PANTONE285C
YP125RA (XMAX 125)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
HANDLEIDING
MOTORFIETS
Lees deze handleiding
aandachtig door voordat u deze
machine gaat gebruiken.
GebruikersinformatieIndex
Specificaties
Onderhoud en stalling van de scooter Stop-startsysteem
Beschrijving
Smart-sleutelsysteem Veiligheidsinformatie
Periodiek onderhoud en afstelling
Gebruik en belangrijke rij-informatie Voor uw veiligheid – controles
voor het rijden
Functies van instrumenten en
bedieningselementen
B9Y-F819D-D1
[Dutch (D)]
Inhoudsop gaveVeili ghei dsinformatie ....................... 1-1
Andere aandachtspunten voor veilig rijden .................................. 1-5
Beschrijvin g...................................... 2-1
Aanzicht linkerzijde ......................... 2-1
Aanzicht rechterzijde ...................... 2-2
Bedieningen en instrumenten......... 2-3
Smart-sleutelsysteem ..................... 3-1
Smart-sleutelsysteem..................... 3-1
Bereik van het
Smart-sleutelsysteem ................. 3-2
De Smart-sleutel en mechanische
sleutels gebruiken ....................... 3-3
Smart-sleutel .................................. 3-5
De batterij van de Smart-sleutel vervangen.................................... 3-6
Contactslot ..................................... 3-8
Stop-startsysteem ........................... 4-1
Stop-startsysteem .......................... 4-1
Stop-startsysteem gebruiken ......... 4-1
Functies van instrumenten en
b ed ienin gselementen ...................... 5-1
Controlelampjes en waarschuwingslampjes ............... 5-1
Snelheidsmeter............................... 5-3
Toerenteller..................................... 5-3
Multifunctioneel display.................. 5-4 Stuurschakelaars .......................... 5-12
Voorremhendel.............................. 5-14
Achterremhendel........................... 5-14
Anti-blokkeervoorziening
remsysteem (ABS) ..................... 5-14
Tractieregeling .............................. 5-15
Tankdop ........................................ 5-17
Brandstof ...................................... 5-18
Overloopslang brandstoftank ....... 5-19
Uitlaatkatalysator .......................... 5-20
Opbergcompartimenten................ 5-20
Kuipruit .......................................... 5-22
Stand van het stuur ...................... 5-24
Afstellen van de schokdemperunits ..................... 5-25
Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoires ....................... 5-25
Zijstandaard .................................. 5-26
Startspersysteem .......................... 5-27
Voor uw veili ghei d – controles
voor het rij den ................................... 6-1
Ge bruik en belan grijke
rij-informatie ..................................... 7-1
Inrijperiode ...................................... 7-1
De motor starten ............................. 7-2
Wegrijden ........................................ 7-3
Sneller en langzamer rijden ............. 7-3
Remmen .......................................... 7-3 Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................ 7-4
Parkeren ........................................ 7-4
Perio diek on derhou d en
afstellin g............................................ 8-1
Gereedschapsset ........................... 8-2
Periodiek onderhoudsschema voor het
uitstootcontrolesysteem.............. 8-3
Algemeen smeer- en
onderhoudsschema .................... 8-4
Het framepaneel verwijderen en aanbrengen ................................. 8-8
Bougie controleren ......................... 8-9
Filterbus ........................................ 8-10
Motorolie en olie-aanzuigzeef....... 8-10
Eindoverbrengingsolie .................. 8-12
Koelvloeistof ................................. 8-13
Luchtfilterelementen van luchtfilter en
V-snaarbehuizing ...................... 8-14
De vrije slag van de gasgreep
controleren ................................ 8-17
Kle
pspeling ................................... 8-17
Banden ......................................... 8-18
Gietwielen ..................................... 8-19
Vrije slag van voor- en achterremhendel controleren .... 8-20
Controleren van voor- en achterremblokken ..................... 8-20
UB9YD1D0.book Page 1 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Smart-sleutelsysteem
3-8
3
DAU76893
ContactslotHet contactslot wordt gebruikt om de ma-
chinevoeding in en uit te schakelen, het
stuur te vergrendelen of ontgrendelen en
het zadel, tankdopdeksel en opbergcom-partiment A te openen. Na indrukken van
de knop van het contactslot en bevestiging
met de Smart-sleutel kan het contactslot
worden gedraaid terwijl het controlelampje
van het Smart-sleutelsysteem brandt (on-
geveer 4 seconden).
WAARSCHUWING
DWA18720
Draai nooit het contactslot naar
“OFF”, “ ” of “OPEN” terwijl
de machi-
ne rij dt. Hier door wor den de elektrische
systemen uit geschakel d, wat mo gelijk
kan lei den tot verlies van d e controle of
een on geval.OPMERKINGDruk niet herhaaldelijk op de knop van het
contactslot en draai het contactslot niet va-
ker dan nodig is voor normaal gebruik. Als
u dit doet, wordt het Smart-sleutelsysteem
tijdelijk uitgeschakeld en gaat het controle-
lampje knipperen om schade aan het con-
tactslot te voorkomen. Wacht als dit
gebeurt tot het controlelampje stopt met
knipperen alvorens het contactslot weer te
bedienen.Hieronder worden de standen van het con-
tactslot beschreven.
