hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 130)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uw
voorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren• Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel
mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een
gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de
voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de
auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 84)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen:→blz. 120
2.1 EV-systeem
75
2
EV-systeem
OPMERKING
Bij het plaatsen van de AC-laadstekker
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kan er schade ontstaan aan
het vergrendelsysteem van de
laadstekker.
• Controleer of de AC-laadstekker
compatibel is met deze auto.
• Een laadstekker van een ander type of
een laadstekker met een beschadigd
of vervormd insteekgedeelte wordt
mogelijk niet vergrendeld.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
de AC-laadstekker nadat de
AC-laadstekker is aangesloten.
• Zorg er bij het verwijderen van de
AC-laadstekker voor dat hij
ontgrendeld is.
2.2.3 Laadmethoden
De volgende methoden kunnen worden
gebruikt om de tractiebatterij te laden.
Laadmethoden
AC-laden (→blz. 87)
Dit is een laadmethode die gebruikt
wordt als er geladen wordt via een
AC-contactdoos met de AC-laadkabel of
bij het laden bij een AC-lader.
Door het laadschema in te stellen kan de
auto ook op de gewenste dagen en tijden
worden opgeladen. (→Blz. 98)
DC-laden (→blz. 93)
Bij deze laadmethode wordt een DC-lader
gebruikt die moet voldoen aan de normen
IEC 61851 en IEC 62196. In vergelijking
met AC-laden kan de tractiebatterij
sneller worden geladen.
IEC is een afkorting voor een
internationale standaard die door de
International Electrotechnical
Commission is opgesteld.Solarlaadsysteem
*(→blz. 111)
*Indien aanwezig
Onder bepaalde omstandigheden kan, als
de auto geparkeerd staat, de
tractiebatterij worden geladen door
elektriciteit die wordt opgewekt door het
zonnepaneel in het dak van de auto.
Laadgekoppelde functies
Deze auto is uitgerust met meerdere
functies die aan het laden gekoppeld zijn.
Mijn ruimte-modus (→blz. 108)
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning en het
audiosysteem, worden gebruikt met de
voeding van de externe voedingsbron
*.
*Afhankelijk van de situatie kan de
elektriciteit van de tractiebatterij worden
verbruikt.
Verwarming tractiebatterij
Als de buitentemperatuur laag is en de
laadkabel is aangesloten op de auto,
verwarmt deze functie automatisch de
tractiebatterij totdat deze een bepaalde
temperatuur bereikt of overschrijdt.
• Deze functie wordt automatisch
uitgeschakeld als de laadkabel wordt
losgenomen of als de laadkabel
gedurende ongeveer 3 dagen
aangesloten blijft op de auto.
• Als het laadschema wordt gebruikt
(→blz. 98), werkt deze functie
overeenkomstig de instellingen van
het schema.
Opwarmregeling tractiebatterij
Deze regeling treedt in werking als de
laadkabel gedurende ongeveer 3 dagen
op de auto aangesloten blijft en de
verwarming van de tractiebatterij
automatisch stopt. De regeling isoleert
de tractiebatterij automatisch bij extreem
lage temperaturen.
2.2 Laden
81
2
EV-systeem
• Deze regeling stop 31 dagen nadat de
laadkabel is aangesloten, zelfs als hij
nog steeds is aangesloten op de auto.
• Als deze regeling in werking is, worden
de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden
onmiddellijk.
Koeler tractiebatterij
Als de tractiebatterij heet is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
koelt deze functie de tractiebatterij om
deze te beschermen.
De functie treedt mogelijk in werking als
continu wordt gereden met hoge
snelheden, zoals bij rijden op autowegen
of snelwegen, of tijdens DC-laden.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
→Blz. 109
Verwarming tractiebatterij
• De verwarming van de tractiebatterij
kan worden ingeschakeld als er niet
wordt geladen.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is, brandt de
laadindicator.
• Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is tijdens
laden, kan het laden langer duren dan
normaal.
• De resterende lading in de
tractiebatterij neemt af als de
verwarming van de tractiebatterij in
ingeschakeld. Het kan nodig zijn om
de tractiebatterij nogmaals te laden
om de resterende lading aan te vullen.
Koeler tractiebatterij
• AC-laden: De instellingen van de
koeler van de tractiebatterij kunnen
worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 82)
• De laadindicator brandt wanneer de
koeler van de tractiebatterij stand-by
staat of in werking is.• Als het laadniveau van de
tractiebatterij laag is, werkt de koeler
van de tractiebatterij mogelijk niet,
zelfs niet als de temperatuur van de
tractiebatterij hoog is.
