– Als het gebruik van grootlicht niet
wenselijk is of als het grootlicht
mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
– Als de auto wordt gebruikt in een
gebied waar men aan de andere
kant van de weg rijdt, bijvoorbeeld
een auto bestemd voor
rechtsrijdend verkeer in een gebied
voor linksrijdend verkeer of vice
versa
– Wanneer het nodig is om het
systeem uit te schakelen:→blz. 227
– Situaties waarin de sensoren
mogelijk niet goed werken:
→blz. 231
Handmatig in- en uitschakelen van het
grootlicht
Grootlicht inschakelen
Duw de hendel naar voren.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het
controlelampje van het grootlicht gaat
branden.
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand om het Automatic High
Beam-systeem weer in te schakelen.
Dimlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schakelen.Dimlicht tijdelijk inschakelen
Het verdient aanbeveling om, als het
grootlicht is ingeschakeld, het dimlicht in
te schakelen als het gebruik van
grootlicht niet wenselijk is of andere
bestuurders of voetgangers in de buurt
kan hinderen.
Trek de hendel naar achteren en laat hem
vervolgens terugkeren in de
oorspronkelijke stand.
Het grootlicht blijft ingeschakeld terwijl
de hendel naar achteren is getrokken.
Nadat de hendel echter weer in de
oorspronkelijke stand is gezet, blijft het
dimlicht gedurende enige tijd branden.
Daarna wordt het Automatic High
Beam-systeem weer ingeschakeld.
5.3 Bedienen van verlichting en ruitenwissers
221
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als er tijdelijk accessoires die een
sensor of het licht kunnen hinderen
op de auto zijn geplaatst
• Wanneer er een compact reservewiel
of sneeuwkettingen zijn gemonteerd
of een bandenreparatieset is
gebruikt
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is
• Als er banden in een andere maat
dan door de fabrikant
voorgeschreven zijn gemonteerd
• Als er niet stabiel met de auto kan
worden gereden ten gevolge van een
aanrijding, storing, enz.
Ondersteunende systemen
AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
→Blz. 215
AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
→Blz. 219
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 235
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 244
LDA (Lane Departure Alert)
→Blz. 248
RSA (Road Sign Assist)
→Blz. 252
Dynamic Radar Cruise Control
→Blz. 256
Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
→Blz. 265
Noodstopsysteem
→Blz. 268Door Toyota Safety Sense gebruikte
sensoren
Voor de werking van het systeem wordt
gebruikgemaakt van de informatie van
verschillende sensoren.
Sensoren die de
omgevingsomstandigheden signaleren
Voor
ARadarsensor voor
BCamera voor
Achter (radarsensoren opzij achter)
Sensoren die het gedrag van de
bestuurder signaleren (indien aanwezig)
ABestuurderscamera
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
228
Als “Shift System Malfunction Shifting
Unavailable Drive to a Safe Place and
Stop” (Storing in schakelsysteem.
Schakelen niet mogelijk. Rijd naar een
veilige plek en breng de auto tot
stilstand.) of “Shift System Malfunction
Driving Unavailable” (Storing in
schakelsysteem. Rijden is niet mogelijk)
wordt weergegeven
Er zit een storing in de schakelregeling.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Shift is in N Release accelerator
Before Shifting” (Schakelstand is in N.
Laat gaspedaal los voor het schakelen)
wordt weergegeven
Het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl de
transmissie in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en selecteer stand
DofR.
Als “Press brake when vehicle is
stopped EV system may overheat” (Trap
rempedaal in wanneer auto stilstaat.
EV-systeem is mogelijk oververhit)
wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk weergegeven
wanneer het gaspedaal wordt ingetrapt
om de auto op een omhoog lopende
helling op zijn plaats te houden, enz. Het
EV-systeem kan oververhit raken. Laat
het gaspedaal los en trap het rempedaal
in.