DAU76502
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom en de motor kan worden ge-
start.
Het contact inschakelen1. Schakel de Smart-sleutel in en breng
deze binnen het ontvangstbereik van
het Smart-sleutelsysteem.
2. Druk op de knop van het contactslot: het controlelampje van de Smart-sleu-
tel gaat ongeveer 4 seconden bran-
den.
3. Zet terwijl het cont rolelampje van het
Smart-sleutelsysteem brandt het con-
tactslot op “ON”. Alle richtingaanwij-
zers knipperen twee keer en de
machinevoeding wordt ingeschakeld.
1. Contactslot
2. Knop contactslot
1. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “”ZAUM1816
2
1
ZAUM1884
1
1. Drukken.
2. Draaien.ZAUM14711 2
UB9YD1D0.book Page 8 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Stop-startsysteem
4-1
4
DAU76825
Stop-startsysteemHet stop-startsysteem stopt de motor au-
tomatisch als de machine wordt gestopt
om geluidshinder te voorkomen, de uit-
laatemissies te beheersen en het brand-
stofverbruik te verminderen.
Als de bestuurder de gasgreep iets draait,
wordt de motor automatisch weer gestart
en kan met de machine worden gereden.LET OP
DCA23961
Schakel altijd het contactslot uit als u de
machine parkeert of on beheer d achter-
laat. Als het stop-startsysteem in ge-
schakel d b lijft, kan de accu ontlad en
raken en kan d e motor mogelijk niet
meer wor den gestart vanwe ge onvol-
d oen de accuspannin g.
OPMERKING Hoewel de motor normaal gesproken
tegelijk met de machine stopt, kan er
een vertraging optreden als er langza-
mer wordt gereden dan 10 km/h, zo-
als in druk verkeer.
Als u vermoedt dat de accuspanning
laag is omdat de motor niet met de
schakelaar van de startmotor kan
worden gestart of vanwege een ande-
re reden, schakel het stop-startsy-
steem dan niet in.
Vraag een Yamaha dealer de accu te
controleren volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke onder-
houdsschema.
DAU76671
Stop-startsysteem geb ruiken
DAU76687
Het stop-startsysteem activeren
1. Zet het contact aan.
2. Zet de schakelaar van het stop-start- systeem op “ ”.
1. Controlelampje stop-startsysteem “ ”ZAUM1887
1
ZAUM1983
ON
A
AA
ZAUM1888
UB9YD1D0.book Page 1 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Stop-startsysteem
4-2
4
3. Het stop-startsysteem wordt geacti-veerd en het controlelampje gaat
branden als aan de volgende voor-
waarden wordt voldaan: De schakelaar van het stop-
startsysteem is ingesteld
op “ ”.
Na het warmdraaien heeft de
motor enige tijd stationair ge-
draaid.
De machine heeft gereden met
een snelheid van 10 km/h of ho-
ger.
4. Zet om het stop-startsysteem uit te schakelen de schakelaar van het stop-
startsysteem op “ ”.
OPMERKINGHet stop-startsysteem wordt mogelijk
niet geactiveerd om accuvermogen te
sparen.
Laat als het stop-startsysteem niet
wordt geactiveerd de accu controle-
ren door een Yamaha dealer.
DAU76832
De motor stoppen
De motor stopt automatisch als aan de vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
De schakelaar van het stop-startsy-
steem is ingesteld op “ ”.
Het controlelampje “ ” op de multi-
functionele meter brandt.
De machine wordt gestopt met de
gasgreep volledig dichtgedraaid. In deze situatie gaat het
controlelampje “ ” knipperen om aan te
geven dat de motor momenteel is gestopt
door het stop-startsysteem.
DAU76704
De motor herstarten
Als aan de gasgreep wordt gedraaid terwijl
het controlelampje stop-startsysteem knip-
pert, wordt de motor automatisch weer ge-
start en stopt het controlelampje “ ” met
knipperen.
1. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
A
ZAUM1889
1
A
AAAA
A
ZAUM1890
A
AA
1. Aan
2. Knipperen
A
1
2A
UB9YD1D0.book Page 2 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Stop-startsysteem
4-3
4
WAARSCHUWING
DWA18731
Draai de gas greep niet te veel of te snel
wanneer het stop-startsysteem is geac-
tiveer d en de motor is gestopt. An ders
kan de machine plotselin g in bewe gin g
komen als de motor weer start.
OPMERKING Als de zijstandaard omlaag wordt ge-
zet, wordt het stop-startsysteem ge-
deactiveerd.
Laat als het stop-startsysteem niet
naar behoren werkt de machine nakij-
ken door een Yamaha dealer.
