2.2.10 Gebruik van de
laadschemafunctie
AC-laden kan worden uitgevoerd op het
gewenste tijdstip door het laadschema te
registreren.
Kalenderinstellingen
Het laadschema wordt uitgevoerd
volgens de datum en tijd die op het
multi-informatiedisplay worden
weergegeven. Raadpleeg “Weergave
instellingen” (→blz. 152)
Als het controlescherm voor de
kalenderinstellingen wordt weergegeven
wanneer geprobeerd is om een
laadschema te registreren, controleer dan
of de juiste datum is ingesteld. Als deze
niet juist is, pas hem dan aan.
Als de kalenderinformatie niet klopt,
werkt de laadschemafunctie niet
normaal.
Instellingen van de laadschemafunctie
Bij het registreren van het laadschema
kunnen de volgende instellingen worden
gewijzigd.
Selecteren van de laadmodus
Een van de twee onderstaande laadmodi
kan worden geselecteerd
“Start”
Start het laden op het ingestelde tijdstip
*
en beëindigt het laden als de auto
volledig geladen is.
“Start-Stop”
Het AC-laden vindt plaats vanaf de
ingestelde starttijd tot de ingestelde
stoptijd.
*
*
Het starten van het laden kan iets
afwijken van het ingestelde tijdstip
vanwege de toestand van de
tractiebatterij. Herhalingsinstelling
Het periodieke laadschema kan worden
ingesteld door de gewenste dag van de
week te selecteren. Selecteer een of meer
dagen van de week voor het laadschema.
Aan- en uitzetten van “Nu opladen”
Om met het laden te beginnen zonder het
ingestelde laadschema te wijzigen moet
“Nu opladen” aangezet worden om het
laadschema tijdelijk te annuleren en
laden na het aansluiten van de
AC-laadstekker mogelijk te maken.
*
*
Als de laadstekker tijdens het laden
wordt verwijderd terwijl er een
laadschema is geregistreerd een “Nu
opladen” “Aan” is, gaat “Nu opladen”
“Uit”.
“Volgende geb.”
“Volgende geb.” verwijst naar het
laadschema dat van de geregistreerde
laadschema's het dichtst bij het actuele
tijdstip ligt. Overeenkomstig het
laadschema wordt AC-laden uitgevoerd
bij de “Volgende geb.”.
Registreren van het laadschema
Het laadschema kan worden
geregistreerd op het multi-
informatiedisplay of het scherm van het
multimediasysteem.
• Bediening multi-informatiedisplay: →blz. 117
• Bediening scherm multimediasysteem: →blz. 120
2.2 Laden
115
2
EV-systeem
Laadschema
• Het laadschema kan niet tijdens hetrijden worden ingesteld.
• Er kunnen maximaal 15 laadschema's worden geregistreerd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en de starttijd en stoptijd
op dezelfde tijd zijn ingesteld, wordt het
laden gedurende 24 uur, vanaf de
starttijd, uitgevoerd.
De laadschemafunctie kan niet worden
gebruikt in combinatie met DC-laden.
Controleren of de laadschemafunctie
goed werkt
Controleer het volgende.
• Stel de klok in op het juiste tijdstip (→blz. 152)
• De kalender wordt op de juiste datum ingesteld (→blz. 152)
• Controleer of het contact UIT staat.
• Sluit na het opslaan van het laadschema de AC-laadstekker aan.
Het starttijdstip voor het laden wordt
vastgesteld op basis van het
laadschema op het moment dat de
AC-laadstekker werd aangesloten.
• Sluit de AC-laadstekker aan voor de starttijd.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start” en u de AC-laadstekker na de
ingestelde starttijd aansluit, wordt er
naar het volgende laadschema
verwezen.
Als de laadmodus is ingesteld op
“Start-Stop” en u de AC-laadstekker
na de starttijd aansluit, wordt het
laden onmiddellijk gestart en wordt er
geladen tot de stoptijd.
• Controleer na het aansluiten van de AC-laadstekker of de laadindicator
van de laadaansluiting knippert
(→blz. 81)
• Gebruik geen contactdoos met uitschakelfunctie (of timerfunctie). Gebruik een contactdoos waar
constant spanning op staat. Bij
contactdozen met uitschakelfunctie
door bijvoorbeeld een timer verloopt
het laden mogelijk niet volgens plan
als de spanning tijdens de ingestelde
tijd uitgeschakeld wordt.
