• Als er uitrusting die een sensor kanhinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager of
sneeuwploeg, is geplaatst
• Wanneer een voertuig uw auto van opzij passeert
• Wanneer een gesignaleerde naderende auto een bocht maakt
• Als er zich ronddraaiende objecten, zoals een ventilator van een
airco-unit, in de buurt van de auto
bevinden • Als er water op de achterbumper spat
of gespoten wordt, bijvoorbeeld van
een sproeier
• In geval van bewegende objecten (vlaggen, uitlaatgassen, grote
regendruppels of sneeuwvlokken,
plassen op het wegdek, enz.)
• Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het
detectiegebied binnenkomt kort is
• Roosters en goten
• Wanneer een sensor of de omgeving van een sensor zeer heet of koud is
• Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de belading van
de auto
5.4.16 RCD (Rear Camera
Detection)*
*Indien aanwezig
Wanneer de auto achteruitrijdt, kan de
Rear Camera Detection-functie
voetgangers signaleren in het
detectiegebied achter de auto. Als een
voetganger wordt gesignaleerd, klinkt er
een zoemer en wordt er een icoon
weergegeven op het multimedia-display
om de bestuurder over de voetganger te
informeren.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
De herkennings- en
regelmogelijkheden voor dit systeem
zijn beperkt.
De bestuurder moet voorzichtig rijden
door altijd zijn verantwoordelijkheid te
nemen zonder te veel op het systeem te
vertrouwen en inzicht te hebben in de
situaties om hem heen.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
5
Rijden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Neem het volgende in acht, want
anders kunnen er gevaarlijke situaties
ontstaan die tot een ongeval kunnen
leiden.
• Reinig de camera altijd zonder hemte beschadigen.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare elektronische onderdelen (zoals een
verlichte kentekenplaat en
mistlampen) in de buurt van de
camera.
• Stel de omgeving van de camera niet bloot aan sterke schokken. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als de
omgeving is blootgesteld aan sterke
schokken.
• Neem de camera niet uit elkaar, breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de juiste spanning hebben.
• Zorg ervoor dat de achterklep geheel is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn niet in acht genomen.
• Er zijn andere dan originele Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging. Multimedia-display
AVoetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven
wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd.
(Telkens wanneer het contact UIT en weer
AAN wordt gezet, wordt de RCD-functie
automatisch ingeschakeld.)
Inschakelen/uitschakelen van de
RCD-functie
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCD-functie
in of uit te schakelen. (→Blz. 150) 1. Druk op
ofomte
selecteren.
2. Druk op
ofom RCD te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving
Assist-informatie (→blz. 144)
branden. Het controlelampje RCD
gaat dan branden en de melding “Rear
Camera Detection OFF” (Rear Camera
Detection uit) wordt dan
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied
signaleert, werken de zoemer en de
voetgangerdetectie als volgt:
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
312
AWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedAZoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (al de auto stilstaat): Klinkt
3 keer
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact AAN staat.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De transmissie staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld.
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 304)
Wijzig de instellingen met behulp van de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel. (→Blz. 150) Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Als er een object wordt gesignaleerd,
wordt de toets voor tijdelijk dempen
weergegeven op het multimedia-
display. Selecteer
om de zoemer
van de Toyota Parking Assist-sensor, de
RCTA en de RCD te dempen.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de transmissie in een andere stand wordt gezet.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:– Voetgangers die voorover buigen of hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
313
5
Rijden
• In bepaalde situaties, zoalsonderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:– Bij achteruitrijden in slecht weer (regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt (er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de
koplampen van een ander voertuig,
rechtstreeks in de camera achter
schijnt
– Wanneer er achteruit wordt gereden op een plek waar de
helderheid van het omgevingslicht
plotseling verandert, zoals bij het
in- of uitrijden van een garage of
ondergrondse parkeergarage
– Wanneer er achteruit wordt gereden in het duister, zoals in de
schemering of in een ondergrondse
parkeergarage
– Als de positie en richting van de camera afwijken
– Als er een trekhaak gemonteerd is
– Als er waterdruppels over de cameralens lopen
– Als de wagenhoogte extreem veranderd is (neus omhoog, neus
omlaag)
– Als er sneeuwkettingen of een bandenreparatieset worden
gebruikt
– Als de ruitensproeier achter in werking is
– Als de wielophanging is gewijzigd of als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd.
