Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-2
5
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies
etc.
DAU88890
ABS-waarschuwin gslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwin gslampje niet
uit gaat als u een snelhei d van 10 km/h
(6 mi/h) he bt bereikt of als het waar-
schuwin gslampje tij dens het rij den gaat
b ran den:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen b lokkeren bij een
noo dstop.
Laat de machine zo snel mo gelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.
OPMERKINGHet ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU88930
Controlelampje tractiere gelin g“”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden. (Zie pagi-
na 5-15.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAUN2772
Controlelampje Smart-sleutelsysteem
“”
Dit controlelampje geeft de toestand van
het Smart-sleutelsysteem aan. Als het
Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit
controlelampje uit. Als er een storing op-
treedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat
het controlelampje knipperen. Het contro- lelampje knippert ook wanneer de machine
en Smart-sleutel met elkaar communiceren
en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen
van het Smart-sleutelsysteem.
DAUN2830
Controlelampje stop-startsysteem “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het
stop-startsysteem wordt geactiveerd. Het
controlelampje gaat kn
ipperen als de motor
automatisch door het stop-startsysteem
wordt gestopt.OPMERKINGMogelijk gaat dit controlelampje niet bran-
den, zelfs als de stop-startschakelaar
wordt ingesteld op “ ”. (Zie pagina 4-1.)
A
UB9YD1D0.book Page 2 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-5
5
5. Houd de schakelaar “TRIP” drie se-
conden ingedrukt en laat deze vervol-
gens los. De minutenaanduiding
begint te knipperen.
6. Gebruik de schakelaar “TRIP” om de
minuten in te stellen.
7. Houd de schakelaar “TRIP” drie se- conden ingedrukt en laat deze vervol-
gens los om de klok te starten.
Bran dstofniveaumeter
De brandstofniveaumeter geeft aan hoe-
veel brandstof in de tank aanwezig is. De
segmenten van de brandstofniveaumeter
verdwijnen van “F” (vol) naar “E” (leeg)
naarmate het brandstofniveau verder daalt.
Als het laatste segment van de brandstofni-
veaumeter begint te knipperen, dient u zo
snel mogelijk te tanken.
OPMERKING Als er een probleem wordt gedetec-
teerd in de brandstofniveaumeter,
gaan alle segmenten knipperen. Als
dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha-dealer de machine te contro-
leren.
Wanneer ongeveer 2.3 L (0.61 US gal,
0.51 Imp.gal) van de brandstof res-
teert in de brandstoftank, gaat het
laatste segment van de brandstofni-
veaumeter knipperen. De weergave
wisselt automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller “F Trip” en geeft
de afgelegde afstand vanaf dat punt
aan.Temperatuurmeter koelvloeistof De temperatuurmeter koelvloeistof geeft de
temperatuur van de koelvloeistof aan.
Als het bovenste segment knippert, stop
dan het voertuig, stop vervolgens de motor
en laat de motor afkoelen. (Zie pagina
8-34.)
LET OP
DCA10022
Laat
de motor niet draaien terwijl d eze
oververhit is.OPMERKING Als er een probleem wordt gedetec-
teerd in de temperatuurmeter koel-
vloeistof gaan alle segmenten
knipperen. Vraag in dat geval zo snel
mogelijk een Yamaha dealer de ma-
chine te controleren.
De koelvloeistoftemperatuur is afhan-
kelijk van de weersomstandigheden
en de motorbelasting.
1. BrandstofniveaumeterZAUM14831
1. Temperatuurmeter koelvloeistofZAUM1484
1
UB9YD1D0.book Page 5 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-12
5
vervangen en vervolgens de indicator V-
snaarvervanging en ritteller voor V-snaar-
vervanging terugstellen.
Bij twee of meer waarschuwingen worden
de waarschuwingsberichten in de onder-
staande volgorde weergegeven:
L FUEL H TEMP ICE OIL SERV
VBELT SERV L FUEL
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks Rechts
DAU54203
Dimlichtschakelaar/lichtsi
gnaalschake-
laar “ / /PASS”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.
Als u een grootlichtsignaal wilt geven, drukt
u de schakelaar omlaag naar “PASS” terwijl
de koplampen op dimlicht staan.
1. Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
2. Dimlichtschakelaar/lichtsignaalschakelaar “ / /PASS”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
4. Claxonschakelaar “ ”ZAUM1900
1
3
4 2
A
A
1. Schakelaar Stop/Aan/Start “ / / ”
2. Schakelaar alarmverlichting “ ”
3. “TRIP/INFO”-schakelaarZAUM1901
1
2
3
UB9YD1D0.book Page 12 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-13
5
DAU12461
Richtin gaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU54213
Stop/Run/Start-schakelaar “ / / ”
Om de motor te starten met de startmotor,
zet u deze schakelaar op “ ” en drukt u de
schakelaar vervolgens omlaag naar “ ”.
Zie pagina 7-2 voor startinstructies voordat
u de motor start.
Zet deze schakelaar op “ ” om de motor
direct uit te schakelen in een noodgeval,
zoals wanneer de machine omslaat of als
de gaskabel blijft hangen.
DAU78190
Schakelaar alarmverlichtin g“”
Met het contactslot in de stand “ON”
of “ ” kunt u met deze schakelaar de
alarmverlichting inschakelen (gelijktijdig
knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wo rdt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Ge bruik de alarmverlichtin g niet g ed u-
ren de lan gere tij d als d e motor niet
d raait om dat hier door de accu kan ont-
la den.
DAU78491
Schakelaar “TRIP/INFO”
Deze schakelaar wordt gebruikt om instel-
lingen en weergaven te wijzigen in de mul-
tifunctionele meter. Zie pagina 5-4 voor
meer informatie.
Als u de schakelaar “TRIP” wilt gebruiken,
draait u de schakelaar “TRIP/INFO” in de
richting (a). Als u de schakelaar “INFO” wilt
gebruiken, draait u de schakelaar “TRIP/IN-
FO” in de richting (b).
DAU76391
Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
Zet om het stop-startsysteem in te schake-
len de schakelaar op “ ”. Zet om het stop-
startsysteem uit te schakelen deze schake-
laar op “ ”. 1. “TRIP/INFO”-schakelaarZAUM1899
(b)
(a)
1
A
A
A
A
UB9YD1D0.book Page 13 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Gebruik en belan grijke rij-informatie
7-4
7
Voor
Achter
DAU16821
Tips voor een zuini g b ran dstof-
ver bruikHet brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Voer het motortoerental tijdens acce-
lereren niet te hoog op.
Voer het toerental niet te hoog op ter-
wijl de motor onbelast draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAUW4891
Parkeren Schakel als u wilt parkeren het stop-start-
systeem uit en stop vervolgens de motor.
Zet na het uitschakelen van het contactslot
de Smart-sleutel uit en neem deze mee.
WAARSCHUWING
DWA18840
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet wor den, parkeer
d us op een plek waar voet gan gers
of kin deren niet g emakkelijk met
d eze on der delen in aanrakin g kun-
nen komen en bran dwon den kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een hellin g of een
zachte on der gron d, hier door kan
d e machine kantelen met mo gelijk
b ran dstoflekka ge en b rand tot g e-
vol g.
Parkeer niet na bij gras of an dere
b ran dbare materialen die vlam zou-
d en kunnen vatten.
Als het stop-startsysteem in ge-
schakel d b lijft, kan de accu ontla-
d en raken en kan d e motor mogelijk
niet meer wor den gestart vanwe ge
onvol doe
n d e accuspannin g.
ZAUM1935ZAUM1936
UB9YD1D0.book Page 4 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Periodiek on derhoud en afstelling
8-10
8
DAU36113
FilterbusDit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU66995
Motorolie en olie-aanzui gzeefVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de olie-aanzuigzeef
worden gereinigd volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren 1. Zet de machine op de middenbok. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren. WAARSCHUWING! De uitlaat-
d emper en
uitlaat demper beschermer wor den
tij dens het geb ruik zeer heet. Ter
voorkomin g van mo gelijke bran d-
won den moet u d e uitlaatdemper
en de beschermer laten afkoelen
voor dat u d e olievul dop verwijd ert.
[DWA17810]
1. Filterbus
2. Ontluchtingsslang filterbusZAUM1942
2 2
1
22
1
2
ZAUM1458
UB9YD1D0.book Page 10 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Periodiek on derhoud en afstelling
8-34
8
DAU86420
Motor raakt oververhit
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwij der de rad iatorvuld op niet terwijl de motor en de koelvloeistofra diator no g heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernsti ge bran dwon den veroorzaken. Wacht tot de motor is af gekoel d.
