WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Slik de batterij niet in. Anders kunt uchemische brandwonden oplopen.
• De elektronische sleutel is uitgerust met een knoopcel, ook wel
knoopbatterij genoemd. Als een
batterij wordt ingeslikt, kan deze
binnen 2 uur ernstige chemische
brandwonden veroorzaken, met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
• Houd nieuwe en gebruikte batterijen buiten bereik van kinderen.
• Als het kapje niet goed kan worden gesloten, gebruik de elektronische
sleutel dan niet en berg deze buiten
bereik van kinderen op. Neem
vervolgens contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als u per ongeluk een batterij inslikt of een batterij in een deel van uw
lichaam plaatst, roep dan
onmiddellijk medische hulp in.
Voorkomen dat de batterij ontploft of
brandbare vloeistoffen of gassen
vrijkomen
• Vervang de batterij door een nieuw exemplaar van hetzelfde type. Als
een verkeerd type batterij wordt
gebruikt, kan deze ontploffen.
• Stel batterijen niet bloot aan een extreem lage druk als gevolg een
grote hoogte of extreem hoge
temperaturen.
• Verbrand een batterij niet en breek of snijd hem niet open.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Verklaring voor de elektronische
sleutelbatterij
WAARSCHUWING
ALS DE BATTERIJ DOOR EEN ONJUIST
TYPE BATTERIJ WORDT VERVANGEN,
KAN EEN EXPLOSIE OPTREDEN.
GOOI BATTERIJEN NIET WEG, MAAR
LEVER ZE IN ALS KCA.
OPMERKING
Bij het vervangen van de accu
Gebruik het juiste formaat
schroevendraaier. Het uitoefenen van
overmatige kracht kan ervoor zorgen
dat het klepje vervormt of beschadigd
raakt.
Voor een goede werking na het
vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen om ongevallen te
voorkomen:
• Zorg altijd dat uw handen droog zijn.Door vocht kan de batterij gaan
corroderen.
• Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden
aangeraakt of bewogen.
• Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
7.3.11 Controleren en vervangen
van zekeringen
Als een bepaalde stroomverbruiker niet
werkt, kan het zijn dat een zekering is
doorgebrand. Controleer in dat geval de
desbetreffende zekering en vervang deze
indien nodig.
Controleren en vervangen van
zekeringen
1. Zet het contact UIT. Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
450
7. Selecteer stand N en deactiveer deparkeerrem.
Schakel de automatische modus uit.
(→Blz. 225)
Tijdens het slepen
Als het EV-systeem is uitgeschakeld,
werken de rem- en stuurbekrachtiging
niet. Hierdoor zullen het remmen en
sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
Wielmoersleutel
De wielmoersleutel bevindt zich in de
bagageruimte. (→Blz. 440, blz. 477)
WAARSCHUWING!
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Tijdens het slepen
• Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan
plotseling optrekken, enz. waardoor
er extreme krachten op het sleepoog
en de sleepkabel of -ketting worden
uitgeoefend. Het sleepoog en de
kabel of ketting kunnen beschadigd
raken en afgebroken stukken
kunnen personen raken en ernstige
schade veroorzaken.
• Voer onderstaande handelingen niet uit, anders wordt het
parkeerblokkeringsmechanisme
mogelijk geactiveerd en worden de
voorwielen geblokkeerd, waardoor
mogelijk een ongeval kan ontstaan
met dodelijk of ernstig letsel tot
gevolg:
– De bestuurdersgordel losmaken en het bestuurdersportier openen.
– Zet het contact UIT.
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
8.2.2 Als u denkt dat er iets mis
is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is waterlekkage
echter normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
Hoorbare symptomen
• Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen
van de wielophanging
• Andere abnormale geluiden die gerelateerd zijn aan het EV-systeem
Merkbare symptomen
• Stotteren of onregelmatig draaien
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
461
8
Bij problemen
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.– Wis de voorruit schoon met deruitenwissers.
– Ontwasem de voorruit met de airconditioning.
– Sluit de motorkap en verwijder eventuele stickers en dergelijke
zodat de camera voor niet meer
wordt afgedekt.
Als “System Stopped Front Camera Out
of Temp. Range Wait until Normal
Temperature” (Systeem uitgeschakeld.
Camera voor buiten
temperatuurbereik. Wacht tot deze
weer op normale temperatuur is)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem) (indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit. – Als de camera voor heet is,bijvoorbeeld doordat de auto in de
zon heeft gestaan, maak dan
gebruik van de airconditioning om
het gedeelte rondom de camera
voor af te koelen.
– Als bij het parkeren van de auto gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde
typen zonneschermen door het
zonlicht dat door het oppervlak
ervan wordt gereflecteerd de
temperatuur van de camera voor
extreem hoog oplopen. – Als de camera voor koud is,
bijvoorbeeld doordat de auto in een
zeer koude omgeving heeft gestaan,
maak dan gebruik van het
airconditioningsysteem om het
gedeelte rondom te camera voor op
te warmen.