– Als een elektronisch onderdeel, zoals een kentekenplaat met
achtergrondverlichting of een
mistachterlicht, in de buurt van de
camera achter is geplaatst
– Als er een bumperbeschermer, zoals een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
• Hoewel er zich geen voetgangers in
het detectiegebied bevinden, worden
bepaalde objecten, zoals
onderstaande, mogelijk gesignaleerd,
waardoor de Rear Camera
Detection-functie mogelijk in werking
treedt.– Driedimensionale objecten, zoals een paal, pylon, hek of geparkeerd
voertuig
– Bewegende objecten, zoals een auto of motorfiets
– Objecten die in de richting van uw auto bewegen als u achteruitrijdt,
zoals vlaggen of plassen (of materie
in de lucht, zoals rook, stoom, regen
of sneeuw)
– Straten met kinderkopjes of grind, tramrails, wegwerkzaamheden,
witte lijnen, zebrapaden of gevallen
bladeren op de weg
– Metalen afdekkingen (roosters), zoals gebruikt boven afvoergoten
– Objecten die gereflecteerd worden in een plas of op een nat wegdek
– Schaduwen op de weg
• In bepaalde situaties, zoals onderstaande, werkt de Rear Camera
Detection-functie mogelijk terwijl er
zich geen voetgangers in het
detectiegebied bevinden.– Bij achteruitrijden richting de wegkant of een kuil in de weg
– Bij heuvelop/heuvelaf achteruitrijden
– Als de achterzijde van de auto omhoog of omlaag staat door de
belading van de auto
– Als er een bumperbeschermer, zoals een extra beschermstrip, is
geplaatst op de achterbumper
– Als de stand van de camera achter is gewijzigd
– Wanneer een sleepoog op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
– Wanneer er water over de lens van de camera achter stroomt
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
314
– Wanneer de camera achter is bedekt(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
– Als er zich een knipperende lamp in het detectiegebied bevindt, zoals de
alarmknipperlichten van een ander
voertuig
– Als er sneeuwkettingen of een bandenreparatieset worden
gebruikt
• Omstandigheden waaronder de werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt– De zoemer is mogelijk moeilijk te horen wanneer er veel
omgevingsgeluid is, het volume van
het audiosysteem hoog staat, de
airconditioning is ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
5.4.17 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het Parking Support Brake-systeem
bestaat uit de volgende functies die
werken bij rijden met een lage snelheid of
achteruitrijden, bijvoorbeeld bij het
parkeren. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met een
object of voetganger groot is, wordt een
waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken. Wanneer het systeem oordeelt
dat een aanrijding met een gesignaleerd
object of een voetganger zeer
waarschijnlijk is, worden de remmen
automatisch bekrachtigd om te helpen
een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Stilstaande objecten voor en achter de
auto (indien aanwezig)
→Blz. 319 Bewegende voertuigen achter de auto
(indien aanwezig)
→Blz. 321
Voetgangers achter de auto (indien
aanwezig)
→Blz. 321
Stilstaande objecten rond de auto (auto's
met Advanced Park)
→Blz. 324
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
Parking Support Brake-systeem is
ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
• Het Parking Support Brake-systeem is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
315
5
Rijden
rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiebereik voor bewegende
voertuigen achter de auto verschilt van
het detectiebereik van de RCTA
(→blz. 308). Daardoor wordt de functie
voor bewegende voertuigen achter de
auto mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een auto en geeft de
RCTA een waarschuwing.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) niet is
uitgeschakeld en de remregeling in
werking is, klinkt de zoemer om de
bestuurder te waarschuwen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 309
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 310
5.4.20 Voetgangers achter de
auto*
*Indien aanwezig
Wanneer de camerasensor achter tijdens
het achteruitrijden een voetganger
signaleert achter de auto en het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met de gesignaleerde voetganger groot is, klinkt er een zoemer. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met de gesignaleerde
voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de
impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
Voorbeelden van de werking van het
systeem
Wanneer tijdens het achteruitrijden een
voetganger wordt gesignaleerd achter de
auto of het rempedaal niet of te laat
wordt ingetrapt.
