2022 BMW 8 SERIES GRAN COUPE Instructieboekjes (in Dutch)

gegevens,
bedienings-
en
veiligheidsaanwijzinjgen
van
de
fabrikant
van
het
kinderbeveiligingsjsysteem
in
acht
worden
genomen.
Geschikte
ISOFIX
kinderveiligheidssystemen
Slechts
bepaalde
ISOFIX-kinderveiligheidssystej
men
mogen
op
de
daartoe
geschikte
zitplaatsen
worden
gebruikt.
De
betreffende
grootteklasse
en
groottecategorie
wordt
op
een
sticker
op
het
kinderzitje
aangegeven
als
letter
of
ISO-specifij
catie.
Meer
informatie:
Geschikte
zitplaatsen
voor
kinderveiligheidssysj temen,
zie
pagina
147.
Bevestigingen
voor
de
onderste
ISOFIX-verankeringen
Algemeen
Bij
bevestiging
van
kinderveiligheidssystemen
met
ge

De
onderste
ISOFIX-verankeringen
vrijmaken1.Afdekking
aan
de
lus
vastgrijpen
en
openen.2.De
afdekking
zijdelings
in
de
ruimte
tussen
de
stoel
en
de
leuning
schuiven.
Voor
montage
van
ISOFIX-
kinderveiligheidssystemen
De
gordel
uit
het
gebied
van
de
kinderzitjebevesj tiging
wegtrekken.
Montage
van
ISOFIX-
kinderzitjesbevestigingen
1.Kinderveiligheidssysteem
monteren,
zie
de
aanwijzingen
van
de
fabrikant.2.Erop
letten
dat
de
beide
ISOFIX-verankerinj
gen
correct
zijn
vergrendeld.
i-Size-
kinderveiligheidssystemen
Algemeen
i-Size
is
een
regeling
voor
kinderveiligheidssystej
men,
op
basis
waarvan
kinderveiligheidssystej men
kunnen
worden
toegelaten.
SymboolBetekenisAls
dit
symbool
in
de
auto
te
zien
is,
werd
de
auto
ook
volj
gens
i-Size
toegelaten.
Het
symbool
geeft
de
bevestigingsj
punten
aan
voor
de
onderste
verankeringen
van
het
systeem.
De
onderste
ankers
voldoen
aan
de
Europese
i-Size-vereisten.Dit
symbool
geeft
het
bevestij
gingspunt
voor
de
bovenste
bej
vestigingsriem
aan.
Bevestigingen
voor
bovenste
bevestigingsriem
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Bij
verkeerd
gebruik
van
de
bovenste
bevestij gingsriem
van
een
kinderveiligheidssysteem
is
de
beschermende
werking
verminderd.
Er
bej staat
kans
op
letsel.
Erop
letten
dat
de
bovenj
ste
bevestigingsriem
niet
over
scherpe
randen
of
gedraaid
naar
het
bovenste
bevestigingspunt
wordt
geleid.
WAARSCHUWING
Als
de
achterbankleuning
niet
is
vergrendeld
is de
beschermende
werking
van
het
kinderveiligj
heidssysteem
verminderd
of
volledig
afwezig.
In
bepaalde
situaties,
zoals
remmanoeuvres
of
een
ongeval,
kan
de
achterbankleuning
naar
voren
klappen.
Er
bestaat
kans
op
letsel
of
lej
vensgevaar.
Erop
letten
dat
de
achterbankleuj
ningen
vergrendeld
zijn.
Seite
146BEDIENING,inderen
veilig
vervoeren146
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

WAARSCHUWING
De
bevestigingspunten
voor
kinderveiligheidsj
systemen
in
het
voertuig
zijn
alleen
voorzien
om
kinderveiligheidssystemen
aan
te
brengen. Bij
het
bevestigen
van
andere
voorwerpen
kunj
nen
de
bevestigingspunten
worden
beschaj
digd.
Er
bestaat
kans
op
letsel
of
schade.
Alj
leen
kinderveiligheidssystemen
op
de
overeenkomstige
bevestigingspunten
bevestij gen.
