Aan de sleutel gekoppelde functies1. Sluiten van de ruiten (draaien en vasthouden)
*
2. Openen van de ruiten (draaien envasthouden)*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit.
Laat tevens de mechanische sleutel
niet bedienen door kinderen. Het kan
gebeuren dat een lichaamsdeel van een
kind of een andere passagier klem komt
te zitten door het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruit.
Starten van het EV-systeem 1. Trap het rempedaal in.
2. Houd de elektronische sleutel tegen de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet. Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk op de startknop. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige als het
EV-systeem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitzetten van het EV-systeem
Activeer de parkeerrem, selecteer stand P
en druk op de startknop zoals u normaal
doet bij het uitschakelen van het
EV-systeem.
Batterij elektronische sleutel
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 449)
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
489
8
Bij problemen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
vonken ontstaan waardoor brand kan
ontstaan. Ook kunt u een elektrische
schok krijgen en ernstig letsel oplopen.
Voorkomen van brand en explosie van
de 12V-accu
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de 12V-accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabelaangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt
van de 12V-accu.
Voorzorgsmaatregelen 12V-accu
De 12V-accu bevat giftige en
corrosieve elektrolyt en de onderdelen
van de accu bevatten lood en
loodhoudende samenstellingen. Neem
bij het omgaan met de 12V-accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht:
• Draag bij het werken met de 12V-accu altijd een veiligheidsbril en
zorg ervoor dat de accuvloeistof niet
in contact komt met de huid, kleding
of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de 12V-accu heen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Was accuvloeistof (zuur), die op de huid of in de ogen terecht is
gekomen, direct weg met water en
raadpleeg een arts. Bedek de plaats
waar de accuvloeistof op
terechtgekomen is met een natte
spons of doek totdat er medische
hulp kan worden verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de 12V-accu of de accu-gerelateerde
onderdelen hebt aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de 12V-accu.
Vervangen van de 12V-accu
• Wanneer de ontluchtingsnippel zich in de buurt van de klembeugel
bevinden, kan er accuvloeistof (zuur)
lekken.
• Neem voor meer informatie over het vervangen van de accu contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilator.
8.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Wanneer “EV System overheated Output
power reduced” (EV-systeem oververhit.
Gereduceerd uitgangsvermogen) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven, is uw auto mogelijk
oververhit.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
493
8
Bij problemen
Stuurinrichting
Vrije slagMinder dan 30 mm (1,2 in.)
Banden en velgen
18 inch banden
Bandenmaat 235/60R18 103H
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning koud) Voor: 260 kPa (2,6 kg/cm2of bar, 38 psi)
Achter: 260 kPa (2,6 kg/cm2of bar, 38 psi)
Wielmaat 18 × 7 1/2 J
Aanhaalmoment wielbout 140 Nm.(14,3 kgm,.103 ft.lbf )
20 inch banden
Bandenmaat 235/50R20 104V XL
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning koud) Voor: 260 kPa (2,6 kg/cm2of bar, 38 psi)
Achter: 260 kPa (2,6 kg/cm2of bar, 38 psi)
Wielmaat 20 × 7 1/2 J
Aanhaalmoment wielbout 140 Nm.(14,3 kgm,.103 ft.lbf )
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2of bar, 3 psi) en houd rekening met
de lagere toegestane maximumsnelheid, van minder dan 100 km/h (62 mph).
9.2 Persoonlijke
voorkeursinstellingen
9.2.1 Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang uw
persoonlijke voorkeur kunnen worden
ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het multi-informatiedisplay,
het multimediasysteem of bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Functies van de auto aanpassen aan de
persoonlijke voorkeur
Wijzigen met behulp van het
multi-informatiedisplay
1. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer
.
2. Druk op
ofvan de
bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel en selecteer het
item.
3. Druk op het icoon
om de functie
aan en uit te zetten en de gewenste
instelling in te stellen.
4. Houd voor gedetailleerde instellingen van de functie
ingedrukt om het
instelscherm weer te geven.
De methode voor het instellen van
gedetailleerde instellingen is voor elk
scherm verschillend. Raadpleeg de
helpfunctie die op het scherm wordt
weergegeven.
Druk op
om naar het vorige
scherm te gaan of om het
instelscherm te verlaten.
9.1 Specificaties
502
Wijzigen met behulp van het
multimediasysteem1. Selecteer
in het hoofdmenu.
2. Selecteer “Vehicle customize” (voertuig aanpassen).
3. Selecteer de gewenste instelling overeenkomstig de weergave.
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd.