Als de AC-laadstekker aangesloten
blijft op de auto
• Zelfs wanneer de laadmodus is ingesteld op “Start” en er meerdere
opeenvolgende laadschema's zijn
geregistreerd, wordt de volgende
laadprocedure niet uitgevoerd
volgens het laadschema als de
AC-laadstekker na het voltooien van
de laadprocedure niet is verwijderd en
opnieuw is aangesloten. Verder zal, als
de tractiebatterij volledig geladen is,
het laadschema niet worden
uitgevoerd.
• Als de stoptijd voor het laden wordt bereikt voordat de tractiebatterij
volledig is geladen en de laadmodus is
ingesteld op “Start-Stop”, wordt het
eerstvolgende schema na de stoptijd
bijgewerkt als het volgende
laadschema en wordt het laden
herhaald totdat de batterij volledig is
geladen.
Als laadschema's worden genegeerd
Als de volgende handelingen worden
uitgevoerd terwijl het laadschema
stand-by staat, wordt het laadschema
tijdelijk geannuleerd en wordt er
begonnen met laden.
• Als de op afstand bedienbare airconditioning (→blz. 383) wordt
ingeschakeld
• Als de “Mijn ruimte-modus” wordt ingeschakeld (→blz. 124)
• Als “Nu opladen” wordt ingeschakeld (→blz. 119, blz. 123)
• Als er een handeling wordt uitgevoerd waardoor het laden middels het
tijdschema tijdelijk wordt
geannuleerd (→blz. 105)
2.2 Laden
116
7. Druk opofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het te
wijzigen item te selecteren en druk
vervolgens op
ofom de
instelling te wijzigen.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start”, stel dan het starttijdstip van
het laden in.
Als de laadmodus ingesteld is op
“Start-Stop”, stel dan het starttijdstip
en het stoptijdstip van het laden in.
Druk nadat de instellingen zijn
aangepast op
.
8. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de gewenste
dag voor de herhalingsinstelling te
selecteren en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt de herhalingsinstelling tussen
aan en uit.
Als voor aan is gekozen, wordt het
laadschema op die dag herhaald. Het
is mogelijk meer dan één dag aan te
zetten.
Selecteer nadat de instellingen zijn
aangepast “Done” (gereed) en druk
vervolgens op
.
Er wordt een scherm weergegeven
waarmee de instellingen kunnen
worden opgeslagen.
9. Selecteer “Save” (opslaan) en druk op
om de instellingen op te slaan.
De instellingen worden opgeslagen.
Als u de instellingen wilt wijzigen,
druk dan op
en voer de
instelprocedure opnieuw uit.
Na het voltooien van de instellingen
zal, als de AC-laadstekker wordt
aangesloten op de auto, het laden
worden uitgevoerd volgens de
instellingen van het laadschema. Aan- en uitzetten van de laadschema's
De geregistreerde laadschema's kunnen
aan en uit worden gezet.
1. Voer stap 1totenmet5 van de
procedure “Registreren van het
laadschema” (→blz. 117) uit en geef
het scherm “Geplande gebeurt.” weer.
Er wordt een lijst met geregistreerde
laadschema's weergegeven.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om het item te
selecteren dat u AAN/UIT wilt zetten
en druk vervolgens op
.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
wisselt het geselecteerde laadschema
tussen aan en uit. Als UIT is ingesteld,
wordt een laadschema genegeerd en
wordt het laden via het laadschema
niet uitgevoerd.
2.2 Laden
118
Stel de starttijd voor het laden in en
druk op OK.
• Wanneer “Beginnen en stoppen op vaste tijden” wordt geselecteerd
Stel de starttijd en stoptijd voor het
laden in en druk op OK.
• Herhaalde instellingen
Selecteer de dag van de week en druk
op OK. Indien ingeschakeld, wordt het
laadschema op die dag herhaald. Het
is mogelijk meer dan één dag aan te
zetten.
4. Druk op “Opslaan” als het instellen voltooid is.
Het laadschema is geregistreerd en er
wordt een icoon toegevoegd aan het
schema.
Druk op de terugtoets om de registratie
van het laadschema te annuleren.
Na het voltooien van de instellingen zal,
als het contact UIT is gezet en de
AC-laadstekker wordt aangesloten op de
auto, het laden worden uitgevoerd
volgens de instellingen van het
laadschema.
Aan- en uitzetten van de laadschema's 1. Geef het scherm “Oplaadschema” weer. (→Blz. 120)
2. Druk op “Bewerken”. Het scherm “Gebeurtenissen” wordt
weergegeven.
3. Selecteer uit de items die op het scherm worden weergegeven “aan” of
“uit” in de rij van het laadschema dat u
wilt wijzigen.
Als het laadschema dat u wilt wijzigen
niet op het scherm wordt weergegeven,
scrol dan door de lijst om het weer te
geven.
