
202
Praktische informatie
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESC) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te herkennen aan dit symbool op de flanken.
Schokdempers
Het is voor bestuurders lastig om te weten wanneer de schokdempers zijn versleten.
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed
op de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan om
ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is
normaal dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder
dat de prestaties afnemen of het brandstofverbruik
toeneemt, om het milieu zo min mogelijk te belasten
en om aan de Euro 6-norm te voldoen.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 20 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
5.000
km rijden (hierbij spelen uw rijstijl en de
uitvoering van uw voertuig ook een grote rol).
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is, wordt er automatisch een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400
km worden er nog diverse
waarschuwingen gegeven voordat het reservoir leeg
is en het voertuig niet meer kan worden gestart.
Als u verwacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 5.000
km te rijden,
moet AdBlue tussentijds worden bijgevuld.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot het
voertuig te veel schadelijke stoffen uit, waardoor
hij niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om zo
snel mogelijk contact op te nemen met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats. Na 1.100 km wordt er automatisch
een voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto
wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.

213
In geval van pech
8bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
De slang en de flacon
verwijderen
► Beweeg slang 2 naar links totdat deze contact
maakt met de behuizing.
►
Maak aansluiting
1
los van de flacon door de
aansluiting een kwartslag linksom te draaien.
►
T
rek slang 2
iets naar buiten en koppel
aansluiting
3
van de luchtinlaatslang los door deze
een kwartslag linksom te draaien.
► Verwijder slang 2.
► Houd de compressor verticaal omhoog.
►
Draai flacon
4
los van de bodem.
Voer deze handelingen in omgekeerde volgorde
uit om de nieuwe flacon en de nieuwe slang te
plaatsen.
Let op dat er geen vloeistof uit de flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de flacon
vermeld.
De flacon met afdichtmiddel kan slechts één
keer gebruikt worden en moet daarna worden
vervangen, ook als hij niet leeg is.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever
deze in bij een PEUGEOT-dealer of een officieel
inzamelpunt.
Vergeet niet om een nieuwe flacon bij een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats te kopen.
Reservewiel
Gebruik de link om video's met uitleg te bekijken: http://q-r.to/bagGl9
Toegang tot het gereedschap
Het gereedschap bevindt zich in een
gereedschapskist.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapskist.

217
In geval van pech
8Monteren van het wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
W
anneer het wiel is voorzien van een slotbout,
moet u deze handvast aandraaien met wielsleutel
1 voorzien van dop 4 .
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een slotbout,
moet u deze vastdraaien met wielsleutel 1 voorzien
van dop 4 .
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de Active Safety
Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem Het stalen reservewiel is niet voorzien van
een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de rand
ervan vervolgens rondom met de hand vast.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er

226
In geval van pech
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje
van de pluspool (+) op.
►
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de
accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem
B omhoog om hem te
verwijderen.
Weer aansluiten van de plusklem (+)
► Trek de hendel (A ) zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem ( B) op de
pluspool (+).
►
Druk de accupoolklem (
B) volledig omlaag.
►
Beweeg de hendel (
A) omlaag om de
accupoolklem (B ) vast te zetten.
►
Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic
kapje terug op de pluspool (+).
Forceer de hendel niet wanneer u erop drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
nogmaals uit.
Na het opnieuw aansluiten van de accu
Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
voordat u de motor start, zodat de elektronische
systemen kunnen worden geïnitialiseerd.
Wanneer er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, neem dan contact op
met een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Aan de hand van het betreffende hoofdstuk moet u
bepaalde uitrustingselementen resetten:
–
Afstandsbediening of elektronische sleutel
(afhankelijk van de uitvoering).
–
Elektrische ruitbediening.
–
Datum en tijd.
–
Voorkeuzezenders.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
De auto slepen
U kunt uw auto door een andere auto laten slepen
of uw auto gebruiken om een andere auto te slepen
met behulp van een afneembare mechanische
voorziening.
Algemene aanwijzingen Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto
hoger is dan dat van de auto die wordt gesleept.

