2022 BMW 5 SERIES Instructieboekjes (in Dutch)

5.Diensten
afzonderlijk
selecteren6.My
BMW
app
en
klantenportaal7.Remote
3D
View
In-/uitschakelen
1.CAR2.Instellingen3.Algemene
instellingen4.Gegevensbescherming5.Afzonderlijke
selectie
Systeembeperkingen
van
de
sensoren
Meer
informatie:
'xCamerass,
zie
pagina
41.
Beperkte
werking
De
werking
kan
bijvoorbeeld
in
de
volgende
situj
aties
niet
of
slechts
beperkt
gebruikt
worden:
'xBij
geopend
portier
of
kofferdeksel.
Donkere
oppervlakken
in
de
weergave
markeren
het
gebied
dat
niet
door
het
systeem
geregij
streerd
wordt.'xBij
handmatig
ingeklapte
buitenspiegels.'xBij
uitrusting
van
andere
camerafuncties
in
de auto.'xAls
de
auto
sneller
beweegt
dan
stapvoets.'xDe
functie
kan
evt.
niet
in
alle
landen
gebruikt
worden.'xVanwege
de
gegevensbescherming
kan
de functie
slechts
drie
keer
per
twee
uur
worden
uitgevoerd.
Op
afstand
bediend
parkeren
Principe In
geschikte
parkeervakken
voor
haaks
parkeren,
bijvoorbeeld
een
garage,
kan
op
afstand
bediend
vooruit
en
achteruit
uitgeparkeerd
worden.
De
bestuurder
stuurt
het
parkeren
op
eigen
verantj
woordelijkheid
aan
van
buitenaf
met
de
BMW
Display
Key.
Bij
obstakels
de
auto
handmatig
stoppen.
Algemeen
De
volgende
systemen
vormen
onderdeel
van
het
systeem:'xParkeerassistent.'xBMW
Display
Key.'xPark
Distance
Control
PDC.
De
auto
kan
met
de
BMW
Display
Key
over
circa 2
keer
de
voertuiglengte
worden
verplaatst.
De
snelheid
bedraagt
daarbij
ca.
1,8
km/h.


Toets
op
BMW
Display
Key:
om
ervoor
te
zorj
gen
dat
de
auto
kan
bewegen
moet
tijdens
het inparkeren
de
toets
aan
de
zijkant
van
de
BMW
Display
Key
ingedrukt
worden
gehouden.
De
toets
bij
obstakels
loslaten,
om
de
auto
handmaj
tig
te
kunnen
stoppen.
De
auto
stopt
daarbij
met
een
noodstop.
Als
de
ultrasone
sensoren
obstakels
in
de
parj
keerruimte
of
het
einde
van
de
parkeerruimte
herkennen,
stopt
het
systeem
de
auto
eventueel
automatisch.
Tijdens
de
procedure
wordt
het
dimlicht
ingej
schakeld.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het
systeem
ontlast
u
niet
van
persoonlijke
verj
antwoordelijkheid
om
de
verkeerssituatie
en
de parkeersituatie
juist
in
te
schatten.
Wegenssysteembeperkingen
kan
het
systeem
niet
inalle
situaties
zelfstandig
op
gepaste
wijze
reaj
geren.
Er
bestaat
gevaar
voor
ongevallen.
Verj keerssituatie
en
parkeersituatie
observeren
enin
de
betreffende
situaties
actief
ingrijpen.
Seite
297RijhulpsystemenBEDIENING297
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

