Wanneer er een pop-updisplay wordt
weergegeven
Wanneer er een pop-updisplay wordt
weergegeven, wordt het actuele display
mogelijk niet langer weergegeven. In dat
geval keert het display terug zodra het
pop-updisplay is verdwenen.
Hybridesysteemindicator/toerenteller
Hybridesysteemindicator
ALaadgebied
BEco-gebied
CPower-gebied
Er wordt dezelfde informatie
weergegeven als op het
multi-informatiedisplay
(hybridesysteemindicator). Zie blz. 91
voor meer informatie.
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in
omwentelingen per minuut.
2.1.7 Energiemonitor/
verbruiksscherm*
*Indien aanwezig
U kunt de status van het hybridesysteem
zien op het multi-informatiedisplay en op
het scherm van het audiosysteem.
Systeemonderdelen
AScherm audiosysteem
BMulti-informatiedisplay
CBedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 94,
blz. 99)
Energiemonitor
De energiemonitor kan worden gebruikt
om de rijstatus van de auto, de
bedrijfsstatus van het hybridesysteem en
de energieregeneratiestatus te
controleren.
Weergaveprocedure
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
1. Selecteer
van het
multi-informatiedisplay.
2. Druk op
ofom “Energy
Monitor” (energiemonitor) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
Multi-informatiedisplay (12,3 inch display)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en houd vervolgens
ingedrukt.
2.1 Instrumentenpaneel
109
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
2. Druk opofom “Energy
Monitor” (energiemonitor) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
Scherm audiosysteem
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Energy flow”
(energiestroom).
Het display aflezen
De pijlen verschijnen overeenkomstig de
energiestroom. Wanneer er geen
energiestroom is, worden er geen pijlen
weergegeven.
De kleur van de pijlen wijzigt als volgt:
Groen of blauw: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt geregenereerd of
opgeladen.
Geel of oranje: Als het batterijpakket
(tractiebatterij) wordt gebruikt.
Rood: Als de benzinemotor wordt
gebruikt.
In de afbeelding worden alle pijlen ter
illustratie weergegeven. De
daadwerkelijke weergave is afhankelijk
van de omstandigheden.
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
ABenzinemotor
BBatterijpakket (tractiebatterij)
CBandenMulti-informatiedisplay (12,3 inch display)
ABenzinemotor
BBatterijpakket (tractiebatterij)
CBanden
Scherm audiosysteem
ABenzinemotor
BElektromotor (tractiemotor)
CBatterijpakket (tractiebatterij)
DBanden
Kleur van het batterijpakket
(tractiebatterij) op het display
Deze kleur is groen wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
opgeladen en geel wanneer het
batterijpakket (tractiebatterij) wordt
gebruikt.
Waarschuwing ladingstoestand
batterijpakket (tractiebatterij)
• De zoemer klinkt met tussenpozen als
het batterijpakket (tractiebatterij)
ongeladen blijft als de selectiehendel
in stand N staat of als de resterende
2.1 Instrumentenpaneel
110
lading onder een vastgesteld niveau
daalt. Als de ladingstoestand nog
verder daalt, klinkt de zoemer continu.
• Volg de aanwijzingen die worden
weergegeven op het scherm om het
probleem te verhelpen als er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en er een zoemer
klinkt.
Kleur van de benzinemotor op het
scherm van het audiosysteem
Hij is blauw wanneer de motor
warmdraait en wordt rood wanneer het
warmdraaien is voltooid.
Status batterijpakket (tractiebatterij)
Multi-informatiedisplay (7 inch display)
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Multi-informatiedisplay (12,3 inch display)
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Scherm audiosysteem
ABijna leeg
BVol
Deze afbeeldingen zijn slechts
voorbeelden en kunnen licht afwijken van
de werkelijke situaties.
Verbruik
Ritinformatie
1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Trip information”
(ritinformatie).
Als een ander scherm dan “Current”
(huidig) wordt weergegeven,
selecteer dan “Current” (huidig).
De afbeelding is slechts een voorbeeld en
kan afwijken van de werkelijke situatie.
AResetten van de verbruiksgegevens
2.1 Instrumentenpaneel
111
2
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Batterij vervangen
→Blz. 375
De werking van de elektronische
sleutel wordt onderbroken wanneer
De werking van de elektronische sleutel
wordt mogelijk onderbroken als de
elektronische sleutel gedurende een
bepaalde tijd niet wordt bewogen, bijv.
als hij een tijdje op dezelfde plaats blijft
liggen. Hierdoor loopt de batterij minder
snel leeg. De werking wordt automatisch
hersteld als de elektronische sleutel
wordt bewogen, bijvoorbeeld door hem
op te pakken.
Als “A New Key has been Registered
Contact Your Dealer for Details” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem voor meer informatie contact op
met uw dealer) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer 10 dagen nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als de melding wordt
weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de
sleutel
• Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet
bloot aan sterke schokken en buig ze
niet.
• Stel de sleutels niet langdurig bloot
aan hoge temperaturen.
• Voorkom dat de sleutels nat worden
en reinig ze niet in een ultrasoon
reinigingsbad of iets dergelijks.
• Bevestig geen metaalhoudende of
magnetische voorwerpen aan de
sleutels en houd de sleutels uit de
buurt van dergelijke voorwerpen.
• Haal de sleutels niet uit elkaar.
• Bevestig geen stickers en dergelijke
op de sleutel.
• Houd de sleutels uit de buurt van
apparaten die magnetische velden
opwekken, bijvoorbeeld
televisietoestellen, audiosystemen en
inductiekookplaten.
• Houd de sleutels uit de buurt van
medische apparatuur, zoals
laagfrequente therapeutische
uitrusting en therapeutische
apparaten met microgolven, en zorg
ervoor dat u de sleutels niet bij u
draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen
Houd de elektronische sleutel altijd ten
minste 10 cm uit de buurt van
ingeschakelde elektrische apparaten.
Radiogolven die worden uitgezonden
door elektrische apparaten die zich
minder dan 10 cm van de elektronische
sleutel vandaan bevinden, kunnen de
correcte werking van de sleutel
hinderen.
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere problemen met de sleutel
→Blz. 431
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest
→Blz. 430
3.1 Informatie over sleutels
115
3
Voordat u gaat rijden
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– De elektronische sleutel of een
afstandsbediening van een andere
auto die radiogolven uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden
Vergrendel/ontgrendel de portieren op
een van de volgende manieren als de
portieren niet vergrendeld/ontgrendeld
kunnen worden met het Smart
entry-systeem met startknop (auto's
met instapfunctie):
• Houd de elektronische sleutel dicht bij
een van de voorportiergrepen en
activeer de instapfunctie.
• Bedien de afstandsbediening.
Gebruik de mechanische sleutel als de
portieren niet kunnen worden
vergrendeld/ontgrendeld met de
bovenstaande methoden. (→Blz. 431)
Raadpleeg blz. 432 als het
hybridesysteem niet kan worden gestart
met het Smart entry-systeem met
startknop.Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
138