Als “Auto Power Off To Conserve
Battery” (automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie. Bedien
de volgende keer dat u het EV-systeem
start het EV-systeem gedurende
ongeveer 5 minuten om de 12V-accu op
te laden.Als “Regenerative Braking Limited
Press Brake to Decelerate”
(Regeneratief remmen beperkt. Trap
rempedaal in om te decelereren) wordt
weergegeven
In de volgende situaties wordt
regeneratief remmen mogelijk beperkt.
Trap het rempedaal stevig in om de
rijsnelheid te verlagen.
• Wanneer elektrische energie niet
meer kan worden geregenereerd
doordat de tractiebatterij volledig
geladen is
• Als de temperatuur van de
tractiebatterij extreem hoog of
extreem laag is
• Als de temperatuur van de
elektromotor,
vermogensregeleenheid, enzovoort
extreem hoog is
Als “High Power Consumption Power
to Climate Temporarily Limited” (Hoog
stroomverbruik. Werking
klimaatregeling tijdelijk beperkt)
wordt weergegeven
Schakel onnodige elektrische apparaten
uit om het energieverbruik te verlagen.
Wacht tot de stroomvoorziening weer
normaal wordt.
Als “Headlight System Malfunction
Visit Your Dealer” (Storing in
koplampsysteem. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in de
onderstaande systemen aanwezig. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• De led-koplampen
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Automatic High Beam-systeem
(indien aanwezig)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
450
Als “System Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in systeem. Ga naar
uw dealer) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
• BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)
• FHL (automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter)
• SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
• RCD (Rear Camera Detection) (indien
aanwezig)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “System Stopped See Owner’s
Manual” (Systeem uitgeschakeld.
Raadpleeg handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
• BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
• RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
(indien aanwezig)
• FHL (automatisch knipperende
alarmknipperlichten achter)
• SEA (Safe Exit Assist) (indien
aanwezig)
• Toyota Parking Assist-sensor (indien
aanwezig)
• PKSB (Parking Support Brake) (indien
aanwezig)
• RCD (Rear Camera Detection) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer de accuspanning.
• Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van de
radarsensoren opzij voor/achter.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Beperkt zicht
camera voor. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
451
8
Bij problemen
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
• Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
• Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke zodat
de camera voor niet meer wordt
afgedekt.
Als “System Stopped Front Camera
Out of Temp. Range Wait until Normal
Temperature” (Systeem uitgeschakeld.
Radarsensor voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot deze
weer op normale temperatuur is”
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Als de camera voor heet is,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon
heeft gestaan, maak dan gebruik van
de airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
• Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde typen
zonneschermen door het zonlicht dat
door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.• Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op te
warmen.
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Blocked Clean Radar Sensor”
(Systeem uitgeschakeld. Radarsensor
voor geblokkeerd. Reinig radarsensor)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• Controleer of de radarsensor of de kap
van de radarsensor is verontreinigd en
maak ze indien nodig schoon
(→blz. 229).
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden in een
open gebied met weinig andere
voertuigen, gebouwen en andere
constructies in de nabije omgeving,
zoals bij grote dorre vlaktes, grasland,
braakliggende terreinen, enz.
De melding zal dan waarschijnlijk weer
verdwijnen als wordt gereden in een
gebied met gebouwen, andere
constructies en andere voertuigen in
de nabije omgeving.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
452
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Out of Temp. Range Wait until
Normal Temperature” (Systeem
uitgeschakeld. Radarsensor voor
buiten temperatuurbereik. Wacht tot
deze weer op normale temperatuur is”
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
• De temperatuur van de radarsensor
ligt buiten het werkingsgebied. Wacht
totdat de temperatuur normaal is.
Als “System Stopped Front Radar In
Self Calibration See Owner’s Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Zelfkalibratie
radar voor bezig. Zie handleiding)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem)
(indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.• Controleer of de radarsensor of de kap
van de radarsensor is verontreinigd en
maak ze indien nodig schoon
(→blz. 229).
• De radarsensor is mogelijk niet goed
uitgelijnd en wordt automatisch
afgesteld tijdens het rijden. Rijd nog
even verder.
