Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het aantal keren dat de richtingaanwijzers
tijdens het veranderen van rijstrook
knipperen kan worden aangepast.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→
blz. 503)
4.2.6 Parkeerrem
U kunt kiezen uit de volgende functies.
Automatische modus
De parkeerrem wordt automatisch
geactiveerd of gedeactiveerd
overeenkomstig de bediening van de
selectiehendel. Ook wanneer de
automatische modus is ingeschakeld, kan de
parkeerrem handmatig worden geactiveerd
en gedeactiveerd. (→
Blz. 217)
1Schakelt de automatische modus in
(houd bij stilstaande auto de
parkeerremschakelaar omhoog getrokken
tot “EPB Shift Interlock Function
Activated.” (Schakelblokkeringsfunctie
EPB geactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
• Wanneer u de selectiehendel uit
stand P zet, wordt de parkeerrem
gedeactiveerd en doven het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem.
•
Wanneer u de selectiehendel in stand Pzet, wordt de parkeerrem geactiveerd
en gaan het waarschuwingslampje van
de parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem branden.
Bedien de selectiehendel terwijl u het
rempedaal intrapt.
2Schakelt de automatische modus uit
(houd bij stilstaande auto de parkeerre-
mschakelaar ingedrukt tot “EPB Shift
Interlock Function Deactivated.”
(Schakelblokkeringsfunctie EPB
gedeactiveerd) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven).
Handmatige modus
De parkeerrem kan handmatig worden
geactiveerd en gedeactiveerd.
1Trek de parkeerremschakelaar omhoog
om de parkeerrem te activeren
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem gaan branden.
Houd de parkeerremschakelaar
omhoog getrokken als u in geval van
nood de parkeerrem tijdens het rijden
moet bedienen.
2Druk de parkeerremschakelaar in om
de parkeerrem te deactiveren.
Bedien de parkeerremschakelaar
terwijl u het rempedaal intrapt.
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem en het lampje van de
parkeerrem doven.
4.2 Rijprocedures
216