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Blocked Clean Radar Sensor”
(Systeem uitgeschakeld. Radarsensor
voor geblokkeerd. Reinig radarsensor)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam) (indien aanwezig)
• AHS (Adaptive High Beam-systeem) (indien aanwezig)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
• RSA (Road Sign Assist)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit. – Controleer of de radarsensor of dekap van de radarsensor is
verontreinigd en maak ze indien
nodig schoon (→blz. 245).
– Deze melding wordt mogelijk weergegeven tijdens het rijden in
een open gebied met weinig andere
voertuigen, gebouwen en andere
constructies in de nabije omgeving,
zoals bij grote dorre vlaktes,
grasland, braakliggende terreinen,
enz.
De melding zal dan waarschijnlijk
weer verdwijnen als wordt gereden
in een gebied met gebouwen,
andere constructies en andere
voertuigen in de nabije omgeving.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
472
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
5. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de 12V-accu van
uw auto op te laden.
6. Open en sluit een van de portieren terwijl het contact UIT staat.
7. Laat de motor van de tweede auto met een iets verhoogd toerental
draaien en start het EV-systeem van
uw auto door het contact AAN te
zetten.
8. Controleer of het controlelampje READY gaat branden. Neem als het
controlelampje niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
9. Verwijder de startkabels als het EV-systeem is gestart in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten. 10. Sluit het kapje van de pluspool (+) van
de accu.
Laat, nadat het EV-systeem is gestart, de
auto zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Starten van het EV-systeem wanneer
de 12V-accu ontladen is
Het EV-systeem kan niet worden gestart
door de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
• Zet de koplampen, de airconditioning, het audiosysteem, enz. uit als het
EV-systeem is uitgeschakeld.
• Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
491
8
Bij problemen
OPMERKING
Koelvloeistof koelsysteem
Voor de radiateur wordt een specifieke
koelvloeistof gebruikt. Er kan schade
ontstaan wanneer er water of een ander
soort koelvloeistof wordt gebruikt.
Gebruik dus nooit andere soorten
vloeistof. Neem direct contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als u niet beschikt over
Toyota Genuine Traction Battery
Coolant.
Correctieprocedures1. Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en schakel de
airconditioning uit.
2. Laat het EV-systeem ingeschakeld en open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer of de koelventilator draait. Als de ventilator draait: Wacht tot de
melding “EV System overheated
Output power reduced” (EV-systeem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) verdwijnt en zet
dan het EV-systeem uit. Neem, als de
melding niet verdwijnt, contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilator niet draait: Schakel
het EV-systeem onmiddellijk uit en
neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Controleer nadat het EV-systeem is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
ARadiateur
BKoelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
5. Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
AReservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
6. Als het koelvloeistofniveau te laag is, vul dan bij met Toyota Genuine
Traction Battery Coolant.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
494
PKSB (Parking Support Brake)*(→blz. 315)
FunctieStandaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
PKSB-functie (Parking Sup- port Brake) Aan Uit — O —
*Indien aanwezig
SEA (Safe Exit Assist)
*1(→blz. 293)
Functie Standaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
Safe Exit Assist AanUit — O —
Gevoeligheid signalering*2Gemiddeld Vol — O —
Bijna leeg
Weergave buitenspiegels
*2Aan Uit — O —
*1Indien aanwezig
*2Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in My Settings
Airconditioning (→blz. 377)
Functie Standaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursinstel- lingABC
Automatische bediening toets A/C Aan Uit O — O
Op afstand bedienbare airconditioning (→blz. 383)
FunctieStandaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursinstel- lingABC
Werking starten via de toetsA/C van de afstandsbedie- ning Houd 0,8 secon-
den ingedrukt Een keer indruk-
ken
—— O
Twee keer in-
drukken
Houd 2,4 secon- den ingedrukt
Uit
Werking stoppen via de toets A/C van de afstandsbedie- ning Twee keer in-
drukken Een keer indruk-
ken
—— O
Houd 0,8 secon-
den ingedrukt
Houd 2,4 secon- den ingedrukt
Uit
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
512
AntidiefstalsysteemAlarm* ..................61
Bedienen van het systeem ......60
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig) . . .63
Inschakelen/uitschakelen/
uitzetten van het alarmsysteem . . .61
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling ..........61
Startblokkering .............60
Supervergrendeling* .........61
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers AHB (Automatic High Beam)* . . .235
AHS