Multimedia-display
Geeft een melding weer om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken
wanneer er een voetganger wordt
gesignaleerd in het detectiegebied achter
de auto. (Er wordt ook een melding
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.)
AVoetgangerdetectie-icoon
BBRAKE! (REMMEN!)
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
322
WAARSCHUWING!
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) werkt terwijl het niet nodig is
Trap het rempedaal in direct nadat het
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
in werking is getreden. (De werking van
de functie wordt geannuleerd door het
rempedaal in te trappen.)
Correct gebruik van het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)
→Blz. 311
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 144, blz. 465) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem – De Parking Support Brake isingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De transmissie staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto en het
systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.
– Wanneer een voetganger wordt gesignaleerd achter de auto.
– De PKSB (Parking Support Brake) stelt vast dat er harder dan normaal
moet worden geremd om een
aanrijding te voorkomen.
• Remfunctieregelsysteem – De begrenzingsregeling van hetEV-systeem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een voetganger
te voorkomen. De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling EV-systeem
– De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer achter de auto gesignaleerd.
• Remfunctieregelsysteem – De Parking Support Brake isuitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– De voetganger wordt niet langer achter de auto gesignaleerd.
Weer inschakelen van de functie
“Voetgangers achter de auto”
→Blz. 318
Detectiegebied
Het detectiegebied van de functie
“Voetgangers achter de auto” verschilt
van het detectiegebied van de
RCD-functie (→blz. 312). Daardoor
wordt de functie “Voetgangers achter de
auto” mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCD-functie een
voetganger en geeft de RCD een
waarschuwing.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 313
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 314
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
5
Rijden
Voorwaarden voor werking
Deze functie werkt wanneer niet alleen
aan alle werkingsvoorwaarden ervan
wordt voldaan, maar ook aan alle
onderstaande voorwaarden voor
stilstaande objecten rond de auto.
• Nadat het EV-systeem is gestart,heeft de auto maximaal 7 m gereden
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 320
Detectie-informatie sensoren
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 300
Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve de situaties waarin stilstaande
objecten rond de auto (→blz. 320)
mogelijk niet door de sensoren worden
gesignaleerd, werkt het systeem
mogelijk ook niet in de volgende
gevallen
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals bij
fileparkeren: →blz. 321 Signaleren van objecten naast de auto
• Objecten naast de auto worden niet
onmiddellijk gesignaleerd. De plaats
van objecten ten opzichte van de auto
wordt geschat nadat ze voor het eerst
zijn gesignaleerd door de zijsensoren
voor of achter, of door de zijcamera's.
Daarom zal nadat het contact AAN is
gezet zelfs als er zich een object naast
de auto bevindt, dit object mogelijk
niet worden gesignaleerd totdat de
auto een klein stukje gereden heeft en
de zijsensoren of zijcamera's het
gebied naast de auto volledig gescand
hebben.
• Als een voertuig, persoon, dier, enzovoort wordt gesignaleerd door
een zijsensor of zijcamera, maar
vervolgens uit het detectiegebied van
de zijsensor of zijcamera verdwijnt,
gaat het systeem ervan uit dat de
plaats van het object niet veranderd
is.
5.4.22 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Doel van Advanced Park
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer, het wijzigen van de stand van de
transmissie en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal.
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
5.4 Gebruik van de ondersteunende systemen
325
5
Rijden