• Als aan de volgende voorwaarden
wordt voldaan terwijl de koeler van de
tractiebatterij in werking is, wordt het
koelen gestopt.
– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in stand ACC of
AAN gezet.
– De schakelstand wordt een andere
dan stand P
– De op afstand bedienbare
airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 365)
– De resterende lading in de
tractiebatterij daalt tot onder een
bepaald niveau
• De koeler van de tractiebatterij
gebruikt de energie van de
tractiebatterij en een externe
voedingsbron.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, neemt de lading van
de tractiebatterij toe en af binnen
een bepaald bereik en de lading zal
niet toenemen tijdens AC-laden.
– Als de koeler van de tractiebatterij
in werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 134) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
2.2 Laden
82
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Om op de juiste manier te laden, dient u
onderstaande uitleg te lezen en de
procedure te volgen. Het laden moet
worden uitgevoerd door bestuurders die
over een geldig rijbewijs beschikken en
die de procedure van het laden
begrijpen.
• Laat mensen die niet gewend zijn aan
opladen, zoals kinderen, niet zonder
toezicht opladen. Houd de
AC-laadkabel altijd buiten bereik van
kinderen.
• Volg als u de auto laadt met een lader
de instructies van de lader.
Controleer voorafgaand aan het laden
het volgende
Controleer voor het laden altijd het
volgende.
• De parkeerrem is geactiveerd.
(→Blz. 208)
• Het contact wordt UIT gezet.
(→Blz. 198)
• Verlichting, zoals koplampen,
alarmknipperlichten en
interieurverlichting, is uitgeschakeld.
Als verlichting is ingeschakeld, is
daarvoor elektriciteit nodig waardoor
de laadtijd toeneemt.
Tijdens het laden
• Het starttijdstip voor het laden kan
afwijken, afhankelijk van de status van
de auto, maar dit duidt niet op een
storing.
• Tijdens het laden kunt u geluid horen
in de buurt van de tractiebatterij
overeenkomstig de werking van de
airconditioning of de “Battery Cooler”
(batterijkoeler).
• Tijdens en na het laden kunnen het
elektromotorcompartiment en de
omgeving waar de tractiebatterijlader
gemonteerd is, warm zijn.• Het oppervlak van het CCID (Charging
Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem)
kan heet worden. Dit is normaal en
duidt niet op een storing.
• Afhankelijk van de radiogolven kan er
ruis hoorbaar zijn op de radio.
Wanneer een openbare laadfaciliteit
wordt gebruikt
• Controleer de instelling van de
laadschemafunctie als een openbare
laadfaciliteit wordt gebruikt.
– Als er een laadschema is
opgeslagen, schakel de functie dan
tijdelijk uit of zet “Charge Now” (nu
laden) aan.
– Als het laadschema ingesteld is op
“On” (aan), zal het laden niet
gestart worden, zelfs niet als de
AC-laadkabel is aangesloten. Verder
kunnen er laadkosten in rekening
worden gebracht door het
aansluiten van de AC-laadkabel.
Afname capaciteit van de
tractiebatterij
De capaciteit van de tractiebatterij
neemt tijdens het gebruik van de
tractiebatterij geleidelijk af. De mate
waarin hij afneemt, is afhankelijk van de
omstandigheden en de manier waarop er
met de auto wordt gereden. Door het
volgende in acht te nemen, kan de
afname van de capaciteit van de
tractiebatterij vertraagd worden.
• Parkeer de auto niet op een warme
plaats en in de volle zon wanneer de
tractiebatterij volledig is geladen.
• Voorkom frequent en plotseling
accelereren en decelereren.
• Voorkom frequent rijden met hoge
snelheid.
• Gebruik de laadschemafunctie zo veel
mogelijk om ervoor te zorgen dat de
tractiebatterij volledig geladen is
voordat u wegrijdt.
• Voorkom frequent DC-laden. Verder
zal, als de capaciteit van de
2.2 Laden
85
2
EV-systeem
tractiebatterij afneemt, de afstand die
gereden kan worden afnemen. De
prestaties van de auto nemen echter
niet merkbaar af.
Als de resterende lading in de
tractiebatterij laag is na het laden
In de volgende situaties kan de
resterende lading in de tractiebatterij
lager zijn dan normaal nadat het laden is
voltooid om de tractiebatterij te
beschermen (de actieradius nadat de
batterij volledig geladen is, kan korter
zijn).