WAARSCHUWING
Onbevoegde
personen,
bijvoorbeeld
kinderen,
kunnen
de
auto
met
de
BMW
Display
Key
in beweging
zetten
zonder
dat
zich
personen
in
de
auto
bevinden.
Er
bestaat
gevaar
voor
ongej
vallen.
De
BMW
Display
Key
beschermen
tej
gen
gebruik
door
onbevoegden.
WAARSCHUWING
Bij
gebruik
van
de
trekhaak
kan
het
hulpsysj teem
vanwege
afgedekte
sensoren
schade
veroorzaken.
Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
of schade.
Bij
het
rijden
met
een
aanhangwagen
of
bij
gebruik
van
de
trekhaak,
bijvoorbeeld
voor
een
fietsendrager,
de
hulpsystemen
niet
gej bruiken.
OPMERKING
Het
systeem
kan
tegen
of
over
stoepranden
sturen.
Er
bestaat
gevaar
voor
schade.
Verj
keerssituatie
observeren
en
in
de
betreffende
situaties
actief
ingrijpen.
Overzicht
Sensoren Het
systeem
wordt
via
de
volgende
sensoren
aangestuurd:
'xFrontcamera.'xBuitenspiegelcamerass.'xAchteruitrijcamera.'xUltrasoonsensoren
in
de
bumpers
voor/
achter.'xUltrasoonsensoren
zijdelings.
Meer
informatie:
sensoren
van
het
voertuig,
zie pagina
41.
Voorwaarden
voor
een
correcte
werking
Algemeen
Tijdens
de
parkeerprocedure
bevinden
er
zich
geen
inzittenden
in
het
voertuig.
Ingrepen
van
de
bestuurder
in
het
interieur,
bijv.
sturen,
zorgen
ervoor
dat
de
functie
wordt
afgej broken.
Camera's
en
ultrasoonsensoren'xSensoren
niet
afdekken,
bijvoorbeeld
met
stickers.'xSensoren
schoon
en
vrij
houden
en
eventuj
eel
reinigen.'xCameralenzen
schoon
houden
en
eventueel
reinigen.
Geschikte
parkeerruimte
'xIn
de
parkeerruimte
kan
vooruit,
in
het
midj den
en
recht
ingeparkeerd
worden.'xBreedte
van
de
parkeerruimte:
eigen
breedte
van
de
auto
zonder
buitenspiegels
plus
circa 0,4
m
aan
elke
zijde,
pijl
1.'xAfstand
tot
de
parkeerruimte,
max.
2
m,
pijl
2.'xOm
het
voertuig
met
afstandsbediening
te
bewegen,
bevindt
de
bestuurder
zich
met
de
BMW
Display
Key
in
het
radiobereik,
pijl
3,
buiten
het
voertuig.
Maximale
afstand
tot
de
auto
ca.
1,5
m
tot
ca.
3
m.Seite
298BEDIENINGRijhulpsystemen298
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

'xHelling
max.
5
%.'xGeen
duplexgarages.
Vooruit
inparkeren
Inparkeren Bij
het
vooruitrijden
voert
het
systeem
eventueelgeringe
stuurcorrecties
uit.
1.Vooruit,
zo
recht
mogelijk
en
in
het
midden
in de
parkeerruimte
rijden
en
op
een
afstand
van
hoogstens
2
m
stoppen.2.Keuzehendelstand
P
instellen
en
parkeerrem vastzetten.
Rijden-stand-by
en
motor
met
destart-/stopknop
uitschakelen.
De
motor
kan
ook
verder
draaien.3.Alle
inzittenden
verlaten
het
voertuig.
De
porj tieren
sluiten.4.Evt.
de
display
op
de
BMW
Display
Key
inj
schakelen
en
de
displayvergrendeling
ophefj fen.
Op
de
BMW
Display
Key
omschakelen
naar het
menu:
Op
afst.
parkeren
BMW
Display
Key,
zie
pagina
93.5.

De
toets
aan
de
zijkant
van
de
BMW
Disj
play
Key
gedurende
de
hele
parkeerprocej
dure
ingedrukt
houden.6.Wachten
tot
rijden-stand-by
op
het
display
weergegeven
wordt.
Eventueel
tekstmeldinj
gen
in
acht
nemen.7.ENGINE
START:
evt.
knop
aantikken
om
de
motor
te
starten.8.Om
het
parkeren
te
starten:
op
het
display
het
pijlsymbool
voor
vooruitrijden
aanraken.


Toets
ingedrukt
houden:
de
auto
verplaatst
zich
zolang
de
toets
wordt
ingedrukt.
De
toets
bij
obstakels
in
het
rijgedeelte
loslaten,
om
de
auto
te
kunnen
stoppen.
Voor
manoeuvreerbewegingen:
pijlsymbool voor
achteruitrijden
aanraken.9.Aan
het
einde
van
het
parkeren
de
toets
aan
de
kant
van
de
BMW
Display
Key
loslaten.
De
auto
stopt.
ENGINE
STOP:
knop
aantikken.'xDe
parkeerrem
wordt
vastgezet.'xDe
motor
wordt
afgezet.
Het
voertuig
met
de
BMW
Display
Key
verj grendelen.
Parkeerprocedure
afbreken,
onderbreken,
voortzetten
Parkeerprocedure
afbreken
of
onderbreken:


Toets
loslaten.
De
auto
stopt
met
een
noodj
stop.
Parkeerprocedure
voortzetten:


Toets
opnieuw
indrukken.
Eventueel
tekstmelj
dingen
in
acht
nemen.
Achteruit
uitparkeren Uitparkeren
Bij
het
achteruitrijden
rijdt
de
auto
rechtuit,
zonj der
te
sturen,
naar
achteren.
1.Evt.
de
display
op
de
BMW
Display
Key
inj
schakelen
en
de
displayvergrendeling
ophefj fen.
BMW
Display
Key,
zie
pagina
93.2.Auto
ontgrendelen.3.Op
de
BMW
Display
Key
omschakelen
naar
het
menu:
Op
afst.
parkeren4.

