In de afbeelding wordt als voorbeeld
een display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of
gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt gestopt
wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
• De rijsnelheid wordt tijdens de
ondersteuningsregeling hoger dan
7 km/h
• Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt (indien aanwezig)
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.PKSB (Parking Support Brake) terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is (indien
aanwezig)
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, treden de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling van
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking, ongeacht of de PKSB (Parking
Support Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
• Nadat de PKSB (Parking Support
Brake) in werking is getreden, wordt
de werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem tijdelijk
gestopt en wordt de werking van de
PKSB (Parking Support Brake) op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 316)
• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de PKSB (Parking
Support Brake), wordt het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
uitgeschakeld.
• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de PKSB (Parking Support Brake) in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 326)
nogmaals in te drukken.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
4
Rijden
Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 103)
Dit controlelampje gaat branden
wanneer het stuurwiel automatisch
wordt bediend door het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem.
Nadat de regeling wordt beëindigd,
knippert het controlelampje korte tijd en
dooft het vervolgens.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de PKSB
(Parking Support Brake) een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het
begeleidingsscherm (→blz. 301),
ongeacht of de PKSB (Parking Support
Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 341)Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij
de auto parallel aan de stoeprand of de
weg. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
1 keer op de S-IPA-schakelaar om de
modus automatisch fileparkeren te
selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar de ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
Waarschuwingslampje Waarschuwingslampje/details/handelingen
(Knippert)Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF (indien aan-
wezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Parking
Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat
een sensor mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 305)
(Knippert)Controlelampje PKSB OFF (indien aanwezig)
Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aanwe-
zig is in het PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het systeem tij-
delijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mogelijk vuil is of is
bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 319, blz. 446)
(Knippert)Controlelampje RCTA OFF (indien aanwezig)
Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aanwe-
zig is in de RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de achterbumper
rondom de radarsensor vuil is, enz. (→Blz. 297)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 311)
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
■De VSC (Vehicle Stability Control);
■De TRC (Traction Control); of
■De Hill Start Assist Control.
Het lampje gaat knipperen wanneer de VSC, de TRC, het ABS of de
Trailer Sway Control in werking is. (→Blz. 348)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Geel)Waarschuwingslampje remsysteem
Geeft aan dat er een storing is in:
■Het regeneratieve remsysteem;
■Het elektronisch geregelde remsysteem; of
■De elektrisch bedienbare parkeerrem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
441
7
Bij problemen
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer het Brake
Override-systeem in werking is.
(→Blz. 192)
• Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven wanneer de
wegrijregeling of de Parking Support
Brake (indien aanwezig) in werking is
(→blz. 193, blz. 315). Volg de
instructies op het
multi-informatiedisplay.
• Als er een melding over de bediening
van de startknop wordt weergegeven
Er wordt een instructie voor de
bediening van de startknop
weergegeven wanneer een onjuiste
procedure voor het starten van het
hybridesysteem wordt uitgevoerd of
wanneer de startknop onjuist wordt
bediend. Volg de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
instructies om de startknop nogmaals
te bedienen.
• Als er een melding over een
schakelhandeling wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de
selectiehendel in de verkeerde stand
wordt gezet of dat de auto
onverwachts in beweging komt, kan
op het multi-informatiedisplay een
melding worden weergegeven die u
verzoekt om de selectiehendel in een
andere stand te zetten. Volg in dat
geval de instructie van de melding en
zet de selectiehendel in de
aangegeven stand.
• Als er een melding of afbeelding met
betrekking tot een geopend/gesloten
onderdeel of het bijvullen van een
vloeistof wordt weergegeven
Controleer het onderdeel dat op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven of dat door het
waarschuwingslampje wordt
aangegeven en los het probleem op,
bijvoorbeeld door het geopende
portier te sluiten of de vloeistof bij te
vullen.Als er een melding wordt weergegeven
dat de handleiding moet worden
geraadpleegd
• Als “Engine Coolant Temperature
High.” (koelvloeistoftemperatuur te
hoog) wordt weergegeven, volg dan
de instructies (→blz. 486).
• Als de onderstaande meldingen
worden weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Doorrijden
met de auto kan gevaarlijk zijn.
– “Braking Power Low.” (lage
remkracht)
– “Charging System Malfunction.”
(storing laadsysteem)
– “Engine Oil Pressure Low.” (lage
motoroliedruk)
• Als de onderstaande meldingen
worden weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing. Laat
onmiddellijk de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– “Hybrid System Malfunction.”
(storing hybridesysteem)
– “Check Engine.” (controleer motor)
– “Hybrid Battery System
Malfunction.” (systeemstoring
batterijpakket)
– “Accelerator System Malfunction.”
(systeemstoring gaspedaal)
– “Entry & Start System Malfunction.”