Raadpleeg het overzicht met
instellingen die kunnen worden
gewijzigd voor meer informatie. Aanpassen aan persoonlijke voorkeur
met behulp van het multimediasysteem
of multi-informatiedisplay
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, activeer de parkeerrem en
selecteer stand P. Laat tijdens het
aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
van de opties ook het EV-systeem in
werking, om te voorkomen dat de
12V-accu ontladen raakt.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de
persoonlijke voorkeursinstellingen
Zorg ervoor dat het EV-systeem tijdens
het instellen draait, om te voorkomen
dat de 12V-accu ontladen raakt.
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
AInstellingen die u met het multimediasysteem kunt wijzigen
BInstellingen die u met behulp van het multi-informatiedisplay kunt wijzigen
CInstellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Alarm (→blz. 61)
Functie Standaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
Schakelt het alarm uit wan-neer de portieren worden
ontgrendeld met de mechani- sche sleutel Uit Aan — — O
Laadsysteem (→blz. 102, blz. 110)
Functie
Standaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
Laadstroom MAX8A
OO –
16 A
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
503
9
Voertuigspecificaties
FunctieStandaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
Laadlimiet Maximaal90%
OO –
80%
70%
60%
50%
DC-laadvermogen MAX125 kW
OO –
100 kW
75 kW
50 kW
Koeler batterijpakket AanUitO O –
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 146, blz. 149)
Functie*1Standaardin-
stelling Persoonlijke
voorkeursin- stellingABC
Taal*2Engels Behalve Engels*3—O—
Eenheden
*2km (kWh/ 100 km) km (km/kWh)
—O—
mijlen (mijlen/
kWh)
Energieverbruik Totaal gemid-
delde (gemid-
deld energiever- bruik [sindsresetten]) Ritgemiddelde
(gemiddeld ener- gieverbruik
[sinds starten]) —O—
Audiosysteemgekoppeld dis- play Aan Uit — O —
Display AWD-systeem
*4Aan Uit — O —
Rij-informatietype Sinds starten Sinds resetten — O —
Rij-informatie-items Afstand Gemiddelde rij-
snelheid —O—
Totale tijd
Pop-updisplay AanUit — O —
Eindscherm Rij-informatie Laadschema — O —
Suggestiefunctie AanAan (bij stil-
staande auto) O—O
Uit
*1Voor meer informatie over elke functie: →blz. 152
*2De standaardinstelling verschilt per land.
*3De beschikbare talen kunnen per regio verschillend zijn.
*4Indien aanwezig
9.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
504
• Is de blokkeerschakelaar van deruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 195)
Het contact wordt automa-
tisch UIT gezet
• De auto power off-functie wordtbediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het EV-systeem werkt niet).
(→Blz. 218)
Tijdens het rijden klinkt
een waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de
passagiers hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 464, Blz. 464)
• Het waarschuwingslampje van de parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 226)
Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 462,
Blz. 469)
Er wordt een alarm geacti- veerd en de claxon klinkt
(auto's met alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend tijdens het instellen van het alarm? De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 61)
Start het EV-systeem om het alarm te
stoppen.
Bij het verlaten van de auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 469)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of er wordt een waarschu- wingsmeldingweergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 462,
blz. 469.
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan
Als uw auto een lekke band
heeft
• Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en repareer de lekke band
met de bandenreparatieset.
(→Blz. 476)
De auto zit vast
• Voer de procedure uit voor als de autovastzit in modder, vuil of sneeuw.
(→Blz. 495)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
517
Index
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarmingActiveren van de op afstand
bedienbare airconditioning .....383
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder
en voor de voorpassagier
(SYNC-modus) ............380
Automatische airconditioning . . .377
Bedieningspaneel airconditioning.377
Bediening van elk systeem .....376
Gebruik van de automatische
modus .................380
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) ..........381
Inschakelen van de regeling
ALLAUTO(ECO) ...........376
Ontwaseming verwarmde
voorruit (indien aanwezig) .....382
Op afstand bedienbare
airconditioning ............383
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen .........380
Regeling ALL AUTO (ECO) ......376
Stoelventilatoren (voorstoelen) . .386
Stoelverwarming ...........386
Stuurwielverwarming ........385
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren* ..........385
Voor het verlaten van de auto . . .383
Gebruik van de interieurverlichting Bedienen van de
interieurverlichting .........388
Bedienen van de leeslampjes . . . .389
Overzicht interieurverlichting . . .387
Plaats van de interieurverlichting .387
Gebruik van de ondersteunende
