1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
2. Druk, zonder het rempedaal in te
trappen, eenmaal op de startknop om
het contact in stand ACC te zetten.
Wanneer het contact AAN staat,
kunnen de instellingen niet worden
gewijzigd.
3. Raak de toets
links gedurende
ongeveer 10 seconden aan terwijl u
indrukt.4. Laat de toets los zodra een zoemer
klinkt.
5.
Selecteer het gewenste onderwerp
voor de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
Wijzigen van de reactietijd: Kies de
toetslinks.
Inschakelen/uitschakelen van het
bedieningsgeluid van de toets: Kies de
toets
links.
6.
Kies de juiste toets overeenkomstig
onderstaande tabel om de gewenste
instelling te wijzigen en controleer of
de toets het juiste aantal keer knippert.
FunctieTe kiezen toets
(rechts)Instelling Weergave toets
ReactietijdToets
Langst Knippert 3 keer
Lang Knippert 4 keer
Standaardinstelling Standaard Knippert 5 keer
Toets
Kort Knippert 6 keer
Kortst Knippert 7 keer
Bedieningsgeluid
toetsToets
Aan Knippert 1 keer
Toets
Uit Knippert 2 keer
7. Voer een van de volgende
handelingen uit om het aanpassen
aan de persoonlijke
voorkeursinstellingen te voltooien:
• Druk op
.
• Druk op de startknop.
• Wacht tot het bedieningspaneel
achter automatisch wordt
uitgeschakeld (raak het paneel
gedurende ten minste 10 seconden
niet aan).Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
• Gebruikniet in combinatie met
koele lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de
temperatuur van de voorruit zorgt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
257
5
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING!(Vervolg)
ervoor dat de buitenkant van de
voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
• Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de
uitstroomopeningen kunnen
bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
nanoe™
Demonteer het systeem niet en
probeer het ook niet te repareren
aangezien het
hoogspanningsonderdelen bevat.
Neem als het systeem moet worden
gerepareerd contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van beschadiging van
nanoe™
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopening aan bestuurderszijde,
bevestig niets aan de uitstroomopening
en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopening geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat
het systeem niet goed werkt.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de
stoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming
en de stoelverwarming. Stoelventilatoren
zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel en de stoelen
wanneer de stuurwiel- en
stoelverwarming zijn ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
258
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de
stoelverwarming
Neem, om de kans op brandwonden of
oververhitting te beperken, de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Bedek de stoel niet met een kleed of
kussen als de stoelverwarming in
gebruik is.
• Gebruik de stoelverwarming niet
langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
• Plaats geen zware voorwerpen met
een ongelijkmatig oppervlak op de
stoel en leg geen scherpe
voorwerpen (naalden, punaises, enz.)
op de stoel.
• Gebruik de functies niet wanneer het
hybridesysteem niet is ingeschakeld,
om te voorkomen dat de 12V-accu
ontladen raakt.
Stuurwielverwarming
Schakelt de stuurwielverwarming in/uit
Auto's met linkse besturingAuto's met rechtse besturing
Wanneer de stuurwielverwarming in
werking is, gaat het controlelampje
branden.
Werkingsvoorwaarden
De stuurwielverwarming kan worden
gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Stoelverwarming voor
Zonder stoelventilatoren
Met stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
259
5
Voorzieningen in het interieur
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
De niveau-indicator (oranje) gaat tijdens
de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
De stoelverwarming voor kan worden
gebruikt wanneer het contact AAN staat.
Stoelverwarming achter
1. Klap de armsteun achter omlaag.
2. Druk op
om het bedieningspaneel
achter in te schakelen.
3. Kies de toets
.
Wanneer de stoelverwarming achter
wordt ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
• De stoelverwarming achter kan
worden gebruikt wanneer het contact
AAN staat.
• Het bedieningspaneel achter wordt
uitgeschakeld wanneer dit gedurende
ongeveer 10 seconden niet wordt
bediend.
• Wijzigen van de instellingen van het
bedieningspaneel achter (→blz. 256)Stoelventilatoren
Elke keer dat de schakelaar wordt
ingedrukt, wijzigt de werking als volgt.