Als “Cruise Control Unavailable See
Owner’s Manual” (Cruise
Control-systeem niet beschikbaar, zie
handleiding) wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• Dynamic Radar Cruise Control
• Cruise control
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Speed Limiter Unavailable See
Owner’s Manual” (Snelheidsbegrenzer
niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven (indien aanwezig)
Deze melding kan worden weergegeven
als schakelstand R is geselecteerd.
Selecteer stand D.
Er wordt een melding weergegeven als
er herhaaldelijk op de toets
rijondersteuning wordt gedrukt.
Druk de toets rijondersteuning snel en
stevig in.
Als “Driver Monitor Unavailable See
Owner’s Manual” (Bestuurderscamera
niet beschikbaar, zie handleiding)
wordt weergegeven
De lens van de bestuurderscamera is
mogelijk vuil.
Als de cameralens vuil is, reinig deze dan
met een droge zachte doek om
beschadigingen te voorkomen.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
453
8
Bij problemen
Waarschuwingszoemer achteruitrijden
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Signaal (zoemer) wanneer de
transmissie in stand R staatPermanent Dempen — — O
Startknop (→blz. 201)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Stand ACC Aan/Uit O — O
Automatische verlichting (→blz. 213)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O — O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
—— O 90 seconden
120 seconden
Verlichting (→blz. 213)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursin-
stellingABC
Zoemer verlichting Aan Uit — — O
AHS (Adaptive High Beam-systeem)*1(→blz. 215)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Adaptive High Beam-
systeemAan/Uit — — O
Aanpassing helderheid en
het verlichte gebied van het
grootlicht op basis van de
rijsnelheid15 km/h/30 kmh/60 km/h — — O
Aanpassen van de intensiteit
van het grootlicht tijdens het
rijden in bochten (het gebied
in de richting waarin de auto
draait wordt helderder ver-
licht)Aan/Uit — — O
Aanpassing van het stra-
lingsbereik van het dimlicht
in overeenstemming met de
afstand tot een voorligger of
tegenliggerAan/Uit — — O
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
488
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................59
Bedienen van het systeem......58
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .61
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........60
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........59
Startblokkering.............58
Supervergrendeling*.........59
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam)* . . .219
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)* .215
Bedienen van de
ruitenwisserhendel..........222
Dimlicht tijdelijk inschakelen . . .218 ,
221
Draaiknop koplampverstelling* . .215
Extended Headlight Lighting-
systeem................215
Gebruik van het Adaptive High
Beam-systeem............216
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............219
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht..........218 , 221
Inschakelen van de koplampen . . .213
Inschakelen van de mistlampen . .222
Inschakelen van het grootlicht . . .215
Lichtschakelaar............213
Regelingen systeem.........216
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .222
Schakelaar mistlampen.......222
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........436
Als de auto onder water staat of het
water op de weg stijgt........437
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .436
Bedieningsinstructies........436
De auto tot stilstand brengen . . .436EV-systeem
Actieradius...............75
Airconditioning.............74
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .68
Bagage..................75
Bediening transmissie.........74
Bij het remmen.............74
Controle van bandenspanning....74
Files....................74
Kenmerken EV-systeem........66
Laden...................67
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid........75
Rijden op autowegen of snelwegen .74
Systeemonderdelen.......66,69
Tips voor het vergroten van de
actieradius................75
Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto.......74
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen..............73
Voorzorgsmaatregelen EV-
systeem.................69
Waarschuwingsmelding.......73
Weergegeven waarde.........75
Favoriete instellingen
Ergonomisch geheugen*......179
“My settings” (mijn instellingen). .182
Opgeslagen functies.........183
Opslaan/oproepen van een
rijpositie................180
Registreren/oproepen/uitschakelen
van een rijpositie in een elektronische
sleutel (geheugenoproepfunctie) .181
Types authenticatie-apparaten . .183
Vergemakkelijken van in- en
uitstappen bestuurder
(Power Easy Access-systeem) . . .179
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....365
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier
(SYNC-modus)............362
Automatische airconditioning . . .359
Bedieningspaneel airconditioning.359
Trefwoordenlijst
576