De
toets
aan
de
zijkant
van
de
BMW
Disj
play
Key
gedurende
de
hele
inparkeerprocej dure
ingedrukt
houden.5.Wachten
tot
rijden-stand-by
op
het
display
weergegeven
wordt.
Eventueel
tekstmeldinj
gen
in
acht
nemen.6.ENGINE
START:
knop
aantikken.
De
motor wordt
gestart.Seite
299RijhulpsystemenBEDIENING299
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

7.Om
het
uitparkeren
te
starten:
op
het
display
het
pijlsymbool
voor
achteruitrijden
aanraken.


Toets
ingedrukt
houden:
de
auto
verplaatst
zich
zolang
de
toets
wordt
ingedrukt.
De
toets
bij
obstakels
in
het
rijgedeelte
loslaten,
om
de
auto
te
kunnen
stoppen.
8.Aan
het
einde
van
het
uitparkeren
de
toets
aan
de
kant
van
de
BMW
Display
Key
loslaj
ten.
De
auto
stopt.9.Met
de
BMW
Display
Key
instappen
en
zoals gewoonlijk
vertrekken.
Het
voertuig
kan
ook
met
de
BMW
Display
Key
worden
afgezet:
ENGINE
STOP:
knop
aantikken.'xDe
parkeerrem
wordt
vastgezet.'xDe
motor
wordt
afgezet.
Het
voertuig
evt.
met
de
BMW
Display
Key vergrendelen.
Parkeerprocedure
afbreken,
onderbreken,
voortzetten
Parkeerprocedure
afbreken
of
onderbreken:


Toets
loslaten.
De
auto
stopt
met
een
noodj
stop.
Parkeerprocedure
voortzetten:


Toets
opnieuw
indrukken.
Eventueel
tekstmelj
dingen
in
acht
nemen.
Meldingen
op
de
BMW
Display
Key
Het
symbool
duidt
op
meldingen
van
het
systeem.
Grenzen
van
het
systeem
Veiligheidsaanwijzing
WAARSCHUWING
Het
systeem
kan
door
beperkingen
van
het
systeem
niet,
te
laat,
onjuist
of
ongegrond
reaj geren.
Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
ofschade.
De
aanwijzingen
over
de
grenzen
vanhet
systeem
in
acht
nemen
en
eventueel
actief
ingrijpen.
Geen
parkeerondersteuning
De
parkeerassistent
biedt
in
de
volgende
situj
aties
geen
ondersteuning:
'xIn
scherpe
bochten.'xBij
rijden
met
aanhangwagen.'xBij
schuine
parkeervakken.'xBij
zeer
hoge
of
zeer
lage
buitentemperatuj ren.
Systeembeperkingen
van
de
sensoren
Meer
informatie:
'xCamerass,
zie
pagina
41.'xUltrasoonsensoren,
zie
pagina
43.
Beperkte
werking
De
werking
kan
bijvoorbeeld
in
de
volgende
situj
aties
beperkt
zijn:
'xOp
een
oneffen
ondergrond,
bijvoorbeeld
bij grindwegen.'xOp
een
gladde
ondergrond.'xOp
steile
hellingen
of
afdalingen.'xBij
opeengehoopte
bladeren
of
sneeuw
op
de
parkeerplaats.'xBij
gemonteerd
noodwiel.'xBij
veranderingen
in
een
reeds
opgemeten parkeerruimte.Seite
300BEDIENINGRijhulpsystemen300
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

