WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Let goed op de volgende punten,aangezien het stuurwiel draait als het
systeem in werking is.– Let erop dat uw stropdas, sjaal of arm niet door het draaiende
stuurwiel geraakt kan worden. Houd
uw bovenlichaam uit de buurt van
het stuurwiel. Houd ook kinderen uit
de buurt van het stuurwiel.
– Lange vingernagels kunnen door het draaiende stuurwiel geraakt
worden waardoor u letsel kunt
oplopen.
– Breng in een noodgeval de auto tot stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
om het systeem uit te schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand zijn of haar handen of voeten uit het raam steekt
terwijl dit systeem in werking is.
Voorzorgsmaatregelen voor de
camera's en sensoren
• Vanwege de kenmerken van de cameralens wijken de op het scherm
weergegeven positie en afstand van
mensen of objecten mogelijk af van de
werkelijke situatie. Raadpleeg voor
meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor het
multimediasysteem.
• Neem de voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor in acht (→blz. 311),
omdat anders een sensor mogelijk
niet goed werkt, hetgeen kan leiden
tot een ongeval.
• In de volgende situaties werken de sensoren mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval. Rijd
voorzichtig verder.– Als er zich een geparkeerde auto naast het beoogde parkeervak
bevindt en het weergegeven
beoogde parkeervak zich ver van
het werkelijke beoogde parkeervak
bevindt, is een sensor mogelijk
verkeerd uitgelijnd. Laat de auto
WAARSCHUWING!(Vervolg)
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats geen accessoires binnen het detectiegebied van de sensoren.
Voor een juiste werking van Advanced
Park
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan mogelijk niet veilig met de auto
gereden worden en kan een ongeval het
gevolg zijn.
• Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als u op andere plekken dan in gebruikelijke parkeervakken wilt
parkeren
– Als de parkeerplaats is bedekt met zand of grind en er geen duidelijke
belijning is aangebracht
– Als het parkeervak niet horizontaal is, bijvoorbeeld op een helling, of als
er hoogteverschillen zijn
– Mechanisch parkeersysteem
– Parkeerplaats met een voorziening die contact maakt met de
onderzijde van de auto
– Als het wegdek bevroren of glad is of is bedekt met sneeuw
– Als het extreem warm is en het asfalt zacht is geworden
– Als er zich een object voor de auto bevindt
– Als er zich een object bevindt tussen uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
– Als er zich een geul bevindt tussen uw auto en de beoogde
parkeerplaats of op de beoogde
parkeerplaats (binnen het
weergegeven blauwe vak)
– Als er zich een gat of geul in de vertrekrichting bevindt
– Als u zich in een gebied bevindt met veel voetgangers of voertuigen
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als het parkeervak zich op eenlocatie bevindt waar inparkeren
lastig is (te smal voor uw auto, enz.)
– Als de beelden onduidelijk zijn door vuil of sneeuw op de cameralens,
licht dat in de camera schijnt of
schaduwen
– Bij gebruik van sneeuwkettingen of een compact reservewiel
– Als de portieren of de achterklep niet geheel zijn gesloten
– Als iemand een arm uit het raam steekt
– Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval of
sneeuw
• Gebruik alleen de standaard bandenmaat, zoals die van de banden
waarmee de auto af fabriek was
uitgerust. Anders werkt Advanced
Park mogelijk niet goed. Als de
banden zijn vervangen, wordt tevens
mogelijk de positie van de lijnen of het
vak verkeerd weergegeven op het
scherm. Neem voor het vervangen van
de banden contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• In de volgende situaties kan het systeem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde parkeerplaats:– Als de banden erg versleten zijn of als de bandenspanning te laag is
– Wanneer de auto zwaar beladen is
– Wanneer de auto schuin staat door een zware belading
– Als het wegdek van het parkeervak wordt verwarmd (ter voorkoming
van bevriezing van het wegdek)
– Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd, bijvoorbeeld nadat een
wiel is blootgesteld aan een hevige
schok
– Wanneer er een voetganger of passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als iets ten onrechte wordtgesignaleerd als parkeerlijn
(verlichting, reflecties van een
gebouw, hoogteverschillen op het
parkeeroppervlak, geul, geverfde
lijnen op de weg, opnieuw
getrokken lijnen, enz.)
Als in een andere dan bovengenoemde
situatie de auto sterk afwijkt van het
ingestelde parkeervak, laat de auto dan
zo snel mogelijk controleren door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Bij het gebruik van de
afstandsbedieningsfunctie
• De afstandsbedieningsfunctie is een functie van het Advanced
Park-systeem. Houd u bij het gebruik
van de afstandsbedieningsfunctie op
de openbare weg aan alle
verkeersregels.
