
WAARSCHUWING!
Voordat u het LTA-systeem gebruikt
• Vertrouw niet uitsluitend op het
LTA-systeem. Het LTA-systeem is
geen systeem dat de auto
automatisch bestuurt of de
hoeveelheid aandacht die moet
worden besteed aan het gebied vóór
de auto beperkt. De bestuurder dient
altijd volledige verantwoordelijkheid
te nemen voor een veilig rijgedrag
door de omgeving steeds goed in de
gaten te houden en het stuurwiel te
bedienen om de rijrichting van de
auto te corrigeren. De bestuurder
moet ook zorgen voor voldoende
pauzes als hij moe is, bijvoorbeeld als
hij langere tijd heeft gereden.
• Als u niet op de juiste manier rijdt en
niet goed oplet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
• Als u het LTA-systeem niet gebruikt,
zet het systeem dan uit met de toets
LT A .
Situaties die niet geschikt zijn voor
gebruik van het LTA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de
toets LTA om het systeem uit te
schakelen. Als u dat wel doet, kan dat
leiden tot een ongeval, met ernstig
letsel tot gevolg.
• Er wordt gereden op een wegdek dat
glad is door regenachtig weer,
sneeuwval, vorst, enz.
• Er wordt gereden op een met sneeuw
bedekte weg.
• Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien
door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
• Er wordt gereden in een tijdelijke
rijstrook of een smalle rijstrook door
wegwerkzaamheden.
• Er wordt gereden in een gebied met
wegwerkzaamheden.
• Er is/zijn een reservewiel,
sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
• Als de banden erg versleten zijn of als
de bandenspanning te laag is.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Bij het rijden met een
aanhangwagen*of tijdens het slepen
in een noodgeval
*Auto's die een aanhangwagen kunnen
trekken. (→Blz. 173)
Voorkomen van storingen in het
LTA-systeem en onbedoeld
uitgevoerde handelingen
• Breng geen wijzigingen aan de
koplampen aan en plak geen stickers
op het lampglas.
• Breng geen wijzigingen aan de
wielophanging, enz. aan Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige indien de
wielophanging enz. moet worden
vervangen.
• Monteer of plaats geen voorwerpen
op de motorkap of de grille. Monteer
ook geen accessoires aan de
voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
• Als uw voorruit gerepareerd moet
worden, neem dan contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Omstandigheden waaronder de
functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de
functies mogelijk niet goed, waardoor
de auto zijn rijstrook zou kunnen
verlaten. Houd om veilig te rijden de
omgeving steeds goed in de gaten,
bedien het stuurwiel om de rijrichting
van de auto te corrigeren en vertrouw
niet uitsluitend op de werking van het
systeem.
• Wanneer het display voor rijden met
de volgregeling wordt weergegeven
(→blz. 226) en de voorligger van
rijstrook wisselt. (Uw auto volgt
mogelijk de voorligger en wisselt ook
van rijstrook.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
221
4
Rijden

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De verkeerslijnen zijn geel (waardoor
ze mogelijk moeilijker te herkennen
zijn dan witte lijnen).
• De witte (gele) lijnen lopen over een
stoeprand, enz.
• Er wordt met de auto gereden op een
helder oppervlak, zoals beton.
• Als de rand van de weg niet duidelijk
of niet recht is.
• Er wordt met de auto gereden op een
oppervlak dat helder is als gevolg
van gereflecteerd licht, enz.
• Er wordt met de auto gereden in een
gebied waar de helderheid
plotseling verandert, zoals bij in- en
uitgangen van tunnels.
• Licht van de koplampen van een
tegenligger, de zon, enz. dringt de
camera binnen.
• Er wordt gereden op een helling.
• Er wordt gereden op een weg die
naar links of rechts helt of op een
bochtige weg.
• Er wordt gereden op een onverharde
of ongelijkmatige weg.
• De rijstrook is zeer smal of breed.
• De auto helt sterk over door het
vervoeren van zware bagage of door
een onjuiste bandenspanning.
• De afstand tot de voorligger is
extreem kort.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• De auto beweegt vaak op en neer ten
gevolge van de wegomstandigheden
tijdens het rijden (slechte wegen of
naden in het wegdek).
• Wanneer u met uitgeschakelde
koplampen in een tunnel of in het
donker rijdt of wanneer een koplamp
gedimd wordt doordat het lampglas
vuil of niet goed uitgelijnd is.
• De auto heeft last van zijwind.
• De auto krijgt een windstoot door
een passerend voertuig op een
naastgelegen rijstrook.
• De auto is net van rijstrook gewisseld
of een kruising overgestoken.
• Er worden banden gebruikt met
verschillende structuren of profielen
of van verschillende fabrikanten of
merken.
• Als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Er zijn winterbanden, enz.
gemonteerd.
• Er wordt gereden met extreem hoge
snelheden
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
223
4
Rijden