(Adaptive High Beam-systeem)* .232
Bedienen van de
ruitenwisserhendel ..........239
Dimlicht tijdelijk inschakelen . . .235 ,
238
Draaiknop koplampverstelling* . .232
Extended Headlight
Lighting-systeem ..........231
Gebruik van het Adaptive
High Beam-systeem .........233
Gebruik van het Automatic
High Beam-systeem .........236
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht .......234 , 237
Inschakelen van de koplampen . . .229
Inschakelen van de mistlampen . .238
Inschakelen van het grootlicht . . .231
Lichtschakelaar ............229
Regelingen systeem .........232
Ruitenwissers en -sproeiers . . . .239
Schakelaar mistlampen .......238
Belangrijke informatie Alarmknipperlichten .........456
Als de onder water staat of het
water op de weg stijgt ........457
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .456
Bedieningsinstructies ........456
De auto tot stilstand brengen . . .456 EV-systeem
Actieradius ...............77
Airconditioning .............76
Akoestisch
voertuigwaarschuwingssysteem . .70
Bagage ..................77
Bediening transmissie .........76
Bij het remmen .............76
Controle van bandenspanning ....76
Files ....................76
Kenmerken EV-systeem ........68
Laden ...................69
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid ........77
Rijden op autowegen of snelwegen .76
Systeemonderdelen .......68,71
Tips voor het vergroten van de
actieradius ................77
Tips voor rijden met een
batterij-elektrische auto .......76
Uitschakelsysteem voor
noodgevallen ..............75
Voorzorgsmaatregelen EV-
systeem .................71
Waarschuwingsmelding .......75
Weergegeven waarde .........77
Favoriete instellingen Ergonomisch geheugen* ......195
My Settings ..............199
Opgeslagen functies .........199
Opslaan/oproepen van een
rijpositie ................196
Registreren/oproepen/uitschakelen
van een rijpositie in een elektronische
sleutel (geheugenoproepfunctie) .198
Types authenticatie-apparaten . .199
Vergemakkelijken van in- en
uitstappen bestuurder
(Power Easy Access-systeem) . . .196
Trefwoordenlijst
597
Trefwoordenlijst
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarmingActiveren van de op afstand
bedienbare airconditioning .....383
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier
(SYNC-modus) ............380
Automatische airconditioning . . .377
Bedieningspaneel airconditioning.377
Bediening van elk systeem .....376
Gebruik van de automatische
modus .................380
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) ..........381
Inschakelen van de regeling
ALLAUTO(ECO) ...........376
Ontwaseming verwarmde
voorruit (indien aanwezig) .....382
Op afstand bedienbare
airconditioning ............383
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen .........380
Regeling ALL AUTO (ECO) ......376
Stoelventilatoren (voorstoelen) . .386
Stoelverwarming ...........386
Stuurwielverwarming ........385
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren* ..........385
Voor het verlaten van de auto . . .383
Gebruik van de interieurverlichting Bedienen van de
interieurverlichting .........388
Bedienen van de leeslampjes . . . .389
Overzicht interieurverlichting . . .387
Plaats van de interieurverlichting .387
Gebruik van de ondersteunende
systemen Advanced Park-functie
fileparkeren ..............341
Advanced Park-functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) . . .336
Advanced Park-functies .......326
Advanced Park-functie
wegrijden uit fileparkeervak . . . .344
Afstandsbedieningsfunctie .....350
Basisfuncties .......251 , 265, 275 Begeleidingsschermen
Advanced Park
............335
Bestuurderscamera* .........251
Bewegend voertuig achter de
auto*..................321
Bij gebruik van de Grip Control . . .362
Bijwerken van de software .....242
Blokkeerfase ..............288
BSM (Blind Spot Monitor)* .....288
Controleren van de Toyota
Safety Sense-versie van uw auto .242
Cruise control .............281
Detectiegebieden van de
Safe Exit Assist ............296
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening ..........265
Doel van Advanced Park .......325
Door Toyota Safety Sense
gebruikte sensoren ..........245
Dynamic Radar Cruise Control . . .273
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist .........280
Fase voor afremmen en
tot stilstand brengen .........288
F
unctie inhaalbeveiliging ......280
Functie van de
afstandsbedieningsfunctie .....326
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid ...........279
Functie wegrijden uit haaks
parkeervak (vooruit/achteruit)
Advanced Park ............339
Geheugenfunctie Advanced Park .346
In- en uitschakelen van
Advanced Park ............334
In- en uitschakelen van het
Safe Exit Assist-systeem ......295
Inhoud van het gedeelte van
de handleiding over
Toyota Safety Sense .........242
Inschakelen/uitschakelen van
de Parking Support Brake ......316
Inschakelen/uitschakelen van
de RCD-functie ............312
Inschakelen/uitschakelen van
deRCTA ................307
Instellen van de maximale
rijsnelheid ...............284
Instellen van de rijsnelheid . .276 , 282
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor ..........290
Trefwoordenlijst
598