170
Rijden
Lane Departure Warning
Raadpleeg voor meer informatie de algemene adviezen over het gebruik van
de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken strepen
herkent, het onbedoeld overschrijden van een
rijstrookmarkering.
De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een
rijsnelheid hoger dan 80 km/h een rijstrookmarkering
op het wegdek dreigt te worden overschreden
zonder dat de richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Detectie - waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld, en tot ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Bij een snelheid lager dan 30 km/h kan het
automatische noodremsysteem de auto tot
volledige stilstand vertragen.
Anders (bij uitvoeringen met alleen een camera)
kan de snelheid worden verlaagd tot maximaal
25 km/h.
Bij uitvoeringen met camera en radar kan
de snelheidsverlaging wordt uitgebreid naar
50
km/h, als beide sensoren de dreiging kunnen
waarnemen.
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
–
Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig, voetganger of
fietser wordt gedetecteerd.
–
De rijsnelheid ligt tussen 10
km/h en 85 km/h
(uitvoeringen met uitsluitend een camera) of 140
km/h (uitvoeringen met camera en radar) wanneer
een rijdend voertuig wordt gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Tijdens het knipperen is de functie niet beschikbaar.
Als het automatische noodremsysteem wordt
gebruikt bij een auto met automatische transmissie,
moet u het rempedaal ingedrukt houden, ook nadat
de auto helemaal tot stilstand is gekomen, om te
voorkomen dat de auto wegrolt.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan het automatische noodremsysteem op elk gewenst moment
uitschakelen door een ferme stuurbeweging te
maken (ontwijkende manoeuvre) en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan zwaar voelen en iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Uitschakelen / inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De instellingen kunnen via het configuratiemenu van de auto worden
gewijzigd.
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Storing
Dit waarschuwingslampje gaat op het instrumentenpaneel branden, als de werking
van het automatische remsysteem is verminderd of
beperkt. Dit is normaal; u hoeft hiervoor geen contact op te
nemen met een werkplaats.
Dit kan worden veroorzaakt door minder zicht
(bijvoorbeeld door regen, mist, sneeuw, verblinding
door een laaghangende zon) of omdat een van de
sensoren is afgedekt. Stop de auto in dat geval en
controleer of de camera aan de voorzijde of de radar
aan de voorzijde met vuil, sneeuw, ijs of iets anders
is afgedekt waardoor de sensor niet goed werkt.
Bij een storing gaat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel branden, in
combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Deze waarschuwingslampjes gaan op het instrumentenpaneel en/of op
het display met waarschuwingslampjes voor de
veiligheidsgordels of de airbag vóór aan
passagierszijde branden om aan te geven dat de
veiligheidsgordel van de bestuurder en/of de
passagier voorin niet is bevestigd (afhankelijk van de
uitvoering). Het automatische remsysteem is
uitgeschakeld totdat de veiligheidsgordels zijn
vastgemaakt.
206
Praktische informatie
te verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan nooit een waterslang of hogedrukreiniger om de
binnenkant te reinigen.
Bekers of andere open houders met vloeistof
kunnen lekken, met kans op schade aan het
instrumentenpaneel en de bedieningselementen
op het dashboard en de middenconsole. Wees
altijd voorzichtig!
Reinig instrumentenpanelen, touchscreens en
andere displays door ze voorzichtig met een
zachte, droge doek af te vegen. Gebruik geen
producten (zoals alcohol of desinfectiemiddelen)
of zeepwater direct op deze oppervlakken - kans
op schade!
Carrosserie
Hoogglanslak
Gebruik nooit schurende producten, oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in de
lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte doek met zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en droge
auto.
Neem de instructies die op het product worden
vermeld in acht.
Structuurlak
Dit type lak reageert op licht, door variaties in
uiterlijk en afwerking, waardoor de lijnen en omtrek
van de auto worden benadrukt. De lak is verrijkt
met deeltjes die zichtbaar blijven en een uniek
satijneffect met reliëf geven. De licht korrelige
structuur geeft een verrassend effect.