Hoog (3 segmenten branden)→midden
(2 segmenten branden)→laag
(1 segment brandt)→uit
De niveau-indicator (groen) gaat tijdens
de werking branden.
Werkingsvoorwaarden
Het contact AAN staat.
Aan airconditioning gekoppelde
regelmodus
Wanneer het toerental van de
stoelventilator hoog is, wordt het
toerental hoger overeenkomstig de
aanjagersnelheid van de airconditioning.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
260
OPMERKING(Vervolg)
• Als de lak is geschilferd of bekrast,
laat deze dan direct herstellen.
• Verwijder vuil van de velgen en berg
ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de
opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan
de buitenzijde
• Was deze met de nodige
voorzichtigheid. Gebruik geen
organische oplosmiddelen en borstel
ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen
beschadigen.
• Breng geen was aan op de lenzen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Wassen in een autowasstraat
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand
OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand
AUTO staat, kunnen de ruitenwissers
in werking treden waardoor de
ruitenwisserbladen beschadigd kunnen
raken.
OPMERKING
Reinigen met een hogedrukreiniger
• Stel de camera of de omgeving ervan
tijdens het wassen van de auto niet
bloot aan sterke waterstralen uit een
hogedrukreiniger. Door de kracht van
de waterstralen werkt het apparaat
mogelijk niet goed meer.
• Spuit geen water rechtstreeks op de
radar die achter het embleem is
aangebracht. Anders kan het systeem
beschadigd raken.
• Houd de sproeierkop uit de buurt van
hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers of de volgende
onderdelen. Wanneer onderdelen in
aanraking komen met sterke
waterstralen, kunnen ze beschadigd
raken.
–
Aan tractie gerelateerde onderdelen– Onderdelen stuurinrichting
OPMERKING(Vervolg)
– Onderdelen wielophanging
– Onderdelen remsysteem
• Houd de sproeierkop op ten minste
30 cm van de carrosserie. Anders
kunnen kunststof delen, zoals lijsten
en bumpers, vervormd of beschadigd
raken. Houd de sproeierkop ook niet
de hele tijd op dezelfde plek.
• Spuit niet continu met water op het
onderste gedeelte van de voorruit.
Daar bevindt zich de
luchtinlaatopening voor de
airconditioning en als daar water
doorheen komt, werkt de
airconditioning mogelijk niet goed.
• Reinig de onderzijde van de auto niet
met een hogedrukreiniger.
6.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur van uw auto
Voer het volgende uit om het interieur
van uw auto te beschermen en in perfecte
staat te houden:
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel. Verwijder alle
sporen van het reinigingsmiddel en
water grondig met een schone,
vochtige doek.
Schoonmaken van de metaalaccenten
met satijnglans
• Verwijder vuil met een zachte doek of
synthetische zeem die vochtig is
gemaakt in een sop met
zuiveringszout.
Gebruik sop met maximaal 9%
zuiveringszout opgelost in water.
6.1 Onderhoud en verzorging
284
gedekte reparaties en
servicewerkzaamheden uitvoeren door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur, die originele
Toyota-onderdelen gebruikt bij het
oplossen van eventuele problemen met
uw auto. Er kunnen ook voordelen aan
zitten om niet door de garantie gedekte
reparaties en servicewerkzaamheden te
laten uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
omdat die u met zijn expertise kan
helpen eventuele problemen met uw
auto op te lossen.
Uw Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voert alle
onderhoudswerkzaamheden aan uw
auto betrouwbaar en tegen zo laag
mogelijke kosten uit, dankzij zijn
ervaring met Toyota's.
Zelf uit te voeren onderhoud
Hoe zit het met zelf uit te voeren
onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat
eenvoudig gereedschap hebt, zijn veel
onderhoudswerkzaamheden zelf uit te
voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor
bepaalde werkzaamheden speciaal
gereedschap en kennis benodigd zijn. Dit
soort werkzaamheden kunt u beter
overlaten aan een deskundig monteur.
