Page 25 of 100

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-10
3
DAU89192
Weer gave gemi ddel d b ran dstofverb ruik
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het ge-
middelde brandstofverbruik kan worden in-
gesteld op “AVE_ _._ km/L” of “AVE_ _._
L/100 km”, of “AVE_ _._ MPG” wanneer
mijlen worden gebruikt. Houd om te wisse-
len tussen de eenheden voor het brand-
stofverbruik de schakelaar “SEL” ingedrukt
totdat de eenheid wordt gewijzigd. “AVE_ _._ km/L”: de gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 L brandstof.
“AVE_ _._ L/100 km”: de gemiddelde
hoeveelheid brandstof die nodig is om
100 km af te leggen.
“AVE_ _._ MPG”: de gemiddelde af-
stand die kan worden afgelegd op
1.0 Imp.gal brandstof.
OPMERKINGOm de weergave terug te stellen, wis-
selt u naar de weergave voor het ge-
middelde brandstofverbruik en houdt
u de schakelaar “RES” ingedrukt tot-
dat de terugstelling plaatsvindt.
Nadat de weergave is teruggesteld,
wordt “- -.-” weergegeven totdat eni-
ge afstand met de machine is gere-
den.
DAU93210
Weer gave koelvloeistoftemperatuur
Deze weergave toont de koelvloeistoftem-
peratuur van 40 °C tot 116 °C in stappen
van 1 °C. Als de melding “HI” knippert, stop dan de
machine, stop vervolgens de motor en laat
de motor afkoelen. (Zie pagina 6-37.)
OPMERKING
Als de koelvloeistoftemperatuur lager
is dan 40 °C, wordt “Lo” weergege-
ven.
De koelvloeistoftemperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting.
DAU93222
Luchttemperatuurweer gave
Deze weergave toont de luchttemperatuur
van –9 °C tot 50 °C in stappen van 1 °C. De
weergegeven temperatuur kan afwijken
van de werkelijke omgevingstemperatuur.
1. Weergave gemiddeld brandstofverbruik
1
1. Weergave koelvloeistoftemperatuur
1
1. Luchttemperatuurweergave
1
UBEBD0D0.book Page 10 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 26 of 100

Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
3-11
3
OPMERKINGBij een temperatuur onder –9 °C wordt “_ _”
weergegeven.
DAU93241
Instelmo dus voor displayhel derhei d en
controlelampje schakelmoment
De volgende instellingen kunnen achter-
eenvolgens worden aangepast: Displayhelderheid
Controlelampje schakelmoment ON /
FLASH / OFF
Toerental voor activering controle-
lampje schakelmoment
Toerental voor deactivering controle-
lampje schakelmoment
Helderheid van controlelampje scha-
kelmoment
Om de instelmodus te verlaten1. Zet de machine uit.
2. Houd de schakelaar “SEL” ingedrukt, schakel de machine in blijf de schake-
laar “SEL” ingedrukt houden totdat
het display wisselt naar de regelmo-
dus voor de displayhelderheid.
3. Gebruik de schakelaar “RES” om de
instelwaarden te wijzigen. 4. Druk op de schakelaar “SEL” om de
geselecteerde instelwaarde te beves-
tigen en naar de volgende instelling te
gaan, in de hierboven vermelde volg-
orde.
OPMERKINGDe instelmodus wordt afgesloten nadat alle
instellingen zijn bevestigd.Displayhel derhei d
Er verschijnt een indicatiebalk voor het hel-
derheidsniveau onderaan het display. Ge-
bruik de schakelaar “RES” om het
gewenste helderheidsniveau te selecteren
en druk op de schakelaar “SEL” om het te
bevestigen. Controlelampje schakelmoment
Het controlelampje schakelmoment heeft 3
instellingen:
Instelling ON: het controlelampje
schakelmoment gaat branden als het
ingestelde motortoerental wordt be-
reikt. Als deze instelling wordt gese-
lecteerd, gaat het controlelampje
branden en blijft het aan totdat de vol-
gende instelling wordt geselecteerd
met de schakelaar “RES” of bevestigd
met de schakelaar “SEL”.