*
• Er wordt geladen als de
buitentemperatuur laag of hoog is
• Het laden vindt plaats direct na het
rijden onder zware belasting of in
extreme hitte
Laat, als in andere situaties de
resterende lading in de tractiebatterij na
voltooiing van het laden beduidend
lager is dan normaal, de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
*: Als dit gebeurt, zal de resterende
lading sneller afnemen dan normaal,
zelfs als het display met de resterende
lading van de tractiebatterij aangeeft
dat de tractiebatterij volledig geladen is.
Wanneer de hoeveelheid lading die
naar de tractiebatterij wordt gestuurd,
afneemt
Wanneer bijvoorbeeld de
airconditioning of de verwarming van de
tractiebatterij is geactiveerd, nemen het
laadvermogen dat naar de tractiebatterij
wordt gestuurd, de hoeveelheid lading
die naar de tractiebatterij wordt
gestuurd en de resterende lading van de
tractiebatterij mogelijk af.
De laadtijd kan toenemen
In de volgende situaties kan de laadtijd
langer zijn dan normaal:• Bij erg hoge of bij erg lage
temperaturen.
• Wanneer de tractiebatterij heet
wordt, bijvoorbeeld onmiddellijk na
het rijden onder zware belasting.
• De auto verbruikt veel elektriciteit,
bijvoorbeeld wanneer de koplampen
zijn ingeschakeld.
• Bij gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”.
• Tijdens het laden is de stroom
uitgevallen.
• Er is een onderbreking in de
stroomvoorziening.
• Er is sprake van een spanningsval bij
de externe voedingsbron.
• De lading van de 12V-accu is te laag,
bijvoorbeeld omdat er gedurende
langere tijd niet met de auto is
gereden.
• Wanneer de bovenste limiet van de
laadstroom wordt gewijzigd bij de
laadstroominstelling van de auto.
• Als de “Battery Heater”
(batterijverwarming) in werking is.
• Als de “Battery Cooler”
(batterijkoeler) in werking is geweest
vóór het laden.
• Als de stekker warmte genereert door
een losse aansluiting, enz.
• Als de voeding van de lader wordt
gewijzigd.
• Als geregeld en herhaaldelijk gebruik
wordt gemaakt van DC-laden.
• Bij het selecteren van een andere
instelling dan MAX voor “DC charging
power” (DC-laadvermogen).
• Als de temperatuur van de
laadgerelateerde onderdelen te hoog
is.
• Als de auto het laadvermogen beperkt
door de toestand van de externe
voeding waarop hij is aangesloten.
2.2 Laden
86
de tractiebatterij volledig geladen is,
het laadschema niet worden
uitgevoerd.
• Als de stoptijd voor het laden wordt
bereikt voordat de tractiebatterij
volledig is geladen en de laadmodus is
ingesteld op “Start-Stop”, wordt het
eerstvolgende schema na de stoptijd
bijgewerkt als het volgende
laadschema en wordt het laden
herhaald totdat de batterij volledig is
geladen.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare
airconditioning (→blz. 365) wordt
ingeschakeld
• Als de “My Room Mode” (mijn
ruimte-modus) wordt ingeschakeld
(→blz. 108)
• Als “Charge now” (nu laden) wordt
ingeschakeld (→blz. 103, blz. 107)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd
waardoor het laden middels het
tijdschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 89)
“Battery heater” (batterijverwarming)
(→Verwarming
tractiebatterij 81)/“Battery Cooler”
(batterijkoeler) (→Koeler
tractiebatterij 82)
Afhankelijk van de temperatuur van de
tractiebatterij wordt de verwarming van
de tractiebatterij of de
tractiebatterijkoeler mogelijk
geactiveerd en gaat de laadindicator
mogelijk branden terwijl de timer wacht
op het opladen.Instellingen uitvoeren op het
multi-informatiedisplay
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel als het laadschema
wordt gebruikt.
ABedieningstoetsen
instrumentenpaneel (→blz. 134)
BMulti-informatiedisplay
Registreren van het laadschema
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om
te
selecteren.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Vehicle
Settings” (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
3. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Settings” (laadinstellingen) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Settings”
(laadinstellingen) wordt
weergegeven.
4. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Charging
Schedule” (laadschema) te selecteren
en druk vervolgens op
.
Het scherm “Charging Schedule”
(laadschema) wordt weergegeven.
2.2 Laden
100
2.2.9 Gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Als de laadkabel is aangesloten op de
auto, kunnen elektrische componenten,
zoals de airconditioning en het
audiosysteem, worden gebruikt met de
voeding van de externe voedingsbron.
Inschakelen van de “My Room Mode”
(mijn ruimte-modus)
1. Sluit de laadkabel aan op de auto om
het laden te starten.