DAU76711
Voorzor gsmaatre gelen bij het g eb ruik
van het stop-startsysteem
Lees om ongevallen door een onjuist ge-
bruik te voorkomen de volgende voor-
zorgsmaatregelen en neem ze zorgvuldig in
acht.
WAARSCHUWING
DWA18741
Schakel altij d het contactslot uit als u de
machine al lopen d d uwt. Als d e machine
wor dt ged uw d terwijl het stop-startsy-
steem no g is in geschakel d, kan de mo-
tor starten en zou de machine in
b eweg ing kunnen komen als d e gas-
g reep on bed oel d wor dt ged raai d.
WAARSCHUWING
DWA18751
Schakel altij d het contactslot uit als u de
machine op d e midden bok plaatst. Als
d e machine op de mi dden bok wor dt ge-
plaatst terwijl het stop-startsysteem no g
is in geschakel d, kan de motor starten en
zou de machine in b eweging kunnen ko-
men als de gas greep on bed oel d wor dt
g ed raai d.
1. Knipperen
2. Uit
1
2
ZAUM1891
ZAUM1892UM1892
OFF
ZAUM1893
OFF
UB9YD1D0.book Page 3 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Stop-startsysteem
4-4
4
WAARSCHUWING
DWA18771
Schakel altij d het contactslot uit als
u de machine on beheer d achter-
laat.
Laat het stop-startsysteem niet in-
geschakel d als u d e machine par-
keert. An ders kan de motor starten
en zou de machine in bewe gin g
kunnen komen als d e gas greep on-
b ed oel d wor dt ged raai d.
WAARSCHUWING
DWA18781
Schakel alvorens on derhou d uit te voe-
ren altij d het contactslot uit. Als ond er-
hou d wor dt uitg evoer d terwijl het stop-
startsysteem no g is in geschakel d, kan d
e motor starten en zou de machine in
b eweg ing kunnen komen als d e gas-
g reep wor dt ged raai d.ZAUM1894UM1894
OFF
ZAUM1895UM1895
OFF
UB9YD1D0.book Page 4 Monday, October 11, 2021 1:38 PM
Functies van instrumenten en bed ienin gselementen
5-1
5
DAU4939R
Controlelampjes en waarschu-
win gslampjes
DAU88680
Controlelampjes richtin gaanwijzers
“” en“”
Elk controlelampje gaat knipperen wanneer
de bijbehorende richtingaanwijzer knippert.
DAU88690
Controlelampje grootlicht “ ”
Dit controlelampje brandt terwijl de kop-
lamp is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU88712
Storingsin dicatielampje (MIL) “ ”
Dit lampje gaat branden of knipperen als er
een storing wordt gedetecteerd in de motor
of een regelsysteem van de machine. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het boord-
diagnosesysteem te controleren. Het elek-
trische circuit van het
waarschuwingslampje kan worden gecon-
troleerd door de machinevoeding in te
schakelen. Het lampje moet enkele secon-
den oplichten en dan uitgaan. Als het lamp-
je niet gaat branden wanneer de
machinevoeding wordt ingeschakeld of
blijft branden, vraag dan uw Yamaha dealer
om de machine na te kijken.LET OP
DCA26820
Verlaa g als het MIL beg int te knipperen
het motortoerental om scha de aan het
uitlaatsysteem te voorkomen.OPMERKINGDe motor wordt bewaakt door het boorddi-
agnosesysteem, dat ook achteruitgang en
storingen in het uitstootcontrolesysteem detecteert. Daardoor kan het MIL ook gaan
branden of knipperen als gevolg van aan-
passingen, gebrek aan onderhoud of over-
matig/onjuist gebruik van de machine.
Neem om dit te voorkomen het volgende in
acht.
Probeer niet om de software of de
motorregeleenheid aan te passen.
Monteer geen elektrische accessoires
die de motorregeling beïnvloeden.
Gebruik geen aftermarket-accessoi-
res of -onderdelen zoals veringen,
bougies, verstuivers, uitlaatsystemen
etc.
Wijk niet af van de aandrijflijnspecifi-
caties (ketting, tandwielen, wielen,
banden etc.).
Breng geen wijzigingen aan in de O2-
sensor, het luchtinlaatsysteem of on-
derdelen van het uitlaatsysteem (kata-
lysatoren of EXUP etc.), en verwijder
deze niet.
Voer het onderhoud aan de V-snaar
en aandrijfriem correct uit (indien aan-
wezig).
Zorg dat de banden op de juiste span-
ning blijven.
1. Controlelampjes richtingaanwijzers “ ”
en “ ”
2. Controlelampje grootlicht “ ”
3. ABS-waarschuwingslampje “ ”
4. Storingsindicatielampje “ ”
5. Controlelampje tractieregeling “ ”
6. Controlelampje stop-startsysteem “ ”
7. Controlelampje Smart-sleutelsysteem “”ZAUM1896
1
234
567
UB9YD1D0.book Page 1 Monday, October 11, 2021 1:38 PM