Bevestigingspunten
SymboolBetekenisDit
symbool
geeft
het
bevestij
gingspunt
voor
de
bovenste
bej
vestigingsriem
aan.
Voor
de
bovenste
bevestigingsriem
van
ISOFIX- kinderzitjes
zijn
er
twee
bevestigingspunten.
Geleiding
van
de
bevestigingsriem1Rijrichting2Bovenste
bevestigingsriem3Hoofdsteun4Hoedenplank5Bevestigingspunt6Haak
van
bovenste
bevestigingsriem
Bovenste
bevestigingsriem
op
bevestigingspunt
aanbrengen
1.Afdekking
van
het
bevestigingspunt
openen.2.De
bovenste
gordel
over
de
hoofdsteun
naar
het
bevestigingspunt
leiden.3.Haak
van
de
bevestigingsriem
aan
het
bevesj
tigingspunt
vastmaken.4.Bevestigingsriem
straktrekken.
Geschikte
zitplaatsen
voor
kinderveiligheidssystemen
Algemeen
De
wettelijke
bepalingen
voor
welk
kinderzitje
voor
welke
leeftijd
en
lichaamsgrootte
is
toegej staan,
kunnen
per
land
verschillen.
De
nationale
wettelijke
bepalingen
van
het
betreffende
land
in
acht
nemen.Meer
informatie
is
bij
een
servicepartner
van
de
fabrikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servicej
partner
of
vakwerkplaats
verkrijgbaar.
Gedetailleerde
informatie
over
het
gebruik
van
kinderveiligheidssystemen:Seite
147,inderen
veilig
vervoerenBEDIENING147
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Zitplaatsen
voor
kinderveiligheidssystemen,
ziepagina
413.
Zitplaatsen
en
kinderveiligheidssystemen
Het
volgende
hoofdstuk
geeft
informatie
over
welk
kinderveiligheidssysteem
voor
welke
zitj plaats
in
de
auto
geschikt
is.
Auto
met
links
stuur,
zitplaatsen:
StoelAirbag,
passagierBevestiging13
a)ONOFF4,
6
-
b)
c)
5a)
De
passagiersstoel
in
de
lengterichting
aanpassen
en,
indien
nodig,
in
de
hoogste
stand
zetten
om een
optimaal
verloop
van
de
gordel
te
bereiken.
b)
Bij
gebruik
van
kinderzitjes
op
de
achterbank
eventueel
de
lengterichting
van
de
voorstoel
aanpasj sen
en
de
hoofdsteun
van
de
achterbank
aanpassen
of
verwijderen.
c)
Afhankelijk
van
de
uitrusting
of
de
landuitvoering.Seite
148BEDIENING,inderen
veilig
vervoeren148
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Symj
boolBetekenisSymj
boolBetekenisNiet
geschikt
voor
kinderveiligheidssystej men.Geschikt
voor
ISOFIX-kinderveiligj
heidssystemen.Geschikt
voor
kinderveiligheidssystemen van
de
categorie
Universeel
die
voor
gej
bruik
in
deze
gewichtsgroep
zijn
goedgej keurd.Geschikt
voor
ISOFIX-
en
i-Size-
kinderveiligheidssystemen.Geschikt
voor
kinderveiligheidssystemen van
de
categorie
Semi-universeel
als
deauto
en
de
zitplaats
in
de
autotypelijst
van
de
fabrikant
van
het
kinderveiligheidssysj
teem
zijn
opgenomen.Geschikt
voor
kinderveiligheidsj
systemen
met
bevestigingsriem
bovenaan.Aanbevolen
kinderstoelen
Bij
het
selecteren,
aanbrengen
en
gebruiken
van
kinderbeveiligingssystemen
moeten
de
gegej
vens,
bedienings-
en
veiligheidsaanwijzingen
van
de
fabrikant
van
het
kinderbeveiligingssysteem
in acht
worden
genomen.
De
fabrikant
van
de
auto
beveelt
de
volgende
kinderveiligheidssystemen
aan:
'xMaxi-Cosi
CabrioFix.'xMaxi-Cosi
FamilyFix
Base.'xMaxi-Cosi
2wayPearl
&
2wayFix.'xR

RijdenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Start-/stopknop
Principe Door
indrukken
van
de
start-/
stopknop
wordt
de
rijden-stand-
by
in-
of
uitgeschakeld.