AC-laden:→blz. 87
DC-laden:→blz. 93
2. Zet het contact AAN tijdens het laden.
De instellingen voor de “Mijn
ruimte-modus” worden automatisch
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
3. Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om “Yes” ( ja) te
selecteren en druk vervolgens op OK.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
gestart en de airconditioning, het
audiosysteem, enz. kunnen worden
gebruikt.
Selecteer “No” (nee) en druk op OK als
de “Mijn ruimte-modus” niet wordt
gebruikt.
Zet het contact UIT om de “Mijn
ruimte-modus” uit te schakelen.
De “Mijn ruimte-modus” wordt
automatisch uitgeschakeld als het
DC-laden voltooid is.
Weergave van informatie over
energiebalans als “Mijn ruimte-modus”
is ingeschakeld
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
ingeschakeld, wordt de energiebalans
automatisch weergegeven op het
multi-informatiedisplay en kan er een
schatting van de energiebalans (balans
tussen energievoorziening en
energieverbruik) tijdens het gebruik van
de “Mijn ruimte-modus” worden
gecontroleerd.
AOntladen (-)
BLaden (+)
De grootte van de pijl verandert
afhankelijk van de
energievoorziening en het
energieverbruik.
Als het energieverbruik hoger is dan
de energievoorziening, wordt
A
groter weergegeven dan .
Als de energievoorziening en het
energieverbruik gelijk zijn, worden
AenBeven groot weergegeven.
Als een portier wordt ontgrendeld bij
het gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
De laadstekker wordt ontgrendeld, het
laden wordt onderbroken en de “My
Room Mode” (mijn ruimte-modus) wordt
uitgeschakeld. Sluit de AC-laadkabel weer
aan en schakel de “Mijn ruimte-modus” in
om de “Mijn ruimte-modus” weer te
gebruiken.
Als u gebruikmaakt van de “My Room
Mode” (mijn ruimte-modus) bij een
openbaar laadstation, moet de procedure
voor het beginnen met laden met behulp
van de lader mogelijk opnieuw worden
uitgevoerd vóór het inschakelen van de
“My Room Mode”.
Weergave op instrumentenpaneel
tijdens laden
Als tijdens het laden ongeveer
100 seconden verstreken zijn nadat het
contact AAN is gezet en de “Mijn
ruimte-modus” niet is ingeschakeld, gaat
het contact automatisch UIT.
2.2 Laden
108
Bij gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
kan het volgende gebeuren
• Als de resterende lading in de
tractiebatterij de onderlimiet bereikt,
wordt de airconditioning automatisch
uitgeschakeld. In dat geval kan de
airconditioning niet worden gebruikt
totdat de resterende lading in de
tractiebatterij toeneemt. Zet het
contact UIT en schakel de “Mijn
ruimte-modus” in als de resterende
lading in de tractiebatterij toeneemt.
• Als de portieren tijdens de “Mijn
ruimte-modus” worden ontgrendeld,
wordt de AC-laadstekker ontgrendeld
en wordt de “Mijn ruimte-modus”
onderbroken. Voer de procedure uit
om de “Mijn ruimte-modus” weer te
starten en gebruiken. (→Blz. 108)
Daarnaast moet bij gebruik van een
AC-lader bij een openbaar laadstation
de procedure voor het starten van de
lader worden uitgevoerd alvorens de
“Mijn ruimte-modus” te gebruiken.
• De laadtijd van de tractiebatterij
wordt langer.
• Afhankelijk van de conditie van de
radiogolf kunnen er geluiden
hoorbaar zijn uit de radio.
• De omgeving van de ingebouwde
tractiebatterijlader in het
elektromotorcompartiment kan heet
worden.
• Het waarschuwingslampje elektrische
stuurbekrachtiging (geel) wordt
mogelijk ingeschakeld, maar dat duidt
niet op een storing.Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
Wanneer de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt tijdens DC-laden, is de
ladingstoestand na voltooiing lager dan
wanneer de “Mijn ruimte-modus” niet
wordt gebruikt.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl de tractiebatterij
volledig geladen is
Als het contact AAN wordt gezet terwijl
de tractiebatterij volledig geladen is en
de laadstekker die energie levert,
aangesloten is, wordt “Charging Port Lid
is Open” (klep oplaadpoort is open)
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. Druk in dat geval op
van de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het
instelscherm van de “Mijn
ruimte-modus” weer te geven en
selecteer vervolgens “Mijn
ruimte-modus”.
Als de “Mijn ruimte-modus” wordt
gebruikt terwijl de tractiebatterij
volledig geladen is, wordt de energie van
de tractiebatterij mogelijk verbruikt. In
dat geval wordt er mogelijk opnieuw
geladen.
2.2 Laden
109
2
EV-systeem