Instelling FLASH: het controlelampje
schakelmoment gaat knipperen als
het ingestelde motortoerental wordt
bereikt. Als deze instelling wordt ge-
selecteerd, knippert het controlelamp-
je schakelmoment 4 keer per seconde
totdat de volgende instelling wordt
geselecteerd met de schakelaar
“RES” of bevestigd met de schakelaar
“SEL”.
Instelling OFF: het controlelampje
schakelmoment is gedeactiveerd. Als
deze instelling wordt geselecteerd,
knippert het controlelampje schakel-
moment elke 2 seconden totdat de
volgende instelling wordt geselec-
teerd met de schake laar “RES” of be-
vestigd met de schakelaar “SEL”.1. Displayhelderheid
1
UBEBD0D0.book Page 11 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 27 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-12
3
Toerental voor activering controlelamp-
je schakelmoment
Het controlelampje schakelmoment kan
worden ingesteld tussen 6000 tpm en
12000 tpm in stappen van 200 tpm. Tijdens
het wijzigen van deze instelling gaat het
controlelampje schakelmoment branden
en blijft het aan en wordt de geselecteerde
stap weergegeven op de toerenteller.
Gebruik de schakelaar “RES” om het ge-
wenste motortoerental te selecteren voor
activering van het controlelampje schakel-
moment.
Toerental voor deactivering controle-
lampje schakelmoment
Het controlelampje schakelmoment kan
worden ingesteld tussen 6000 tpm en
12000 tpm in stappen van 200 tpm. Tijdens
het wijzigen van deze instelling gaat het
controlelampje schakelmoment knipperen
en wordt de geselecteerde stap weergege-
ven op de toerenteller.
Gebruik de schakelaar “RES” om het ge-
wenste motortoerental te selecteren voor
deactivering van het controlelampje scha-
kelmoment.
OPMERKINGDenk eraan dat het deactiveringspunt op
een hoger toerental moet worden ingesteld
dan het activeringspunt, anders zal het
controlelampje schakelmoment niet gaan
branden.Helderheid van controlelampje schakel-
moment
Het controlelampje schakelmoment gaat
branden en blijft aan totdat de instelling is
bevestigd. Het helderheidsniveau van het
lampje verandert als het niveau wordt aan-
gepast.
Gebruik de schakelaar “RES” om het ge-
wenste helderheidsniveau te selecteren en
druk op de schakelaar “SEL” om het te be-
vestigen.
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks 1. Lichtsignaalschakelaar “ ”
2. Schakelaar “SEL/RES”
3. Dimlichtschakelaar “ / ”
4. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
5. Claxonschakelaar “ ”
1 1 1
2
4
5 3 2
4
5 3
UBEBD0D0.book Page 12 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 28 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-13
3
Rechts
DAU12352
Lichtsignaalschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.OPMERKINGAls de dimlichtschakelaar is ingesteld
op “ ”, heeft de lichtsignaalschakelaar
geen effect.
DAU12402
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12664
Noodstopschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” (run) alvorens
de motor te starten. Zet deze schakelaar
op “ ” (stop) om de motor uit te schakelen
in een noodgeval, zoals wanneer de machi-
ne omslaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12713
Startknop “ ”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-2 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU88273
Schakelaar alarmverlichting “OFF/ ”
Met deze schakelaar wordt de alarmver-
lichting ingeschakeld (gelijktijdig knipperen
van alle richtingaanwijzers). De alarmver-
lichting wordt gebruikt in een noodgeval of
om andere verkeersdeelnemers te waar-
schuwen als uw machine stilstaat in een
mogelijk gevaarlijke verkeerssituatie.
De alarmverlichting kan alleen worden in-
of uitgeschakeld als het contactslot in de
stand “ON” staat. De ingeschakelde alarm-
verlichting blijft knipperen als u het contact-
slot naar de stand “OFF” of “LOCK” draait.
Om de alarmverlichting uit te schakelen,
draait u het contactslot weer naar de stand
“ON” en bedient u opnieuw de schakelaar
van de alarmverlichting.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU88941
Schakelaar “SEL/RES”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen en weergaven te wijzigen in de mul-
tifunctionele meter. Zie pagina 3-6 voor
meer informatie.