• De afstandsbedieningsfunctie kan alleen worden gebruikt nadat u
akkoord bent gegaan met de
disclaimer van de smartphone-app.
• Met de afstandsbedieningsfunctie kunnen slechts een aantal
rijhandelingen worden uitgevoerd. De
functie mag alleen worden gebruikt
door een bestuurder met een geldig
rijbewijs. Draag bij het gebruik van de
app de elektronische sleutel bij u. Kijk
tijdens de bediening niet alleen naar
het scherm van de app, maar let op de
omgeving van de auto. Annuleer in
een noodgeval de bediening via de
afstandsbedieningsfunctie en breng
de auto tot stilstand.
• Houd de omgeving in de gaten als de auto rijdt, net als bij elke andere auto.
• Let altijd op de omgeving van de auto als het systeem in werking is.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
329
5
Rijden
OPMERKING(Vervolg)
• Als tijdens het gebruik van deafstandsbedieningsfunctie de toets
home of de aan-uittoets van de
smartphone wordt ingedrukt en het
scherm wordt vergrendeld, wordt de
afstandsbedieningsfunctie
onderbroken. De begeleiding kan
worden hervat als de Remote
Park-app binnen 3 minuten opnieuw
wordt geopend. Als er 3 minuten of
meer zijn verstreken, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
• Gebruik de Remote Park-app niet met andere apparaten dan die waarvan de
werking is bevestigd door de maker.
Anders werkt het systeem mogelijk
niet goed.
• Als de omgevingstemperatuur laag is, duurt het mogelijk even voordat het
systeem wordt gestart, ten gevolge
van het laadniveau van de 12V-accu.
• Als de spanning van de 12V-accu daalt, wordt de begeleiding
uitgeschakeld.
• Als de afstandsbedieningsfunctie wordt gebruikt op een helling, is de
rijsnelheid lager en wordt de afstand
tot waar de auto objecten nadert
langer dan op een vlakke weg.
• Als er in het systeem een tijdelijke storing optreedt nadat de auto tot
stilstand is gebracht door de
elektrisch bedienbare parkeerrem of
doordat stand P is geselecteerd, wordt
het contact mogelijk UIT gezet en het
systeem mogelijk uitgeschakeld. Laat
in dat geval de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als er een systeemstoring optreedt, wordt de begeleiding mogelijk tijdelijk
onderbroken. De werking wordt
hervat zodra het systeem weer
normaal werkt. Volg de instructies op
het scherm van de smartphone om de
werking te hervatten.
OPMERKING(Vervolg)
• De afstandsbedieningsfunctie kanniet worden gestart als het
EV-systeem is gestart met een
aftermarket op afstand bedienbaar
startsysteem.
• Nadat de afstandsbedieningsfunctie is gebruikt, wordt de parkeerrem
volgens de voorschriften geactiveerd.
Gebruik de afstandsbedieningsfunctie
niet in gebieden met extreem lage
buitentemperaturen omdat de
parkeerrem vast kan vriezen en
mogelijk niet kan worden
gedeactiveerd. Als de parkeerrem
vastvriest, hoort u mogelijk een geluid
als hij wordt gedeactiveerd. Dit duidt
echter niet op een storing.
• Gebruik de op afstand bedienbare functie niet met een elektronische
sleutel waarvan de batterij leeg is.
• De op afstand bedienbare functie kan niet worden gestart als de laadstekker
van de auto is aangesloten. Als de
ondersteuning per ongeluk wordt
gestart, kan deze op abnormale wijze
worden beëindigd.
Soorten camera's en sensoren
Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
Camera voor
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
332
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 298
Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden
gebruikt, wijken de kleuren in de
weergegeven afbeeldingen mogelijk af
van de werkelijke kleuren.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Raadpleeg voor meer informatie over het
onderstaande de handleiding voor het
multimediasysteem.
• Bereik dat kan worden weergegevenop de schermen
• Camera's
• Verschillen tussen de weergegeven beelden en de werkelijke weg
• Verschillen tussen de weergegeven beelden en de werkelijke objecten Detectiebereik van de camera's en
sensoren
• Als er een auto geparkeerd staat
achter het beoogde parkeervak en de
afstand tussen deze auto en uw auto
te groot wordt, kan deze auto mogelijk
niet meer worden gesignaleerd.
Afhankelijk van de vorm en de staat
van een geparkeerde auto, wordt het
detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden
gesignaleerd.