Het
rijden-stand-by
wordt
ingej
schakeld
als
bij
het
indrukken
van
de
start-/stopknop
het
rempedaal
wordt
ingej
trapt.
Opnieuw
indrukken
van
de
start-/stopknop
schaj kelt
de
rijden-stand-by
weer
uit
en
de
gereedj
heid
wordt
ingeschakeld.
Meer
informatie:
'xRijden-stand-by,
zie
pagina
50.'xGereedheid,
zie
pagina
50.
Wegrijden
1.Rijden-stand-by
inschakelen.2.Keuzestand
toepassen.3.Parkeerrem
vrijzetten.4.Wegrijden.Automatische
start-stop-
functie
Principe De
automatische
start-stop-functie
helpt
brandj
stof
te
besparen.
Het
systeem
schakelt
de
motor bovendien
bij
het
stoppen
uit,
bijv.
in
de
file
of
bij
verkeerslichten.
De
rijden-stand-by
blijft
ingej
schakeld.
Voor
het
wegrijden
start
de
motor
auj tomatisch.
Meer
informatie:
Coasting,
zie
pagina
343.
Algemeen
Na
elke
motorstart
met
de
start-/stopknop
is
de
automatische
start-stop-functie
in
werking.
De
functie
wordt
vanaf
circa
5
km/h
geactiveerd.
Afhankelijk
van
de
gekozen
rijmodus
wordt
het
systeem
automatisch
geactiveerd
of
gedeactij
veerd.
Afzetten
van
de
motor
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Steptronic
transmissie
De
motor
wordt
tijdens
stilstaan
onder
de
volj gende
omstandigheden
automatisch
uitgeschajkeld:
'xKeuzehendel
in
keuzehendelstand
D.'xHet
rempedaal
blijft
tijdens
de
stilstand
van
de
auto
ingetrapt
of
de
auto
wordt
door
Autoj matic
Hold
tegengehouden.'xVeiligheidsgordel
bestuurder
is
omgegespt
ofhet
bestuurdersportier
is
gesloten.Seite
150BEDIENINGRijden150
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Handmatige
motorstop
Als
de
motor
bij
het
stoppen
van
de
auto
niet
auj
tomatisch
werd
afgezet,
dan
kan
de
motor
handj
matig
worden
afgezet:'xRempedaal
uit
actuele
positie
vlot
natrappen.'xKeuzehendelstand
P
inschakelen.
Als
aan
alle
functievoorwaarden
is
voldaan,
wordt de
motor
afgezet.
Airconditioning
bij
afgezette
motor
Bij
afgezette
motor
wordt
de
luchthoeveelheid
van
de
airconditioning
gereduceerd.
Weergaven
in
het
instrumentenpaneel
Algemeen De
weergave
in
het
instrumentenjpaneel
geeft
aan
dat
de
automatij
sche
start-stop-functie
klaar
is voor
het
automatisch
starten
van
de
motor.
De
weergave
geeft
aan
dat
niet
voldaan
is
aan
de
voorwaarden
voor
het
automatisch
stoppen
van
de
motor.
Totale
tijd
voor
afgezette
motor Rijmodus
ECO
PRO:
afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
bij
een
automatische
motorstop
de
totale
tijd
weergegeven,
tijdens
welke de
motor
door
de
automatische
start-stop-functie
is
afgezet.
De
totale
tijd
via
de
ritgegevens
worden
gereset.
Meer
informatie:
ECO
PRO,
zie
pagina
339.