systemen Advanced Park-functie
fileparkeren ..............341
Advanced Park-functie haaks
inparkeren (vooruit/achteruit) . . .336
Advanced Park-functies .......326
Advanced Park-functie
wegrijden uit fileparkeervak . . . .344
Afstandsbedieningsfunctie .....350
Basisfuncties .......251 , 265, 275 Begeleidingsschermen
Advanced Park
............335
Bestuurderscamera* .........251
Bewegend voertuig achter de
auto*..................321
Bij gebruik van de Grip Control . . .362
Bijwerken van de software .....242
Blokkeerfase ..............288
BSM (Blind Spot Monitor)* .....288
Controleren van de Toyota
Safety Sense-versie van uw auto .242
Cruise control .............281
Detectiegebieden van de
Safe Exit Assist ............296
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening ..........265
Doel van Advanced Park .......325
Door Toyota Safety Sense
gebruikte sensoren ..........245
Dynamic Radar Cruise Control . . .273
Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist .........280
Fase voor afremmen en
tot stilstand brengen .........288
F
unctie inhaalbeveiliging ......280
Functie van de
afstandsbedieningsfunctie .....326
Functie voor verlaging van de
bochtensnelheid ...........279
Functie wegrijden uit haaks
parkeervak (vooruit/achteruit)
Advanced Park ............339
Geheugenfunctie Advanced Park .346
In- en uitschakelen van
Advanced Park ............334
In- en uitschakelen van het
Safe Exit Assist-systeem ......295
Inhoud van het gedeelte van
de handleiding over
Toyota Safety Sense .........242
Inschakelen/uitschakelen van
de Parking Support Brake ......316
Inschakelen/uitschakelen van
de RCD-functie ............312
Inschakelen/uitschakelen van
deRCTA ................307
Instellen van de maximale
rijsnelheid ...............284
Instellen van de rijsnelheid . .276 , 282
In-/uitschakelen van de
Blind Spot Monitor ..........290
Trefwoordenlijst
598
In-/uitschakelen van het systeem .264
LDA (Lane Departure Alert) . . . .265
LTA-functies..............261
LTA (Lane Tracing Assist) ......261
Multimedia-display ......312 , 322
Naderingswaarschuwing ......279
Noodstopsysteem ..........286
Objecten die door de Safe Exit Assist
kunnen worden gesignaleerd . . . .295
Onderbreken/hervatten van
de cruise control .....277 , 283, 285
Ondersteunende systemen .244 , 364
Ondersteuning voor
rijstrookwisseling ...........280
Overzicht systeem ..........317
Overzicht van de
ondersteunende systemen .....364
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) .252
PKSB (Parking Support Brake)* . .315
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................315
RCD (Rear Camera Detection)* . . .311
RCTA ..................307
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)* .................306
RSA (Road Sign Assist) .......269
Samenvatting van het systeem . .287
Schermen en bediening .......269
SEA (Safe Exit Assist)* ........293
Selecteren van de rijmodus .....360
Signaleerbare objecten .......252
Snelheidsbegrenzer* ........283
Snelheidsbegrenzer met
Road Sign Assist ...........285
SNOW-modus* ............359
Software-update ...........241
Soorten camera's en sensoren
Advanced Park ............332
Soorten ondersteunde
verkeersborden ............271
Soorten sensoren .......320 , 321
Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park) .....324
Stilstaande objecten voor
en achter de auto* ..........319
Systeemfuncties ...........252
Systeemonderdelen . .276 , 282, 283,
289, 293, 298, 307, 360 Toyota Parking Assist-sensor* . . .298
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen
...........298
Toyota Safety Sense .........243
Toyota Teammate Advanced
Park*................. .325
Uitschakelen/onderbreken
Advanced Park ............356
Voetgangers achter de auto* . . . .322
Voorbeelden van de werking
van het systeem ...........322
V
oorbeelden van het in werking
treden van de functie . .319 , 321, 324
Waarschuwingsfase 1 ........287
Waarschuwingsfase 2 ........288
Waarschuwingsfunctie .......271
Waarschuwingsfunctie obstakel
(auto's met Advanced Park) .....304
Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid hoger is
dan de herkende snelheidslimiet .281
Wanneer de op dat moment
ingestelde snelheid lager is dan
de herkende snelheidslimiet . . . .280
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd ..............312
Weergavefunctie ...........270
Weergaven en zoemers voor
vermogensbegrenzingsregeling
EV-systeem en remregeling . . . .316
Weergave sensorsignalering,
afstand tot object ...........302
Weergegeven meldingen
Advanced Park ............358
Werking Blind Spot Monitor . . . .291
Werking systeem ...........359
Werking van de Downhill Assist
Control als de X-MODE is
geselecteerd ..............361
Wijzigen van de ingestelde
snelheid ..........277 , 282, 284
Wijzigen van de instellingen
van Advanced Park ..........357
Wijzigen van de instellingen
van de bestuurderscamera .....252
Wijzigen van de instellingen van de
Dynamic Radar Cruise Control . . .281
Wijzigen van de instellingen
van de Remote Park-app ......358
Wijzigen van de instelling van het
Pre-Crash Safety-systeem .....261
Trefwoordenlijst
599
Trefwoordenlijst