Probeer de auto nooit zonder water te reinigen.
Was uw auto niet in een wasstraat met borstels.
Kies nooit een wasprogramma dat eindigt met
het aanbrengen van een warme waslaag.
Gebruik nooit een hogedrukspuit voorzien van
borstels - kans op krassen in de lak!
Breng nooit een glanzend polijstmiddel of
conserveringsmiddelen aan op de carrosserie
of lichtmetalen velgen; deze producten kunnen
onherstelbare glanzende of vlekkerige gebieden
veroorzaken.
Gebruik een hogedrukreiniger of in elk geval iets met een harde waterstraal.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.
We raden u aan om alleen een microvezeldoek
te gebruiken bij het afvegen van de auto; veeg
met de doek over de auto zonder te wrijven.
Verwijder met een zachte doek voorzichtig
eventuele brandstofsporen van de carrosserie en
laat de carrosserie vervolgens drogen.
Verwijder kleine vlekken (zoals vingerafdrukken)
met behulp van een door PEUGEOT aanbevolen
onderhoudsproduct.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukspuit om de auto te wassen - kans op schade of loslaten van de
stickers!
240
Bluetooth®-audiosysteem
"Verbindingen": Beheer van de
verbindingen, apparaten zoeken.
" Persoonlijke instelling - configuratie":
Parameters van de auto definiëren,
Taalkeuze, Configuratie beeldscherm, Keuze van
eenheden, Datum en tijd instellen.
Druk op de toets "MENU".
Scrollen tussen de menu's.
Toegang tot een menu.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk herhaaldelijk op de toets SOURCE om
de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM / AM / DAB).
Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.
Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u
zich bevindt.
Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze
lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de
geluidsweergave uitgeschakeld.
RDS
De omgeving (zoals heuvels, gebouwen, tunnels, parkeerplaatsen en ondergrond)
kan de ontvangst blokkeren, ook in de
RDS-trackstand. Dit is een normaal verschijnsel
door de manier waarop radiogolven worden
verstuurd en heeft niets te maken met een
storing in het audiosysteem.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden het symbool RDS doorgestreept op
het display weergegeven.
Als RDS is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een
zender, zodat u ernaar kunt blijven luisteren
zonder dat u zelf de frequentie hoeft te wijzigen.
Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige
RDS-zenders niet in het hele land te ontvangen
doordat de zenders niet altijd het hele land
dekken. Daardoor kan de zender tijdens het
rijden wegvallen.
Korte procedure
Druk in modus "Radio" op OK om de RDS-functie
direct in of uit te schakelen.
Lange procedure
Druk op de toets MENU.
Selecteer "Audiofuncties".
Druk op OK.
Selecteer de functie "Voorkeuze FM-band".
Druk op OK.
Selecteer "Frequentie volgen (RDS)".
Druk op OK, RDS verschijnt op het scherm.
TA-berichten beluisteren
De TA-functie (Traffic Announcement) geeft
voorrang aan het luisteren naar de
verkeersinformatie. Voor een correcte werking
van deze functie is een goede ontvangst van een
radiozender nodig die deze berichten uitzendt.
Zodra er een bericht wordt uitgezonden, wordt de
geluidsbron die op dat moment wordt
weergegeven (Radio, CD, ...) automatisch
onderbroken en wordt de verkeersinformatie
doorgegeven. Zodra dit bericht is afgelopen,
wordt de weergave van de oorspronkelijke
geluidsbron hervat.
Wees voorzichtig met het verhogen van het geluidsvolume tijdens het beluisteren van
verkeersinformatie. Als het systeem terugkeert
naar de oorspronkelijk geluidsbron kan het
geluidsvolume te hoog zijn.