(storing in Smart entry-systeem
met startknop)
– “Exhaust filter full”
(uitlaatgasfiltersysteem vol)
(→blz. 347)
– “Hybrid System Stopped”
(hybridesysteem is gestopt)
– “Engine Stopped” (motor is
gestopt)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
448
WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
compacte reservewiel speciaal
ontworpen is voor gebruik onder uw
auto. Gebruik uw reservewiel
daarom niet onder een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• Automatic High Beam
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*
• Rear View Monitor-systeem*
• Navigatiesysteem*
*
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
476
LTA (Lane Tracing Assist)*(→blz. 255)
Functie Persoonlijke voorkeursinstelling123
Lane Centering-functie Aan, uit O – –
Gevoeligheid waarschuwing Hoog, standaard O – –
Waarschuwingsfunctie slin-
geren autoAan, uit O – –
Gevoeligheid waarschuwing
voor slingerenLaag, standaard, hoog O – –
*: Indien aanwezig
BSM (Blind Spot Monitor)
*(→blz. 285)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Blind Spot Monitor Aan Uit O – –
Helderheid indicator in bui-
tenspiegelHelder Gedimd O – –
Timing waarschuwing voor
aanwezigheid van naderende
auto (gevoeligheid)GemiddeldVroeg
O– – Laat
Alleen wanneer
een auto wordt
gesignaleerd in
de dode hoek
*: Indien aanwezig
PKSB (Parking Support Brake)
*(→blz. 315)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
PKSB-functie (Parking Sup-
port Brake)Aan Uit O – –
*: Indien aanwezig
RSA (Road Sign Assist)
*1(→blz. 265)
Functie
Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
RSA (Road Sign Assist)*2Aan Uit O – –
Meldingsmethode snelheids-
overschrijding
*3Alleen weergaveGeen melding O – –
Weergave en
zoemerO– –
Meldingsniveau snelheids-
overschrijding
2km/h(1mph)5 km/h (3 mph)
O– –
10 km/h
(5 mph)
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
503
8
SPECIFICATIES
8.3 Initialisatie
8.3.1 Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de 12V-accu of onderhoud
aan de auto, moeten de volgende items worden geïnitialiseerd, zodat het systeem
weer op de juiste manier werkt:
Onderwerp Wanneer initialiseren Zie
Elektrisch bedienbare ruiten■Wanneer de werking abnormaal is Blz. 187
S-IPA (Simple Intelligent Par-
king Assist-systeem) (indien
aanwezig)■Na het aansluiten of vervangen van de
12V-accuBlz. 324
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem■Als de bandenmaat wordt aangepast
■Als de bandenspanning wordt gewijzigd
omdat de rijsnelheid of de belading
verandert.Blz. 398
PKSB (Parking Support
Brake) (indien aanwezig)■Na het aansluiten of vervangen van de
accuBlz. 315
8.3 Initialisatie
506
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................94
Antidiefstallabels*...........98
Deactiveren of uitschakelen van het
alarm...................95
Het alarm................94
Inbraaksensor (indien aanwezig) . .96
Inschakelen van de
supervergrendeling..........94
Inschakelen van het alarmsysteem .94
Startblokkering.............82
Supervergrendeling∗.........94
Uitschakelen van de
supervergrendeling..........94
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
Achterruitenwisser en -sproeier . .229
Adaptive Front Lighting-systeem
(AFS) (indien aanwezig).......222
Automatic High Beam*.......223
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......227 , 229
Bedieningsinstructies.....220 , 226
Draaiknop koplampverstelling
(indien aanwezig)...........221
Extended Headlight Lighting-
systeem................221
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............224
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............223
Inschakelen van het grootlicht . . .221
Lichtschakelaar............220
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .227
Schakelaar mistlampen.......226
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........434
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........435
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .434
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Airconditioning............358
Bedieningspaneel airconditioning.358
Gebruik van de automatische
modus.................359
Overige functies...........359Stoelverwarming...........364
Stuurwielverwarming........363
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........363
Uitstroomopeningen........360
Gebruik van de interieurverlichting
Interieurverlichting.........365
Leeslampjes..............365
Overzicht interieurverlichting . . .364
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is.........348
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus........327
Begeleidingsscherm........
.326
BSM (Blind Spot Monitor)*.....285
BSM-functie..............298
Cruise control*............279
De afstandsweergave en zoemer .302
Detectiebereik van de sensoren . .304
Detectiegebieden BSM-functie . .298
Detectiegebieden RCTA.......312
Display.................301
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist...........276
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......269
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)..............328
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............258
GPF-systeem (benzineroetfilter) .347
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........275
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist..................277
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........315
Inschakelen/uitschakelen van de
RCTA ..................310
Inschakelen/uitschakelen van het
Toyota Parking Assist Sensor-
systeem................301
Instellen van de rijsnelheid . .280 , 283
Trefwoordenlijst
511