• Andere objecten dan geparkeerde auto's, zoals een pilaar of muur,
worden mogelijk niet gesignaleerd. En
als ze wel worden gesignaleerd, wordt
het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed ingesteld.
Situaties waarin witte
parkeervaklijnen mogelijk niet goed
worden herkend
• In de volgende situaties worden parkeervaklijnen op het wegdek
mogelijk niet gesignaleerd:– Als er voor het parkeervak geen witte lijnen zijn gebruikt
(parkeervak is begrensd met
touwen, blokken, enz.)
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het wegdek een lichte kleur heeft, zoals bij beton, en het
contrast met de witte
parkeervaklijnen klein is
– Als de parkeervaklijnen een andere kleur hebben dan geel of wit
– Als de omgeving van het parkeervak donker is, bijvoorbeeld 's nachts of
in een (ondergrondse)
parkeergarage
– Als het regent of geregend heeft waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als er zonlicht direct op een camera valt, zoals bij laagstaande zon
– Als het parkeervak bedekt is met sneeuw of strooizout
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
333
5
Rijden
– Als er sporen van reparaties ofandere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een verkeerszuil of
ander object aanwezig is op het
wegdek
– Als de kleur of de helderheid van het wegdek niet overal gelijk is
– Als er warm of koud water op de camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als het uiterlijk van het parkeervak wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als een cameralens vuil is of bedekt is met waterdruppels
• In de volgende situaties wordt het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed herkend:– Als er sporen van reparaties of andere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een parkeerblok,
verkeerszuil of ander object
aanwezig is op het wegdek
– Als het regent of geregend heeft waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als het gebied rond de auto donker is of bij tegenlicht
– Als de kleur of de helderheid van het wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak zich op een helling bevindt
– Als er zich diagonale lijnen (toegangspad) in de buurt van het
parkeervak bevinden
– Als het uiterlijk van het parkeervak wordt beïnvloed door de schaduw
van een geparkeerde auto
(bijvoorbeeld de schaduw van de
grille of de dorpel)
– Als er accessoires zijn gemonteerd die het zicht van de camera
belemmeren
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het uiterlijk van het parkeervak wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen Detectie-informatie sensoren
→Blz. 300
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 300
Situaties waarin de sensor mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 300
Situaties waarin de parkeerbegeleiding
mogelijk niet werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
→Blz. 301
In- en uitschakelen van Advanced Park
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park.
Als de schakelaar wordt ingedrukt terwijl
de begeleiding is gestart, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden van Advanced
Park
De begeleiding zal starten als aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het rempedaal is ingetrapt
• De auto staat stil
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt
• Het stuurwiel wordt niet bediend
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• Alle portieren zijn gesloten
• De buitenspiegels zijn niet ingeklapt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
334
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)
*en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 298
*Als de beoogde stoppositie 2,5 m of
verder gelegen is, wordt de horizontale
lijn (geel) niet getoond.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 298), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.
Werking remregeling als Advanced Park
is ingeschakeld
Als het systeem, terwijl Advanced Park is
ingeschakeld, oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
bewegend of stilstaand object groot is,
treden de
vermogensbegrenzingsregeling van het
EV-systeem en de remregeling in
werking.
Als de remregeling in werking is, wordt de
werking van Advanced Park onderbroken
en wordt er een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. Zoemer
Afhankelijk van omgevingsgeluiden of
geluiden van andere systemen kan het
moeilijk zijn om de zoemer van dit
systeem te horen.
Als er een zwart scherm wordt
weergegeven op het multimedia-
display als Advanced Park in werking is
Het systeem wordt beïnvloed door
radiogolven of er is mogelijk een storing
in het systeem aanwezig. Als er een
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera, verplaats deze dan naar een
locatie zo ver mogelijk van de camera.
Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als er geen
radioantenne is geplaatst in de buurt van
een camera en het scherm nog niet
normaal werkt nadat het contact UIT is
gezet en het EV-systeem vervolgens weer
is gestart.
Advanced Park-functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit)
Beschrijving functie
De functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit) kan worden gebruikt
als het beoogde parkeervak kan worden
gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en
haaks op het midden van het parkeervak
tot stilstand wordt gebracht. Ook kan,
afhankelijk van de conditie van het
parkeervak enzovoort, de stand van de
transmissie worden gewijzigd door de
begeleidingsregeling als de rijrichting
van de auto moet worden veranderd.