294
Trefwoordenregister
Brandstofniveaumeter 180–181
Brandstoftank
180, 180–181
Brandstof tanken
180–181
Brandstoftank leeg (diesel)
208
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
180–181
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
180–181
Buitenspiegels
53–54, 84, 172–174
Buitenverlichting
93
C
Carrosserie 206
Carrosserie-onderhoud
206
CD
243
CD MP3
243
CD-/MP3 -speler
243
Centrale vergrendeling
29, 33–34, 38
Claxon
102
Configuratie van de auto
26
Connectiviteit
276
Contact
140–141, 283
Contact aangezet
141
Controlelampjes
12
Controle motorolieniveau ~
Motorolieniveau, controle
19
Controlepaneel
185–186
Controles
197, 200–202
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
241–242, 255, 279–280
Dagteller
23
Dashboardkastje
70
Datum (instellen)
28, 261, 285
Datum instellen
28, 261, 285
Derde remlicht
221
Detectie obstakels
174
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
154, 212, 217
De tractiebatterij laden
186
Dieselmotor
180, 197, 208, 230
Digitale radio - DAB
(Digital Audio Broadcasting)
241, 255, 279–280
Dimlicht
90, 218–219
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
23
Display instrumentenpaneel
24
Dodehoekbewaking
172–173, 174
Dubbele cabine met vaste achterbank
67–68
Dubbele cabine met wegklapbare bank
68
Dynamische noodrem
143–145
E
Eco-mode 193
Eco-mode ~ Eco-modus
193
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand
152
Eendelige vaste bank 59–60
Een lamp vervangen (achterdeuren)
220
Electronic Stability Program (ESC)
102–103, 105
Elektrisch bedienbare schuifdeur
33–35, 38–42
Elektrisch bediende handrem ~
Handrem, elektrisch bediend
142–145, 201
Elektrische ruitbediening
47–48
Elektrisch verstelbare stoelen
50
Elektromotor
5, 8, 26–27, 141, 182,
195, 197, 223, 227, 233
Elektronische remdrukregelaar (REF)
102
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
102
Elektronische sleutel
29, 141–142
Elektronische startblokkering ~
Startblokkering, elektronische
138
Elektronisch Stabiliteits
Programma (ESP)
102, 104–105
Energiestromen
27
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
102
Etiketten
58
Extra verwarming
46, 85–86
F
Flacon AdBlue® 203
Follow me home verlichting ~
Follow-me-home-verlichting
92
Frequentie (radio)
279
295
Trefwoordenregister
G
Gekoppeld navigatiesysteem 273–275
Geluidssignaal stil voertuig
(elektrische auto)
102, 137
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrische auto)
102, 137
Geprogrammeerd laden
27
Geprogrammeerd laden
(elektrische auto)
26–27, 184, 190, 192
Gereedschap
210, 213–214
Gereedschapskist
209
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
267–270
Gevarendriehoek
208
Gewichten
229–230, 233
GPS
272
Grootlicht
90, 93, 218–219
Grootlichtassistent
93–94
H
Halogeenlampen 218–219
Handgeschakelde versnellingsbak ~
Versnellingsbak, handgeschakeld
146, 201
Handopvoerpomp
208
Handrem
142, 201
Handsfree-schuifdeur
42–43
Handsfree set
245, 258–259, 281–282
Head-up display
11, 11–12
Helderheid
260
Het opslaan van de snelheid 157
Hill-Holder ~ Hill Start Assist
145–146
Hoedenplank
70
Hoek van de stoel
49
Hoek van de stoel verstellen
49–50
Hoofdsteunen verstellen
51
Hoofdsteunen vóór
51
Hoogspanning
182
Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~
Stuurverstelling
53
Hoogteverstelling veiligheidsgordels ~
Gordelverstelling
107
Hulpoproep
100
I
Identificatiegegevens 237
Identificatieplaatjes constructeur
