3.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren
3.2.1 Portieren
De auto kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, de afstandsbediening of de
schakelaar van de centrale vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Gebruik van de instapfunctie (auto's met
Smart entry-systeem, startknop en
instapfunctie)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt. De portieren en de
achterklep kunnen gedurende
3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
2. Raak de vergrendelsensor (de
inkeping aan de bovenzijde van de
portiergreep) aan om de portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.Met de afstandsbediening
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het panoramadak (indien aanwezig)
te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de zijruiten en
het panoramadak (indien aanwezig)
te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instellen van de ontgrendelfunctie
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Schakel de inbraaksensor en de
hellingsensor van het alarmsysteem
uit om tijdens het veranderen van de
instellingen het alarm niet onbedoeld
te activeren. (indien aanwezig)
(→Blz. 76)
3. Houd de toets
ofingedrukt en houd tegelijkertijd de
toetsgedurende ongeveer
5 seconden ingedrukt als het
controlelampje in de sleutel uit is.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
115
3
Voordat u gaat rijden
De instelling verandert telkens wanneer
een handeling wordt uitgevoerd, zoals
hieronder is aangegeven. (Als u de
instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de
toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met rechtse
besturing)
Exterieur: drie keer
een piepsignaal In-
terieur: één belsig-
naalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt
alleen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier
vasthoudt of op de
schakelaar achter-
klep openen drukt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Exterieur: twee keer
een piepsignaal In-
terieur: één belsig-
naalAls u de portier-
greep van het voor-
passagiersportier of
bestuurdersportier
vasthoudt of op de
schakelaar achter-
klep openen drukt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Auto's met een alarm: om te voorkomen
dat het alarm onbedoeld wordt
geactiveerd, moet u de portieren
ontgrendelen met de afstandsbediening
en een portier openen en sluiten als de
instellingen eenmaal zijn gewijzigd. (Als
er binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend,
worden de portieren weer vergrendeld en
wordt automatisch het alarm
ingeschakeld.) Zet het alarm onmiddellijk
uit wanneer dit geactiveerd wordt.
(→Blz. 75)Systeem voor
crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking
treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok of het type ongeval.
Feedbacksignalen
Portieren: De alarmknipperlichten
knipperen om aan te geven dat de
portieren zijn vergrendeld/ontgrendeld
met behulp van de instapfunctie (indien
aanwezig) of de afstandsbediening.
(Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld:
tweemaal)
Zijruiten en panoramadak (indien
aanwezig): Er klinkt een zoemer om aan
te geven dat de zijruiten en het
panoramadak worden bediend met
behulp van de afstandsbediening.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening een portier wordt
geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch
wordt vergrendeld. (Afhankelijk van de
locatie van de elektronische sleutel wordt
echter mogelijk vastgesteld dat de sleutel
in de auto is. In dit geval blijft de auto
mogelijk ontgrendeld.)
Wanneer het portier niet kan worden
vergrendeld met de vergrendelsensor
aan de bovenzijde van de portiergreep
(auto's met Smart entry-systeem,
startknop en instapfunctie)
Als het portier niet kan worden
vergrendeld, zelfs niet wanneer het
sensorgebied bovenaan wordt
aangeraakt, kunt u proberen de
sensorgebieden bovenaan en onderaan
tegelijkertijd aan te raken.
Wanneer u handschoenen draagt, trek
deze dan uit.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
116
Gebruik van de schakelaar elektrisch
bedienbare achterklep op de achterklep
Druk op de schakelaar.
De elektrisch bedienbare achterklep
wordt automatisch gesloten.
Door op de schakelaar te drukken terwijl
de elektrisch bedienbare achterklep
wordt bediend, stopt de achterklep met
bewegen. Wanneer de schakelaar
nogmaals wordt ingedrukt terwijl de
beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde richting.
Gebruik van de achterklepgrepen
Laat de achterklep zakken met behulp
van de achterklepgreep
A.