260
Audiosysteem met touchscreen
Een contact bellen
Druk op Telefoon om het beginscherm weer te geven.
Of, houd
de TEL-toets op het stuurwiel ingedrukt.
Druk op "Contacten".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.
Druk op "Bellen".
Een recent gebruikt nummer
bellen
Druk op Telefoon om het beginscherm weer
te geven.
Of
Houd
de toets op het stuurwiel ingedrukt.
Druk op "Gesprekkenlijst".
Selecteer het gewenste contact in de getoonde lijst.
U kunt altijd rechtstreeks met uw telefoon bellen. Zet in dat geval de auto uit
veiligheidsoverwegingen stil.
De beltoon instellen
Druk op Telefoon om het beginscherm weer te geven. Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Druk op "Volume beltoon:" om de
volumebalk weer te geven.
Druk op de pijlen of verplaats de schuifbalk om het volume van de beltoon in te stellen.
Configuratie
Profielen configureren
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op "Profielen".
Selecteer "Profiel 1", "Profiel 2", "Profiel 3", of
" Gemeensch.prof.".
Druk op deze toets om een profielnaam in te
voeren via het virtuele toetsenbord.
Druk op "OK" om op te slaan.
Druk op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op deze toets om het profiel te
activeren.
Druk nogmaals op de pijl Terug om te bevestigen.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Helderheid instellen
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op Lichtsterkte.
Verplaats de schuifbalk om de helderheid van het scherm en/of het instrumentenpaneel
(afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op "Configuratie" om het vervolgscherm weer te geven.
Druk op "Systeemconfiguratie".
Druk op het tabblad "Eenheden" om de eenheden
voor afstand, brandstofverbruik en temperatuur te
wijzigen.
Druk op het tabblad "Fabrieksparameters" om de
begininstellingen te herstellen.
Als het systeem wordt teruggezet op de fabrieksinstellingen, wordt Engels als taal
ingesteld (afhankelijk van de uitvoering).
Druk op het tabblad "Systeeminfo" om de versie
van de verschillende in het systeem geïnstalleerde
modules te controleren.
Druk op het tabblad "Privacy",
of
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op "Privacy" om de privégegevensmodus in of uit te schakelen.

263
Audiosysteem met touchscreen
11De contacten staan niet op alfabetische
volgorde.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-
opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen
contacten in een bepaalde volgorde worden
overgenomen.
►
V
erander de instellingen voor de weergave van
contacten in de telefoon.
Instellingen
Wanneer ik de instellingen voor hoge en lage
tonen wijzig, wordt geluidssfeer uitgeschakeld.
Wanneer de geluidssfeer wordt gewijzigd,
worden de instellingen voor hoge en lage tonen
gereset.
De geluidssfeer is gekoppeld aan de hoge en lage
tonen.
►
Wijzig de instelling van de hoge en de lage
tonen of wijzig de geluidssfeer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wanneer ik de instellingen voor balans wijzig,
wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.
Wanneer u de instelling voor de geluidsverdeling
wijzigt, worden de instellingen voor de balans
gedeselecteerd.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
►
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens.
Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen
geluidsbronnen.
Voor een optimale geluidskwaliteit kunnen de
geluidsinstellingen worden aangepast aan verschillende audiobronnen die hoorbare verschillen
kunnen genereren bij het veranderen van de bron.
►
Controleer of de geluidsinstellingen
overeenkomen met de bronnen waarnaar wordt
geluisterd. Zet de geluidsinstellingen in de middelste
stand.
Na het afzetten van de motor, wordt het systeem
na enkele minuten automatisch uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem nog
werken zolang de laadtoestand van de accu dat
toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-modus om de accu niet te ontladen.
►
Start de auto om de laadstroom van de accu te
verhogen.

285
3D Connect-navigatie
12Schakel "Geluiden touchscreen",
"Snelheidsafhankelijke volumeregeling", en
" Extra ingang" in of uit.
Audio in de auto: Arkamys Sound Staging©
optimaliseert de verdeling van geluid in het
passagiersgedeelte.
Profielen configureren
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Configuratie van de profielen".
Selecteer "Profiel 1", "Profiel 2", "Profiel 3", of
" Gemeenschappelijk profiel".
Druk op deze toets om een profielnaam in te
voeren via het virtuele toetsenbord.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Druk op deze toets om een profielfoto toe te
voegen.
Steek een USB-geheugenstick met daarop de foto in de USB-poort.
Selecteer de foto.
Druk op "OK" om toestemming te geven voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op "OK" om de instellingen op te slaan.
Het kader voor de foto heeft een vierkante vorm, het systeem past de oorspronkelijke
vorm van de foto aan dit vierkant aan.
Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Wanneer het geselecteerde profiel wordt gereset, wordt standaard het Engels
geactiveerd.
Selecteer een "Profiel" (1, 2 of 3) om "Audio-
instellingen" hieraan te koppelen.
Selecteer "Audio-instellingen".
Selecteer vervolgens "Equalizer", "Verdeling";
" Geluid", "Spraak", of "Beltonen".
Druk op "OK" om de instellingen van het
geselecteerde profiel op te slaan.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Schermconfiguratie".
Selecteer "Animatie".
Schakel Automatische tekstweergave in of
uit.
Selecteer "Lichtsterkte".
Verplaats de schuifbalk om de helderheid van het scherm en/of het instrumentenpaneel
in te stellen.
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Systeemparameters".
Selecteer "Eenheden" om de eenheden voor
afstand, brandstofverbruik en temperatuur te
wijzigen.
Selecteer "Fabrieksparameters" om de
begininstellingen te herstellen.
Wanneer de "Fabrieksparameters" van het systeem worden hersteld, worden Engels en
graden Fahrenheit ingesteld en wordt zomertijd
uitgeschakeld.
Selecteer "Systeeminfo" om de versie van de in het
systeem geïnstalleerde modules te bekijken.
Taal selecteren
Druk op Instellingen om het beginscherm weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Talen" om de taal te wijzigen.
De datum instellen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.