Parkeren met behulp van de functie
haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
1. Breng de auto tot stilstand op een punt dicht bij en haaks op het midden
van het beoogde parkeervak.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
336
Als er meerdere parkeervakken zijn
geregistreerd
Selecteer het gewenste parkeervak en
druk vervolgens op de toets “Start”.
OPMERKING
Bij gebruik van de geheugenfunctie
• De geheugenfunctie is een functie dieu begeleidt bij het parkeren in een
eerder geregistreerd parkeervak.
• Als de toestand van het wegdek, de auto of de omgeving anders is dan bij
de registratie, wordt het parkeervak
mogelijk niet goed gesignaleerd of
wordt u niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Registreer een parkeervak niet in onderstaande situaties, omdat het
ingestelde parkeervak dan mogelijk
niet kan worden geregistreerd of
begeleiding later wellicht niet
mogelijk is.
OPMERKING(Vervolg)
– Als een cameralens vuil is of bedektis met waterdruppels
– Als het regent of sneeuwt
– Als de omgeving donker is ('s nachts, enz.)
• In de volgende situaties kan een parkeervak mogelijk niet worden
geregistreerd.– Als er onvoldoende ruimte aanwezig is tussen de weg en het parkeervak
– Als het wegdek rond het parkeervak niet zodanig afwijkt dat het systeem
het kan herkennen
• Als een parkeervak is geregistreerd in een van de volgende situaties, wordt
de begeleiding later mogelijk niet
gestart of is begeleiding naar de
geregistreerde positie wellicht niet
mogelijk.– Als er schaduwen over het parkeervak vallen (er bevindt zich
een carport boven het parkeervak,
enz.)
– Als er bladeren, afval of andereobjecten in het parkeervak liggen
die kunnen bewegen
– Als het wegdek rond het parkeervak eenzelfde zich herhalend patroon
heeft (klinkers, enz.)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
349
5
Rijden
OPMERKING(Vervolg)
• In de volgende situaties kan hetsysteem u mogelijk niet begeleiden
naar de geregistreerde parkeerplaats:
– Als het uiterlijk van het parkeervak wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als er een object wordt gesignaleerd in het geregistreerde
parkeervak
– Wanneer er een voetganger of passerend voertuig wordt
gesignaleerd tijdens de begeleiding
– Als de positie waarin de auto stilstaat bij het starten van de
begeleiding afwijkt van de positie
tijdens het uitvoeren van de
registratie
– Als het geregistreerde parkeervak niet kan worden bereikt door de
aanwezigheid van parkeerblokken,
enz.
– Als het wegdek rond het parkeervak is gewijzigd (wegdek is verslechterd
of vernieuwd)
– Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt van toen de registratie werd
uitgevoerd (door de
weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
– Als er zonlicht direct op een camera valt, zoals bij laagstaande zon
– Als de kleur of de helderheid van het wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak tijdelijk verlicht wordt (verlichting van een andere
auto, beveiligingslicht, enz.)
– Als het wegdek rond het parkeervak eenzelfde zich herhalend patroon
heeft
– Als op de weg in de buurt van het parkeervak een laag uitsteeksel
aanwezig is
– Als het parkeervak zich op een helling bevindt
– Als er warm of koud water op de camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als een cameralens vuil is of bedekt is met waterdruppels
OPMERKING(Vervolg)
– Als er accessoires zijn gemonteerddie het zicht van de camera
belemmeren
Als de begeleiding wordt beëindigd
tijdens de registratie, voer de registratie
dan opnieuw uit.
• Als tijdens het registreren van een parkeervak met behulp van de
geheugenfunctie het wegdek niet kan
worden gesignaleerd, wordt “No
available parking space to register”
(geen parkeervak beschikbaar om te
registreren) weergegeven.
• Stop bij het gebruik van de geheugenfunctie altijd direct vóór de
stoppositie. Anders kan het
parkeervak mogelijk niet goed
worden gesignaleerd of wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is
afgerond.
• Gebruik de geheugenfunctie niet als een camera is blootgesteld aan een
hevige schok of beelden van de
Panoramic View Monitor niet goed
zijn uitgelijnd.
• Omdat als een camera is vervangen de plaatsingshoek van de camera
gewijzigd zal zijn, moeten de
parkeervakken van de
geheugenfunctie opnieuw worden
geregistreerd.
Afstandsbedieningsfunctie
Beschrijving functie
Via een app op uw smartphone kunt u de
auto op afstand in of uit een parkeervak
laten rijden. U kunt deze app ook
gebruiken om bijvoorbeeld de auto op
afstand vooruit of achteruit in een garage
te zetten.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
350