De bekrachtigingsfunctie van de
achterklep (→blz. 127) wordt geactiveerd
en de elektrisch bedienbare achterklep
sluit verder automatisch.Gebruik van de sensor regeling
voetbediening (auto's met handsfree
elektrisch bedienbare achterklep)
De handsfree elektrisch bedienbare
achterklep maakt het automatisch
openen en sluiten van de elektrisch
bedienbare achterklep mogelijk door uw
voet onder het midden van de
achterbumper te plaatsen en hem van de
achterbumper vandaan te bewegen. Zorg
ervoor dat voor het bedienen van de
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep het contact UIT staat, de
handsfree-functie van de elektrisch
bedienbare achterklep is ingeschakeld
(→blz. 101) en dat u een elektronische
sleutel bij u draagt.
1. Zorg ervoor dat u zich, met de
elektronische sleutel op zak, binnen
het detectiebereik van het Smart
entry-systeem met startknop bevindt,
op ongeveer 30 tot 50 cm van de
achterbumper.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
125
3
Voordat u gaat rijden
CDetectiegebied voor werking
Smart entry-systeem met
startknop (→blz. 135)
2. Bedien de achterklep met een
voetbeweging door uw voet tot 10 cm
onder de achterbumper te bewegen
en vervolgens weer terug te trekken.
Voer deze volledige beweging binnen
1 seconde uit.
De achterklep zal niet in werking
treden zolang er een voet wordt
gesignaleerd onder de achterbumper.
Raak bij het gebruik van de handsfree
functie van de elektrisch bedienbare
achterklep de achterbumper niet aan.
Als er zich in het
passagierscompartiment of de
bagageruimte een andere
elektronische sleutel bevindt, duurt
het mogelijk iets langer dan normaal
voordat de achterklep in werking
treedt.
ASensor regeling voetbediening
BDetectiegebied voor werking
handsfree elektrisch bedienbare
achterklep
3. Als de sensor voor de regeling van de
voetbediening signaleert dat u uw
voet hebt teruggetrokken, klinkt er
een zoemer en zal de elektrisch
bedienbare achterklep automatisch
volledig openen/sluiten.
Als er tijdens het openen/sluiten van
de achterklep een voet onder de
achterbumper wordt bewogen, gaat
de achterklep niet verder open.Als er weer een voet onder de
achterbumper wordt bewogen terwijl
de beweging is gestopt, beweegt de
achterklep in tegenovergestelde
richting.
Bagageruimteverlichting
• De bagageruimteverlichting gaat
branden als de achterklep wordt
geopend.
• Als het contact UIT wordt gezet, gaat
de verlichting na 20 minuten
automatisch uit.
Sluitsysteem achterklep
Wanneer de achterklep nog enigszins
geopend is, zal het sluitsysteem van de
achterklep deze automatisch volledig
sluiten.
Het sluitsysteem van de achterklep
werkt, ongeacht de status van het
contact.
Werkingsvoorwaarden elektrisch
bedienbare achterklep
De achterklep kan in de volgende
gevallen automatisch worden geopend
en gesloten:
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is ingeschakeld.
(→Blz. 101)
• Wanneer de achterklep is
ontgrendeld.
Als echter de schakelaar achterklep
openen ingedrukt wordt gehouden
terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt, wordt de elektrisch bedienbare
achterklep bediend, ook wanneer de
achterklep is vergrendeld. (→Blz. 124)
• Wanneer het contact AAN staat, kan
in aanvulling op het bovenstaande de
achterklep worden bediend wanneer
aan de onderstaande voorwaarden
wordt voldaan:
– De parkeerrem is geactiveerd
– Het rempedaal is ingetrapt
– De selectiehendel staat in stand P.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
126
Werking van de elektrisch bedienbare
achterklep
• Er klinkt een zoemer om aan te geven
dat de achterklep wordt
geopend/gesloten.
• Wanneer het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep is
uitgeschakeld, kan de achterklep niet
elektrisch worden bediend, maar kan
hij wel met de hand worden geopend
en gesloten.
• Wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep automatisch wordt
geopend en er iets abnormaals wordt
gesignaleerd als gevolg van menselijk
handelen of een voorwerp, wordt de
beweging gestopt.