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “OFF/ ”
3. Startknop “ ”
1 1 12
3 23
UBEBD0D0.book Page 13 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 29 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-14
3
Als u de schakelaar “SEL” wilt gebruiken,
draait u de schakelaar “SEL/RES” in de
richting (a). Als u de schakelaar “RES” wilt
gebruiken, draait u de schakelaar
“SEL/RES” in de richting (b).
DAU12823
KoppelingshendelTrek om de aandrijflijn te ontkoppelen van
de motor, bijvoorbeeld om te schakelen, de
koppelingshendel in. Laat de hendel los om
de koppeling te laten aangrijpen, zodat ver-
mogen wordt overgebracht op het achter-
wiel.OPMERKINGVoor soepel schakelen moet de hendel snel
worden ingetrokken en langzaam worden
losgelaten. (Zie pagina 5-3.)
DAU12876
SchakelpedaalHet schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor. Beweeg het scha-
kelpedaal omhoog om te schakelen naar
een hogere versnelling. Beweeg het scha-
kelpedaal omlaag om te schakelen naar
een lagere versnelling. (Zie pagina 5-3.)
1. Schakelaar “SEL/RES”
1 1 1
(a) (a)
(b) (b)
(a)
(b)
1. Koppelingshendel
1 1 1
1. Schakelpedaal
1 1 1
UBEBD0D0.book Page 14 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 30 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-15
3
DAU93080
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, moet u de stelknop
draaien terwijl u de hendel van de gasgreep
vandaan houdt.
Draai de stelknop in de richting (a) om de
afstand te vergroten. Draai de stelknop in
de richting (b) om de afstand te verkleinen.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU93090
ABSHet Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Bij activering van
het ABS-systeem kan een pulsatie worden
gevoeld in de remhendel of het rempedaal.
Ga in dat geval door met remmen en laat
het ABS-systeem het werk doen. Ga niet
“pompend” remmen, dit vermindert de re-
meffectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
Op bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Het ABS-systeem wordt bewaakt door een
ECU die het systeem bij een storing laat te-
rugkeren naar conventioneel remmen.
1. Remhendel
2. Afstand
3. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
1 1 1
2 2
3 3
(a) (a) (a)
(b) (b) (b)
1. Rempedaal
1 1 1
UBEBD0D0.book Page 15 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 31 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-16
3
OPMERKINGHet ABS-systeem voert een zelfdiag-
nosetest uit telkens nadat de sleutel
op “ON” is gezet en de machine een
rijsnelheid bereikt van 5 km/h (3 mi/h)
of hoger. Tijdens deze test hoort u een
“klikkend” geluid van de hydraulische
regeleenheid en wanneer u de rem-
hendel of het rempedaal licht bedient,
kan een trilling in de hendel of het pe-
daal voelbaar zijn. Dit duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie waarbij de bestuurder pul-
saties kan voelen in de remhendel of
het rempedaal terwijl het ABS-sy-
steem actief is. Er is echter speciaal
gereedschap vereist, dus neem con-
tact op met uw Yamaha dealer.LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.
DAU13077
TankdopOpenen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in en draai deze dan 1/4 slag
rechtsom. Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
Duw de brandstoftankdop omlaag met de
sleutel nog ingestoken. Draai de sleutel 1/4
slag linksom, neem de sleutel uit en sluit
dan het slotplaatje.
1. Voorwielsensor
2. Opneemring voorwielsensor
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1 1 1
2 2
1 1 1
2 2
1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
1 1 1
2 2
UBEBD0D0.book Page 16 Friday, July 2, 2021 1:24 PM
Page 32 of 100

Functies van instrumenten en bedieningselementen
3-17
3
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden gesloten
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de tank-
dop niet correct gesloten en vergrendeld is.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
DAU13222
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Steek bij het tanken het vulpistool
goed in de vulopening van de brand-
stoftank. Stop met vullen zodra de
brandstof de onderkant van de vulhals
heeft bereikt. Omdat brandstof uitzet
als deze warm wordt, kan de warmte
van de motor of de zon ervoor zorgen
dat brandstof uit de brandstoftank
stroomt. 3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huid1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
2
1
UBEBD0D0.book Page 17 Friday, July 2, 2021 1:24 PM