288
3D Connect-navigatie
► Wis de bestanden die standaard op de USB-
geheugenstick staan, en beperk het aantal
submappen in de mappenstructuur van de
USB-geheugenstick.
Na het insteken van een USB-geheugenstick kan
het even duren voordat deze wordt afgespeeld.
Het systeem leest verschillende data (map, titel,
artiest, enz.). Dit kan een paar seconden duren,
maar ook een paar minuten.
Dit is volkomen normaal.
Het kan zijn dat sommige informatietekens in
de huidige afspeelmedia niet correct worden
weergegeven.
Het audiosysteem kan bepaalde typen tekens niet
verwerken.
►
Gebruik standaard karakters voor de benaming
van nummers en mappen.
Het afspelen van streaming-bestanden start niet.
Het aangesloten apparaat start afspelen niet
automatisch.
►
Start het afspelen via het apparaat.
T
itels van nummers en afspeeltijden worden
niet op het scherm voor audiostreaming
weergegeven.
De Bluetooth-verbinding biedt deze mogelijkheid
niet.
Telefoon
Het lukt niet om mijn Bluetooth-telefoon te
koppelen.
Het is mogelijk dat de Bluetooth-functie van de
telefoon is uitgeschakeld of dat uw toestel niet
zichtbaar is voor het systeem. ►
Controleer of de Bluetooth-functie van de
telefoon is ingeschakeld.
►
Controleer bij de instellingen van uw telefoon of
deze op "zichtbaar voor alle apparaten" staat.
►
Schakel de Bluetooth-functie van de telefoon uit
en weer in.
De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het
systeem..
►
U kunt de compatibiliteit van uw telefoon
controleren op de website van het merk (services).
Android Auto en/of CarPlay werken niet.
Android Auto en CarPlay worden niet ingeschakeld
wanneer de USB-kabels van slechte kwaliteit zijn.
►
Gebruik originele USB-kabels om de
compatibiliteit te waarborgen.
Android Auto en/of CarPlay werken niet.
Android Auto en CarPlay zijn niet in alle landen
beschikbaar.
►
Controleer de lijst met ondersteunde landen via
deze websites: Google Android Auto of Apple.
Het volume van de via Bluetooth verbonden
telefoon is te laag.
Het volume is afhankelijk van het systeem en van
de telefoon.
►
V
erhoog het volume van het audiosysteem,
indien nodig, tot maximaal en verhoog het volume
van de telefoon indien nodig.
Omgevingsgeluid is van invloed op de kwaliteit van
een telefoongesprek.
► Beperk geluid uit de omgeving (sluit bijvoorbeeld
ramen, zet de ventilatie lager of ga langzamer
rijden). Sommige contacten komen in de lijst dubbel
voor.
U kunt contacten op de volgende manieren
synchroniseren: u kunt de contacten op de simkaart
synchroniseren, de contacten op de telefoon
synchroniseren, of beide. Wanneer u beide
synchronisaties selecteert, kan het zijn dat sommige
contacten dubbel voorkomen.
►
Selecteer "Contacten van simkaart weergeven"
of "Contacten van telefoon weergeven".
De contacten staan niet op alfabetische
volgorde.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-
opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen
contacten in een bepaalde volgorde worden
overgenomen.
►
V
erander de instellingen voor de weergave van
contacten in de telefoon.
Het systeem ontvangt geen sms-tekstberichten.
In de modus Bluetooth kunnen er geen sms-
tekstberichten naar het systeem worden gestuurd.
Instellingen
Wanneer ik de instellingen voor hoge en lage
tonen wijzig, wordt geluidssfeer uitgeschakeld.
Wanneer de geluidssfeer wordt gewijzigd,
worden de instellingen voor hoge en lage tonen
gereset.
De geluidssfeer is gekoppeld aan de hoge en lage
tonen.
►
Wijzig de instelling van de hoge en de lage
tonen of wijzig de geluidssfeer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.