Klembeveiliging
De elektrisch bedienbare achterklep is
aan beide zijden voorzien van sensoren.
Als iets de werking van de elektrisch
bedienbare achterklep tijdens het
sluiten hindert, beweegt de achterklep
automatisch in de tegenovergestelde
richting of stopt deze met bewegen.
Functie beveiliging tegen dichtvallen
Wanneer er tijdens het automatisch
openen van de elektrisch bedienbare
achterklep overmatige kracht op de klep
wordt uitgeoefend, stopt de beweging
van de elektrisch bedienbare achterklep
om te voorkomen dat deze dichtvalt.Bekrachtigingsfunctie sluitsysteem
achterklep
Wanneer de achterklep handmatig
omlaag wordt geduwd terwijl deze op
een open positie gestopt is, sluit de
achterklep automatisch volledig.
Uitgestelde vergrendelingsfunctie
achterklep (indien aanwezig)
Met deze functie wordt het vergrendelen
van alle portieren van tevoren uitgesteld
wanneer de elektrisch bedienbare
achterklep is geopend.
Wanneer de volgende procedure is
gevolgd, worden alle portieren maar niet
de elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld. Vervolgens wordt de
elektrisch bedienbare achterklep
vergrendeld als deze wordt gesloten.
1. Sluit alle portieren, behalve de
achterklep.
2. Vergrendel tijdens het sluiten van de
elektrisch bedienbare achterklep de
portieren met het Smart
entry-systeem met startknop vanaf
de voorportieren (→blz. 115) of de
afstandsbediening. (→Blz. 115)
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat alle portieren zijn
gesloten en vergrendeld.
• Als de elektronische sleutel in de
auto wordt geplaatst nadat het
sluiten is gestart via de uitgestelde
vergrendelingsfunctie van de
portieren, wordt de elektronische
sleutel mogelijk in de auto
opgesloten.
• Als de elektrisch bedienbare
achterklep niet geheel sluit door de
werking van de klembeveiliging,
terwijl de achterklep automatisch
wordt gesloten nadat een
uitgestelde vergrendeling van de
portieren is uitgevoerd, wordt de
uitgestelde vergrendelingsfunctie
van de portieren geannuleerd en
worden alle portieren ontgrendeld.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
127
3
Voordat u gaat rijden
OPMERKING
Achterklepspindels
De achterklep is voorzien van spindels
die de achterklep op zijn plaats houden.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen de achterklepspindels
beschadigd raken, waardoor deze niet
meer werken.
• Bevestig nooit stickers, kunststoffolie,
zelfklevende voorwerpen, enz. aan de
spindelstang.
• Raak de pen nooit aan met
handschoenen of andere stoffen
voorwerpen.
• Bevestig geen zware accessoires aan
de achterklep. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige alvorens
accessoires te bevestigen.
• Plaats uw handen nooit op de spindel
en oefen er nooit zijdelingse krachten
op uit.
Voorkomen van storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
Oefen geen grote kracht uit op de
achterklep terwijl het sluitsysteem in
werking is. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan storingen aan het
sluitsysteem van de achterklep
veroorzaken.
OPMERKING(Vervolgd)
Voorkomen van beschadiging van de
elektrisch bedienbare achterklep
• Controleer of er geen ijs zit tussen de
achterklep en de sponning, waardoor
de achterklep niet bediend kan
worden. Wanneer er zich te veel
gewicht op de achterklep bevindt,
kunnen bij het bedienen van de
elektrisch bedienbare achterklep
storingen optreden.
• Oefen geen grote kracht uit op de
achterklep terwijl de elektrisch
bedienbare achterklep in werking is.
• Voorkom dat de sensoren (aan de
rechter- en linkerzijde van de
elektrisch bedienbare achterklep)
beschadigd raken door scherpe
voorwerpen. Wanneer de sensor is
losgenomen, kan de elektrisch
bedienbare achterklep niet
automatisch worden gesloten.
