Page 487 of 522

• “Hybrid System Overheated Reduced
Output Power.” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
Als het waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur gaat branden
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
2ZR-FXE motor
M20A-FXS motor1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
485
7
Bij problemen
Page 488 of 522

De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7.
Als de ventilatoren niet draaien: Zet het
hybridesysteem onmiddellijk uit en
neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid system overheated. Reduced
output power.” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt weergegeven
op het multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
2ZR-FXE motorM20A-FXS motor
1Radiateur
2Koelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote hoe-
veelheid koelvloeistof onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL
(vol) en LOW (laag) bevindt wanneer
het hybridesysteem koud is.
2ZR-FXE motor
M20A-FXS motor
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
486
Page 506 of 522

Functie
Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Meldingswijze inhaalverbod
Alleen weergaveGeen melding
O– –
Weergave en
zoemer
Andere meldingsmethode
(melding verboden in te rij-
den)
*4Alleen weergaveGeen melding
O– –
Weergave en
zoemer
*1: Indien aanwezig
*2: De RSA-functie wordt ingeschakeld wanneer het contact AAN wordt gezet.
*3: Als de snelheidslimiet met aanvullend teken wordt overschreden, werkt de
waarschuwingszoemer niet.
*4: Auto's met navigatiesysteem
Dynamic Radar Cruise Control met volledig snelheidsbereik
*(→blz. 269)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign AssistUit Aan O – –
*: Indien aanwezig
Airconditioning (→blz. 358)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de be-
diening van de toets AUTO
van de airconditioning gekop-
pelde recirculatiemodusAan Uit – O O
Verlichting (→blz. 364)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Tijd die verstrijkt voordat de
interieurverlichting uitgaat15 secondenUit
–OO 7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT is gezetAan Uit – – O
Werking als de portieren wor-
den ontgrendeldAan Uit – – O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u draagtAan Uit – – O
Buitenspiegelverlichting
*Aan Uit – – O
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
504
Page 513 of 522

Antidiefstalsysteem
Alarm*..................94
Antidiefstallabels*...........98
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................95
Het alarm................94
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .96
Inschakelen van de
supervergrendeling..........94
Inschakelen van het alarmsysteem .94
Startblokkering.............82
Supervergrendeling∗.........94
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........94
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .229
Adaptive Front Lighting-systeem
(AFS) (indien aanwezig).......222
Automatic High Beam*.......223
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......227 , 229
Bedieningsinstructies.....220 , 226
Draaiknop koplampverstelling
(indien aanwezig)...........221
Extended Headlight Lighting-
systeem................221
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............224
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............223
Inschakelen van het grootlicht . . .221
Lichtschakelaar............220
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .227
Schakelaar mistlampen.......226
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........434
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........435
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .434
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Airconditioning............358
Bedieningspaneel airconditioning.358
Gebruik van de automatische
modus.................359
Overige functies...........359Stoelverwarming...........364
Stuurwielverwarming........363
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........363
Uitstroomopeningen........360
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting.........365
Leeslampjes..............365
Overzicht interieurverlichting . . .364
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is.........348
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........327
Begeleidingsscherm........
.326
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
BSM-functie..............298
Cruise control*............279
De afstandsweergave en zoemer .302
Detectiebereik van de sensoren . .304
Detectiegebieden BSM-functie . .298
Detectiegebieden RCTA.......312
Display.................301
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........276
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......269
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............328
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............258
GPF-systeem (benzineroetfilter) .347
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........275
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist..................277
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........315
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................310
Inschakelen/uitschakelen van het
Toyota Parking Assist Sensor-
systeem................301
Instellen van de rijsnelheid . .280 , 283
Trefwoordenlijst
511