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Wanneer een natte doek of iets
dergelijks in de buurt van de
regensensor wordt gehouden
• Als iets tegen de voorruit stoot
• Als u het regensensorhuis aanraakt of
als iets in aanraking komt met de
regensensor
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de uitlaatpijpen
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de
uitlaatpijpen tamelijk heet worden.
Raak wanneer u de auto wast de
uitlaatpijpen niet aan totdat deze
voldoende zijn afgekoeld, aangezien het
aanraken van een hete uitlaatpijp
brandwonden kan veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de achterbumper met de Blind Spot
Monitor (indien aanwezig)
Als de lak van de achterbumper is
geschilferd of bekrast, kan een storing
optreden in het systeem. Neem, als dit
gebeurt, contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van
de carrosserie en onderdelen
(lichtmetalen velgen, enz.) voorkomen
• Was de auto zo spoedig mogelijk:
– Na het rijden in een kustgebied
– Na het rijden over gepekelde wegen
– Als er zich teer of boomsappen op
de lak bevinden
– Als er zich dode insecten, insecten-
of vogelpoep op de lak bevinden
– Na het rijden in gebieden waar
sprake is van veel rook, stof,
ijzerdeeltjes of chemische stoffen
– Als de auto erg vuil is geworden van
stof of modder
– Als er brandstof op de lak is gemorst
OPMERKING(Vervolgd)
• Als de lak is geschilferd of bekrast, laat
deze dan direct herstellen.
• Verwijder vuil van de velgen en berg
ze op een droge plaats op om te
voorkomen dat de velgen tijdens de
opslag gaan corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan
de buitenzijde
• Was deze met de nodige
voorzichtigheid. Gebruik geen
organische oplosmiddelen en borstel
ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen
beschadigen.
• Breng geen was aan op de lenzen. Was
kan het lampglas beschadigen.
Wassen in een wasstraat (auto's met
ruitenwissers met regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand
OFF. Als de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO staat, kunnen de
ruitenwissers in werking treden
waardoor de ruitenwisserbladen
beschadigd kunnen raken.
Reinigen met een hogedrukreiniger
• Stel de camera (indien aanwezig) of
de omgeving ervan tijdens het
wassen van de auto niet bloot aan
sterke waterstralen uit de
hogedrukreiniger. Door de kracht van
de waterstralen werkt het apparaat
mogelijk niet normaal.
• Spuit geen water rechtstreeks op de
radar die achter het embleem is
aangebracht. Anders kan het systeem
beschadigd raken.
• Houd de sproeierkop uit de buurt van
hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers en de
volgende onderdelen. Wanneer
onderdelen in aanraking komen met
sterke waterstralen, kunnen ze
beschadigd raken.
– Aan tractie gerelateerde onderdelen
– Onderdelen stuurinrichting
– Onderdelen wielophanging
– Onderdelen remsysteem
6.1 Onderhoud en verzorging
336

• Instapverlichting spiegelvoet (indien
aanwezig)
Condensvorming aan de binnenzijde
van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde
van het koplampglas is normaal. Neem
in de volgende gevallen contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie:
• Als er erg veel condens aan de
binnenzijde van het koplampglas zit.
• Als de binnenzijde van de koplamp nat
is en blijft.
Lampen vervangen
Richtingaanwijzers voor
1. Draai de lamphouder linksom.
2. Verwijder de lamp.3. Plaats een nieuwe lamp en vervolgens
de lamphouder in de lichtunit door de
lamphouder erin te steken en deze
rechtsom te draaien.
Richtingaanwijzers achter
1. Open de achterklep en verwijder de
afdekkap.
2. Verwijder de schroeven en de
lichtunit.
Verwijder de lichtunit door deze naar
achteren te trekken.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
375
6
Onderhoud en verzorging

WAARSCHUWING!
Lampen vervangen
• Schakel de verlichting uit. Wacht na
het uitschakelen van de verlichting
tot de lamp is afgekoeld. De lamp kan
erg heet worden en brandwonden
veroorzaken.
• Raak het glas van de lamp niet aan
met blote handen. Als u het glas van
de lamp toch moet vastpakken,
gebruik daarvoor dan een schone
droge doek om te voorkomen dat er
vocht of olie op de lamp komt. Als de
lamp een kras heeft of is gevallen,
kan deze defect raken of breken.
• Zorg ervoor dat de lamp en overige
onderdelen goed vastzitten. Anders
kan de lamp door oververhitting
beschadigd raken, kan brand
ontstaan of kan water binnendringen
in de lichtunit. Hierdoor kan de lamp
beschadigd raken en kan
condensvorming in het lampglas
optreden.
• Probeer lampen, stekkers, elektrische
circuits of andere onderdelen van de
verlichting niet te repareren of uit
elkaar te halen. Anders kunt u
dodelijk of ernstig letsel oplopen
door een elektrische schok.
Voorkomen van schade en brand
• Controleer of de lamp goed vastzit.
• Controleer het vermogen van de
lamp voordat deze wordt geplaatst
om beschadiging door hitte te
voorkomen.
6.3 Zelf uit te voeren onderhoud
381
6
Onderhoud en verzorging

Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AAuto's met navigatiesysteem of multimediasysteem: Instellingen die u met het
scherm van het navigatiesysteem of multimediasysteem kunt wijzigen
BInstellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Alarm
*(→blz. 74)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Aanpassen van de gevoelig-
heid van de inbraaksensor
wanneer een ruit is geopend
*Standaard Bijna leeg – – O
Schakelt het alarm uit wan-
neer de portieren worden
ontgrendeld met de mecha-
nische sleutelUit Aan – – O
*Indien aanwezig
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 86, blz. 90, blz. 95)
Functie*1Standaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Klok (instellen tijd) — — O O*2–
Klok (displaytype)
*312-uurs weer-
gave24-uurs weer-
gaveOO*2–
Taal
*3“English” (En-
gels)Behalve Engels*4–O–
Eenheden
*3km (l/100 km)km (km/liter)
–O–
mijlen (MPG)*5
Weergave snelheidsmeter*6Analoog Digitaal – O –
EV-controlelampje Aan Uit – O –
“ECO Guidance” (ECO advies) Aan Uit – O –
“Fuel Economy”
(brandstofverbruik)“Total Average”
(totaalgem.)“Trip Average”
(reisgemid.)
–O–
“Tank Average”
(gem. verbr.)
Audiosysteemgekoppeld dis-
play
*5Aan Uit – O –
Energiemonitor Aan Uit – O –
Display AWD-systeem
*7Aan Uit – O –
Type rij-informatie Trip (rit) Total (totaal) – O –
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
446