Elke keer dat op de toets wordt gedrukt,
wisselt het geselecteerde laadschema
tussen aan en uit.
2.2 Laden
122
– De tractiebatterij is volledigontladen
• In de volgende situaties stopt het solarlaadsysteem met het opwekken
van zonne-energie en het leveren van
energie aan de tractiebatterij en
andere systemen.– De motorkap wordt geopend
– AC- of DC-laden is gestart
– Bij gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
– De functie voor het behoud van de temperatuur van het
solarlaadsysteem is in werking
– Er is een storing aanwezig in het solarlaadsysteem
• De hoeveelheid energie die door het zonnedak kan worden opgewekt, is
afhankelijk van het seizoen, het
klimaat, de weersomstandigheden, de
hoek van de auto en
omgevingsfactoren.
• Zelfs als maar een deel van het zonnedak in de schaduw ligt, kan er al
sprake zijn van een aanzienlijke
terugval in energieopwekking.
• Volg onderstaande aanwijzingen om het zonnedak optimaal te laten
presteren.– Reinig het dak regelmatig (vooral bladeren en vogeluitwerpselen
kunnen leiden tot een aanzienlijke
afname van de energieopwekking).
– Verwijder sneeuw zo snel mogelijk van het dak
– Breng geen striping of stickers aan op het dak. Geadviseerd wordt geen
dakdrager of iets dergelijks te
monteren tenzij dit noodzakelijk is
• Als de tractiebatterij volledig geladen is, wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen. Als het niet
nodig is te laden via een externe
voedingsbron, laad de auto dan zo veel
mogelijk overdag met het
solarlaadsysteem en gebruik de externe voedingsbron alleen 's nachts.
Op deze manier wordt effectief
gebruikgemaakt van het
solarlaadsysteem.
• Als de auto bij warm weer geparkeerd staat, treedt de functie voor het
behoud van de temperatuur van het
solarlaadsysteem snel in werking door
de hoge temperatuur in het interieur
van de auto.
• Wanneer een glascoating op het zonnedak wordt aangebracht, kan dat
de brekingsindex van het licht
veranderen en de hoeveelheid
opgewekte stroom verlagen.
• Kleine stippen, lijnen en vlekken kunnen zichtbaar zijn in het zonnedak,
maar er is geen probleem met de
stroomopwekkingsfunctie of
veiligheid.
OPMERKING
Het solarlaadsysteem beschermen
tegen schade
• Neem de volgendevoorzorgsmaatregelen in acht.– Modificeer het zonnedak niet
– Stel het zonnedak niet bloot aan geconcentreerd zonlicht
– Plaats niets op het zonnedak
– Stel het zonnedak niet bloot aan sterke schokken en oefen geen
kracht uit op het dak met scherpe
objecten van binnenuit.
• Raak als het zonnedak beschadigd is het beschadigde gedeelte niet aan en
neem direct contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als er bagage op het dak geladen is
→Blz. 208
2.2 Laden
130
2.2.13 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd
Als het laden niet start, ook al is de normale procedure gevolgd, controleer dan elk van de
onderstaande items. Als er een waarschuwingsmelding verschijnt op het multi-
informatiedisplay, raadpleeg dan ook blz. 136.
Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
Raadpleeg de volgende tabel en voer de desbetreffende correctieprocedure uit.
Het waarschuwingslampje storing van het CCID (Charging Circuit Interrupting Device,
onderbrekingsapparaat laadsysteem) knippert
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
Lekstroomdetectiefunctie of zelfdiagnose-
functie in werking en voeding onderbroken Als de spanning te laag is, kan het waarschu-
wingslampje storing gaan knipperen als er
interferentie is. Voer een resetprocedure uit
en sluit aan op een geschikte voedingsbron.
(→Blz. 86)
Als het laden niet start, stop dan onmiddellijk
met laden en neem contact op met een er-
kende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
De laadindicator van de laadaansluiting gaat niet branden, ook al is de laadstekker
aangesloten.
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
De stekker is niet goed aangesloten op de
contactdoos Controleer of de stekker goed is aangesloten
op de contactdoos.
De elektriciteit is uitgevallen Voer de laadprocedure nogmaals uit als er
weer elektriciteit beschikbaar is.
De op afstand bedienbare schakelaar is uitge-
schakeld Schakel de op afstand bedienbare schakelaar,
indien aanwezig, in.
De zekering in het gebouw is doorgeslagen en
de elektriciteit is uitgevallen Controleer of de zekering in orde is en, als dat
het geval is, of de auto geladen kan worden
via een andere contactdoos.