237
Identificatie (stickers)
237
Imperiaal
195
Indeling achter
74
Indeling interieur ~ Interieurindeling
69–70, 74
Individuele achterstoel(en) op rails
64–66, 107
Infraroodcamera
156
Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank
(inhoud)
180–181
Inrichting laadruimte
73
Instapverlichting
92–93
Instellen van de uitrustingen
26
Instellingen van het systeem
260, 285
Instrumentenpaneel
9, 157
Intelligente tractiecontrole 104
Interieurfilter
79, 200
Interieurfilter (vervangen)
200
Interieurverlichting
88, 95
ISOFIX
128, 131–132, 131–133
ISOFIX
bevestigingen
120, 128, 131–132, 131–133
ISOFIX kinderzitjes
122–124, 131, 131–133, 132
J
Jack 280
Jack-aansluiting
243, 280
Jack-kabel
280
K
Kaartleeslampjes 88
Kentekenplaatverlichting
222
Keyless entry and start
29–35, 139–140
Kilometerteller
23
Kinderbeveiliging
134–135
Kinderbeveiliging achterportierruiten
135
Kinderen
108, 116, 122–124, 131–133
Kinderen (veiligheid)
134
Kinderzitjes
108, 112–113, 115–117, 120, 132
Kinderzitjes (conventioneel)
115–117, 120
Kinderzitjes i-Size
131–132
Klep laadaansluiting
(elektrische auto)
184, 190–192
296
Trefwoordenregister
Kleurcode lak 237
Klimaatregeling
82, 84
Klokje (instellen)
28, 261, 286
Koelvloeistof
199
Koelvloeistoftemperatuur
20
Koelvloeistoftemperatuurmeter
20
Kofferdeksel sluiten
45
Koplampverstelling
95
Krik
213–214
L
Laadkabel 186
Laadkabel (elektrische auto)
185
Laadniveaumeter (elektrische auto)
22
Laadschot
73
Laadstekker (elektrische auto)
184, 190–192
Laadsysteem (elektrische auto)
5, 8, 26, 182, 197
Laadzone
73
Laden accu ~ Accu laden
225
Laden tractiebatterij
186
Laden via een normaal stopcontact
186
Lader voor versneld laden (wallbox)
185
Lak
206, 237
Lampen
218
Lampen (vervangen)
217, 220
Lampen vervangen
217, 217–218, 220–222
Lane Departure Warning (LDW)
171
Leder (onderhoud)
207
Lekke band
210–211, 213
Lendensteun
49, 52–53
Lendensteun, verstelling 49
Lichtschakelaar
90
Lokaliseren van de auto
30
Luchtfilter
200
Luchtfilter (vervangen)
200
Luchtrecirculatie
81, 83
M
Massagefunctie 52
Matte lak
206
Matten
69, 157
Mat verwijderen
69
Meldingen
284
Menu
257
Menu's (audio)
252–253, 265–266
Menustructuren display
257
Milieu
7, 37, 86, 137
Minimaal laadniveau tractiebatterij
(elektrische auto)
22
Mistachterlicht
90, 220, 222
Mistlampen vóór
90, 220
Mobiele app
27, 87, 192
Moduwork
54–56
Monteren allesdragers ~
Allesdragers monteren
195
Motor
202
Motoren
229
Motorkap
197–198
Motorkapsteun
197–198
Motorolie
198
Motorolieniveaumeter 19
MP3 (CD)
243
Multifunctioneel display (met autoradio)
239
N
Navigatiesysteem 271–273
Netaansluiting (standaardstekker)
185
Niveau AdBlue®
199
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
199–200
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau
20, 199
Niveau koplampsproeiervloeistof ~
Koplampsproeiervloeistofniveau
96
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
199
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
96, 199
Niveaus controleren
198–199
Niveaus en controles
197–199
Niveau stuurbekrachtigingsvloeistof ~
Stuurbekrachtigingsvloeistofniveau
199
Noodbediening achterklep
36
Noodbediening portieren
29, 35–36
Noodoproep ~ Urgence-oproep
100
Noodprocedure starten
141, 224
Noodremassistentie ~
Brake Assist System (BAS)
102, 169
Noodremassistentie (AFU) ~
Brake Assist System (BAS)
102
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
23