Beperkte
werking
De
motor
wordt
in
de
volgende
situaties
niet
auj
tomatisch
afgezet:'xOp
steile
hellingen.'xRempedaal
niet
krachtig
genoeg
ingetrapt.'xHoge
buitentemperatuur
en
airconditioning ingeschakeld.'xInterieur
nog
niet
zoals
gewenst
verwarmd
ofgekoeld.'xAls
de
ruiten
zouden
kunnen
beslaan
wanj
neer
de
automatische
airconditioning
is
ingej
schakeld.'xMotor
of
andere
componenten
niet
op
bej
drijfstemperatuur.'xMotorkoeling
is
nodig.'xSterke
stuuruitslag
of
stuurhandeling.'xAccu
is
zwaar
ontladen.'xOp
grotere
hoogten.'xDe
motorkap
is
ontgrendeld.'xInparkeersysteem
is
geactiveerd.'xStilstaand
en
langzaam
rijdend
verkeer.'xKeuzehendel
in
stand
N
of
R.'xNa
het
achteruitrijden.'xGebruik
van
brandstof
met
hoog
ethanolgej
halte.
Starten
van
de
motor
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Steptronic
transmissie
Voor
het
wegrijden
start
de
motor
onder
de
volj
gende
voorwaarden
automatisch:
'xDoor
het
loslaten
van
het
rempedaal.'xAls
Automatic
Hold
is
geactiveerd:
rijpedaal intrappen.Seite
151RijdenBEDIENING151
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21

Wegrijden
Na
motorstart
zoals
op
de
gebruikelijke
wijze
acj
celereren.
VeiligheidsfunctieDe
motor
start
na
een
automatische
uitschakej
ling
niet
automatisch,
wanneer
aan
een
van
de volgende
voorwaarden
voldaan
is:'xVeiligheidheidsgordel
bestuurder
afgedaan
en
bestuurdersportier
geopend.'xDe
motorkap
werd
ontgrendeld.
Sommige
controlelampjes
branden
verschillend lang.
De
motor
kan
alleen
via
de
start-/stopknop
gej
start
worden.
Grenzen
van
het
systeem
Ook
wanneer
niet
moet
worden
weggereden, start
de
afgezette
motor
in
de
volgende
situatiesautomatisch:
'xSterk
opwarmend
interieur
terwijl
de
koelj
functie
is
ingeschakeld.'xSterk
afkoelend
interieur
terwijl
de
verwarj
ming
is
ingeschakeld.'xAls
de
ruiten
zouden
kunnen
beslaan
wanj
neer
de
automatische
airconditioning
is
ingej
schakeld.'xTijdens
het
sturen.'xWisselen
van
de
keuzehendelstand
van
D
naar
N
of
R.'xWisselen
van
de
keuzehendelstand
van
P
naar
N,
D
of
R.'xAccu
is
zwaar
ontladen.'xStarten
van
een
oliepeilcontrole.
Zonder
Mild
Hybrid
technologie:
extra
functies
automatische
start-stop-functie
Afhankelijk
van
de
uitrusting
en
de
landuitvoering
beschikt
de
auto
over
verschillende
sensoren
om
de
verkeerssituatie
te
registreren.
Hiermee
kan
de
automatische
start-stop-functie
zich
aan
verj schillende
verkeerssituaties
aanpassen
en
evt.
anticiperend
optreden.
Bijv.
in
de
volgende
situaties:'xAls
een
situatie
wordt
herkend,
waarin
de
stopduur
waarschijnlijk
erg
kort
zal
zijn,
dan wordt
de
motor
niet
automatisch
afgezet.
Afjhankelijk
van
de
situatie
wordt
op
het
ControlDisplay
een
melding
weergegeven.'xAls
er
een
situatie
wordt
herkend,
waarin
dij
rect
moet
worden
weggereden,
dan
wordt
de afgezette
motor
automatisch
gestart.
De
functie
kan
bijv.
bij
ongeldige,
verouderde
of
niet
beschikbare
navigatiegegevens
beperkt
zijn.
Systeem
handmatig
deactiveren/
activeren
Principe
De
motor
wordt
niet
automatisch
afgezet.
Tijdens
een
automatische
motorstop
wordt
demotor
gestart.
Zonder
Mild
Hybrid-technologie:
viade
toets
Toets
indrukken.
Via
de
keuzehendelstand
of
rijbelevingsschakelaar
De
automatische
start-stop-functie
wordt
ook
bij
keuzehendelstand
M/S
of
in
de
rijmodus
SPORT
van
de
rijbelevingsschakelaar
gedeactiveerd.
Seite
152BEDIENINGRijden152
Online
Edition
for
Part
no.
01405A2CC68
-
II/21