Bren g een dikke doek, bijvoor beel d een handdoek, aan over de ra diatorvul dop en d raai deze dan lan gzaam linksom te gen
d e aanslag zodat de no g aanwezi ge druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaa g zo dra het sisg eluid stopt en d raai deze links-
om en verwij der de dop.OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde.
Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
UB9YD1D0.book Page 34 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
12-1
12
Index
AAandachtspunten voor veilig rijden ........ 1-5
ABS-waarschuwingslampje.................... 5-2
Accu ..................................................... 8-26
Anti-blokkeervoorziening
remsysteem (ABS).............................. 5-14BBanden ................................................. 8-18
Batterij van Smart-sleutel, vervangen .... 3-6
Bereik van het Smart-sleutelsysteem ..... 3-2
Bougie, controleren ................................ 8-9
Brandstof .............................................. 5-18
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig .................................................... 7-4CClaxonschakelaar ................................. 5-13
Contactslot ............................................. 3-8
Controlelampje grootlicht ....................... 5-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ........................ 5-1
Controlelampje Smart-sleutelsysteem ... 5-2
Controlelampjes richtingaanwijzers........ 5-1
Controlelampje stop-startsysteem ......... 5-2
Controlelampje tractieregeling ............... 5-2DDe motor starten..................................... 7-2
Diagnosestekker ................................... 11-2
Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar ........................ 5-12EEindoverbrengingsolie .......................... 8-12FFilterbus ................................................ 8-10
GGasgreep en gaskabel, controleren en smeren ............................................... 8-23
Gelijkstroom aansluitcontact voor
accessoires ........................................ 5-25
Gereedschapsset ................................... 8-2
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen .......................................... 8-30HHet stop-startsysteem activeren ............ 4-1IIdentificatienummers............................ 11-1
Inrijperiode ............................................. 7-1KKabels, controleren en smeren ............ 8-23
Klepspeling .......................................... 8-17
Koelvloeistof......................................... 8-13
Kuipruit ................................................. 5-22LLuchtfilterelementen van luchtfilter en V-snaarbehuizing ............................... 8-14MMatkleur, let op ...................................... 9-1
Middenbok en zijstandaard, controleren en smeren ....................... 8-24
Modelinformatiesticker......................... 11-1
Motorolie en olie-aanzuigzeef .............. 8-10
Motor raakt oververhit .......................... 8-34
Multifunctioneel display ......................... 5-4NNoodmodus ......................................... 8-35OOnderhoud ............................................. 9-1
Onderhoud en smering, periodiek ......... 8-4 Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ..... 8-3
Opbergcompartimenten ....................... 5-20
Overloopslang brandstoftank ............... 5-19
PPaneel, verwijderen en aanbrengen ....... 8-8
Parkeren ................................................. 7-4
Plaats van de onderdelen ....................... 2-1
Problemen oplossen ............................. 8-31RRegistratie van gegeve
ns, voertuig ...... 11-2
Remhendel, achterrem ......................... 5-14
Remhendels, smeren ............................ 8-24
Remmen ................................................. 7-3
Remvloeistofniveau, controleren .......... 8-21
Remvloeistof, verversen ....................... 8-22
Richtingaanwijzerschakelaar ................ 5-13SSchakelaar alarmverlichting.................. 5-13
Schakelaar stop-startsysteem .............. 5-13
Schakelaar TRIP/INFO.......................... 5-13
Schokdemperunits, afstellen ................ 5-25
Serienummer motorblok ....................... 11-1
Sleutel, Smart- en mechanische
sleutels gebruiken ................................ 3-3
Smart-sleutel .......................................... 3-5
Smart-sleutelsysteem ............................. 3-1
Smart-sleutelsysteem, probleemoplossing ............................. 8-31
Snelheidsmeter ....................................... 5-3
Sneller en langzamer rijden .................... 7-3
Specificaties ......................................... 10-1
Stallen ..................................................... 9-3
Stand van het stuur, afstellen ............... 5-24
Startspersysteem.................................. 5-27
UB9YD1D0.book Page 1 Monday, October 11, 2021 1:38 PM