Als laden mogelijk is, kan de eerste contact-
doos defect zijn. Neem contact op met de be-
heerder of een elektricien.
Kortsluiting tussen het CCID (Charging Circuit
Interrupting Device, onderbrekingsapparaat
laadsysteem) en de stekker Stop onmiddellijk met laden en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar be-
horen gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
2.2 Laden
131
2
EV-systeem
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
Het EV-systeem wordt gestart. Wanneer het EV-systeem wordt ingescha-
keld, kan DC-laden niet worden gestart.
Ook als een andere schakelstand dan P is ge-
selecteerd, is DC-laden niet mogelijk.
Als het DC-laden wordt onderbroken
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
De timer voor de DC-lader is geactiveerd. Afhankelijk van het type DC-lader is de timer
mogelijk zo ingesteld dat hij na een bepaalde
tijd stopt met laden.
Ga dit na bij de beheerder van het laadstation.
De voeding van de DC-lader is uitgeschakeld. Controleer de status van de voeding van de
DC-lader. Als de status van de voeding niet
duidelijk is, neem dan contact op met de be-
heerder van het laadstation.
De temperatuur van de tractiebatterij is ex-
treem hoog of laag. DC-laden wordt mogelijk niet uitgevoerd bij
extreem hoge of extreem lage omgevings-
temperaturen. Laad de tractiebatterij nadat
de temperatuur is gestabiliseerd.
Fout gedetecteerd door de DC-lader of de
systeemcontrole van de auto. Er is mogelijk een storing aanwezig in de DC-
lader of het laadsysteem.
■
Als er een storing aanwezig is in de
DC-lader, neem dan contact op met de
beheerder van het laadstation.
■ Als er geen storing aanwezig is in de
DC-lader, zit er mogelijk een storing in het
systeem. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
EV-systeem niet kan worden gestart.
Hoge temperatuur van onderdelen die ver-
band houden met het laden Als de temperatuur van onderdelen die ver-
band houden met het laden hoog is, is DC-
laden wellicht niet mogelijk. Wacht enige tijd
en probeer opnieuw te laden.
De werking van elektrische componenten
zoals de airconditioning wordt onderbroken
terwijl de tractiebatterij bijna volledig gela-
den is. Laat elektrische componenten zoals de air-
conditioning UIT en voer de laadprocedure
nogmaals uit.
2.2 Laden
134
Het EV-systeem kan niet worden gestart na DC-laden
Waarschijnlijke oorzaakCorrectieprocedure
De systeemcontrole is na het laden niet volle-
dig uitgevoerd. Voer een systeemcontrole uit volgens de pro-
cedures op blz. 112. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige als
geen volledige systeemcontrole kan worden
uitgevoerd, zelfs niet nadat deze procedures
zijn gevolgd.
De DC-laadstekker is nog steeds aangesloten. Om veiligheidsredenen kan het EV-systeem
niet worden gestart als de DC-laadstekker
aangesloten is. (→Blz. 99)
Verwijder de DC-laadstekker als het laden is
voltooid onmiddellijk.
Er zit een storing in het DC-laadsysteem ■
Afhankelijk van het type storing kan het
EV-systeem worden gestart na het sluiten
van de klep van de laadaansluiting.
■ Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
EV-systeem niet kan worden gestart.
Als de laadschemafunctie niet normaal werkt
Raadpleeg de volgende tabellen en voer de desbetreffende correctieprocedures uit.
Kan niet laden op het gewenste tijdstip
Waarschijnlijke oorzaak Correctieprocedure
De voertuigkalender en klok zijn niet juist in-
gesteld. Controleer de kalenderinstelling en stel de
juiste datum in. (→Blz. 152)
AC-laadstekker is niet op de auto aangesloten Sluit de AC-laadstekker aan alvorens het
laadschema te gebruiken.
De AC-laadstekker is aangesloten na het in-
stellen van het tijdstip Sluit de AC-laadstekker aan vóór het instellen
van het tijdstip in “Start”.
Wanneer de laadmodus is ingesteld op “Start-
Stop”, wordt de tractiebatterij opgeladen,
zelfs als de starttijd is verstreken, als de AC-
laadstekker voor de stoptijd is aangesloten.
Het laden begint, ook al is er een laadschema geregistreerd
Waarschijnlijke oorzaak
Correctieprocedure
“Nu laden” in ingesteld op “Aan” Stel “Nu laden” in op “Uit” om te laden in
overeenstemming met het laadschema.
(→Blz. 119, blz. 123)
Laadschema is ingesteld op “Uit” Controleer of laadschema niet is ingesteld op
“Uit”. (→Blz. 115)
2.2 Laden
135
2
EV-systeem