Voorzorgsmaatregelen handsfree
elektrisch bedienbare achterklep
(indien aanwezig)
De sensor regeling voetbediening
bevindt zich achter aan de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om
ervoor te zorgen dat de handsfree
elektrisch bedienbare achterklep goed
werkt:
• Houd de onderzijde van het midden
van de achterbumper te allen tijde
schoon. Als de onderzijde van het
midden van de achterbumper vuil is
of bedekt is met sneeuw, werkt de
sensor regeling voetbediening
mogelijk niet. Verwijder in dat geval
het vuil of de sneeuw, verplaats de
auto en controleer vervolgens of de
sensor regeling voetbediening werkt.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
132
OPMERKING(Vervolgd)
• Breng geen coatings die een
vochtaantrekkend effect hebben of
andere coatings aan op de onderzijde
van het midden van de achterbumper.
• Parkeer de auto niet in de buurt van
objecten die kunnen bewegen en in
contact kunnen komen met de
onderzijde van het midden van de
achterbumper, zoals gras of bomen.
Als de auto enige tijd geparkeerd is in
de buurt van objecten die kunnen
bewegen en in contact kunnen
komen met de onderzijde van het
midden van de achterbumper, zoals
gras of bomen, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet.
Verplaats in dat geval de auto en
controleer vervolgens of de sensor
regeling voetbediening werkt. Laat
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
niet werkt.
• Stel de sensor regeling voetbediening
en zijn omgeving niet bloot aan
krachtige schokken. Als de sensor
regeling voetbediening of zijn
omgeving blootgesteld zijn aan
krachtige schokken, werkt de sensor
regeling voetbediening mogelijk niet
goed meer. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de sensor
regeling voetbediening in de
volgende situaties niet werkt.
– De sensor regeling voetbediening of
zijn omgeving zijn blootgesteld aan
krachtige schokken.
– Er zitten krassen of beschadigingen
op de onderzijde van het midden
van de achterbumper.
OPMERKING(Vervolgd)
• Demonteer de achterbumper niet.
• Breng geen stickers aan op de
achterbumper.
• Breng geen lak aan op de
achterbumper.
• Deactiveer de handsfree elektrisch
bedienbare achterklep als er op de
elektrisch bedienbare achterklep een
fietsendrager of een vergelijkbaar
zwaar onderdeel gemonteerd is.
(→Blz. 101)
Wijzigen van instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep
(auto's met elektrisch bedienbare
achterklep)
De instellingen van het systeem van de
elektrisch bedienbare achterklep kunnen
worden gewijzigd door het scherm
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen)
- PBD weer te geven via het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 101)
De gewijzigde instellingen van de
elektrisch bedienbare achterklep worden
niet gereset door het UIT zetten van het
contact. Om de oorspronkelijke
instellingen te herstellen, moeten deze
worden teruggezet op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
Aanpassing van de geopende positie
van de achterklep (auto's met
elektrisch bedienbare achterklep)
De geopende positie van de elektrisch
bedienbare achterklep kan worden
aangepast.
1. Stopt de beweging van de achterklep
in de gewenste positie. (→Blz. 124)
2. Houd de schakelaar van de elektrisch
bedienbare achterklep op de
achterklep gedurende ongeveer
2 seconden ingedrukt.
Wanneer het instellen is voltooid,
klinkt de zoemer 4 maal.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
133
3
Voordat u gaat rijden
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer u parkeert op een
parkeerplaats met een
betaalautomaat (Radiogolven die
worden gebruikt om auto's te
signaleren beïnvloeden mogelijk het
Smart entry-systeem met startknop.)
Aanwijzing voor de instapfunctie
(indien aanwezig)
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, op de bagageafdekking,
op de vloer of in een portiervak of
het dashboardkastje wanneer het
hybridesysteem wordt gestart of de
stand van het contact wordt
gewijzigd.
• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
door de antenne mogelijk
waargenomen dat de sleutel zich
buiten de auto bevindt en kunnen de
portieren worden vergrendeld vanaf
de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
hybridesysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Wanneer de vergrendelactie is
uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
137
3
Voordat u gaat rijden