Zelfs als u een ervaren doe-het-
zelfmonteur bent, raden wij u aan om
reparaties en onderhoud door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
uit te laten voeren. Een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
houdt de onderhoudshistorie van uw
Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit
werkzaamheden moet laten uitvoeren die
onder de garantie vallen. Indien u de
service- of onderhoudswerkzaamheden
door een andere naar behorengekwalificeerde en uitgeruste deskundige
dan een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur laat uitvoeren,
raden wij u aan te vragen of de
onderhoudshistorie kan worden
bijgehouden.
Wanneer moet uw auto worden
gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de
prestaties en geluiden en op zichtbare
tekenen die erop wijzen dat onderhoud
noodzakelijk is. Een paar belangrijke
aanwijzingen zijn:
• De motor hapert, stottert of slaat over
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• Vreemde motorgeluiden
• Sporen van lekkage onder de auto (na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage echter normaal)
• Verandering in het uitlaatgeluid (dit
kan wijzen op een zeer gevaarlijk
koolmonoxidelek. Rijd met alle ruiten
open en laat het uitlaatsysteem
onmiddellijk controleren).
• Abnormaal zachte banden, ongewoon
veel bandengepiep bij het nemen van
bochten of ongelijkmatige
bandenslijtage
• De auto trekt naar één kant, terwijl u
rechtuitrijdt op een vlakke weg
• Vreemde geluiden die kennelijk in
verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Verlies van remkracht; “sponzig”
aanvoelend rempedaal; het pedaal
kan bijna tot op de vloer worden
ingetrapt; scheeftrekken van de auto
bij remmen
• Motortemperatuur voortdurend hoger
dan normaal
Als u een van deze zaken merkt, laat dan
uw auto zo snel mogelijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Mogelijk moet uw auto
afgesteld of gerepareerd worden.
6.2 Onderhoud
287
6
Onderhoud en verzorging
WAARSCHUWING!
In de motorruimte bevinden zich
allerlei mechanismen en vloeistoffen
die plotseling in beweging kunnen
komen, heet kunnen worden of
elektrisch geladen kunnen worden.
Neem onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht om
dodelijk of ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in de
motorruimte
• Controleer of het controlelampje
READY niet brandt.
• Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van de
draaiende ventilator en de
aandrijfriem.
• Raak de motor, de
vermogensregeleenheid, de
radiateur, het uitlaatspruitstuk, enz.
niet direct na het rijden aan,
aangezien deze onderdelen heet
kunnen zijn. De olie en andere
vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
• Laat geen brandbare voorwerpen,
zoals een stuk papier of een doek,
achter in de motorruimte.
• Rook niet, veroorzaak geen vonken
en voorkom open vuur in de buurt
van brandstof. Brandstofdampen zijn
licht ontvlambaar.
• Wees voorzichtig, want remvloeistof
is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken
beschadigen. Als u remvloeistof op
uw handen of in uw ogen krijgt, spoel
ze dan onmiddellijk met schoon
water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de
elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de
WAARSCHUWING!(Vervolg)
airconditioning wordt ingeschakeld
en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (→Blz. 294)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen
te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof,
enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige motorslijtage door vuil in de
inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te
hoog is
Het is normaal dat het
remvloeistofniveau iets lager wordt door
slijtage van de remblokken of door een
hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet
worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
6.3.2 Motorkap
Ontgrendelen van de motorkap vanuit
het interieur.
1. Trek de ontgrendelingshendel van de
motorkap naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog
springen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
289
6
Onderhoud en verzorging
OPMERKING(Vervolg)
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
6.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen
1. Zet het contact UIT.
2. Open het dashboardkastje. Maak de
demper los.
3. Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de bovenste
klauwen los te maken. Trek vervolgens
het dashboardkastje naar buiten en
maak de onderste klauwen vrij.
4. Verwijder de afdekkap van het filter.Auto's met linkse besturing
Auto's met rechtse besturing
1Ontgrendel de afdekkap van het
filter.
2Beweeg de afdekkap van het filter
in de richting van de pijl en trek hem
los uit de klauwen.
5. Verwijder de filterhouder.
Er kunnen verontreinigingen boven
op het interieurfilter liggen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
309
6
Onderhoud en verzorging