'xBij
greppels
of
afgronden,
bijvoorbeeld
een
havenkant.'xEr
kunnen
eventueel
parkeerruimten
worden
herkend,
die
daartoe
niet
geschikt
zijn,
of
gej
schikte
parkeerruimten
worden
niet
herkend.
Functiebeperkingen
als
gevolg
van
radiografische
storingen
Bij
radiografische
storingen
kunnen
bij
het
parkej
ren
met
de
BMW
Display
Key
functiebeperkinj gen
optreden.
Meer
informatie:
Storing,
zie
pagina
97.
Grenzen
van
de
ultrasoonmeting
Het
herkennen
van
objecten
met
ultrasone
mej
ting
kan
door
natuurlijke
grenzen
worden
bej
perkt.
De
grenzen
van
de
ultrasone
meting
van
de
Park
Distance
Control
PDC
zijn
van
toepassing.
Meer
informatie:
Park
Distance
Control
PDC,
zie
pagina
273.
Crossing
Traffic
Warning
Principe Bij
onoverzichtelijke
uitritten
of
bij
het
uitparkeren
uit
dwarsparkeerplekken
worden
van
de
zijkant naderende
verkeersdeelnemers
vroeger
door
de
Crossing
Traffic
Warning
herkend
dan
dat
dit
vanuit
de
bestuurdersstoel
mogelijk
is.
Algemeen
Twee
radarsensoren
in
de
achterbumper
bewaj ken
het
gebied
achter
de
auto.
Het
systeem
geeft
het
naderen
van
andere
verj
keersdeelnemers
aan.
Afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
ook
de
verj
keerssituatie
v

Parkeerhulptoets
Sensoren
Het
systeem
wordt
via
de
volgende
sensoren
aangestuurd:'xRadarsensoren
zijdelings
achter.'xAfhankelijk
van
de
uitvoering:
radarsensoren zijdelings
voor.
Meer
informatie:
Sensoren
van
het
voertuig,
zie
pagina
41.
In-/uitschakelen
Systeem
inschakelen/uitschakelen
Met
de
toets
1.

Parkeerhulptoets
indrukken.2.Controller
naar
rechts
kantelen.3.

Instellingen4.Waarschuwing
kruisend
verkeer5.Waarschuwing
kruisend
verkeer
Via
iDrive
1.CAR2.Instellingen3.Bestuurdersassistent4.Parkeren
en
manoeuvreren5.Waarschuwing
kruisend
verkeer6.Waarschuwing
kruisend
verkeer
Automatisch
inschakelen Als
het
systeem
via
het
Control
Display
werd
gej
activeerd,
wordt
het
automatisch
ingeschakeld zodra
de
Park
Distance
Control
PDC
of
Panojrama
View
actief
is
en
een
versnelling
ingeschajkeld
is.
Bij
ingeschakelde
achteruitversnelling
wordt
het
systeem
achter
ingeschakeld.
Afhankelijk
van
de
uitvoering
wordt
bij
ingeschaj kelde
vooruitversnelling
het
systeem
voorin
ingej
schakeld.
Automatisch
uitschakelen
Het
systeem
schakelt
in
de
volgende
situaties
automatisch
in:'xBij
harder
dan
stapvoets
rijden.'xBij
het
overschrijden
van
een
bepaalde
rijafj stand.'xBij
een
actieve
parkeerprocedure
van
de
parjkeerassistent.
Waarschuwing
Algemeen Op
het
Control
Display
wordt
de
betreffende
weergave
opgeroepen,
eventueel
klinkt
een
gej luidssignaal
en
het
lampje
in
de
buitenspiegelknippert.
Lampje
in
buitenspiegel
Het
lampje
in
de
buitenspiegel
knippert
als
de
achterste
sensoren
een
voertuig
herkennen
en de
eigen
auto
achteruit
beweegt.
Seite
302BEDIENINGRijhulpsystemen302
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

Weergave
op
het
display
van
de
Park
Distance
Control
PDC
Het
betreffende
randgebied
op
het
PDC-display
knippert
rood
als
de
sensoren
een
voertuig
herj
kennen.
Weergave
op
het
cameradisplay
Het
betreffende
randgebied,
pijl
1,
op
het
camej
radisplay
knippert
rood
als
de
sensoren
een
voertuig
herkennen.
Gele
lijnen,
pijl
2,
markeren
de
bumper
van
de
eij gen
auto.
Akoestische
waarschuwing
Naast
de
optische
weergave
klinkt
er
een
waarj
schuwingssignaal
als
de
eigen
auto
in
de
betrefj
fende
richting
beweegt.
Grenzen
van
het
systeem
Systeembeperkingen
van
de
sensoren
Meer
informatie:'xRadarsensoren,
zie
pagina
42.
Beperkte
werking
De
werking
kan
bijvoorbeeld
in
de
volgende
situj
aties
beperkt
zijn:
'xIn
scherpe
bochten.'xWanneer
kruisende
objecten
zeer
langzaam
of
zeer
snel
bewegen.'xAls
zich
in
het
gezichtsveld
van
de
sensoren andere
objecten
bevinden
die
het
kruisende
verkeer
aan
het
gezicht
onttrekken.
Als
de
aanhangwagencontactdoos
bezet
is,
bijj voorbeeld
bij
het
rijden
met
een
aanhangwagen
of
fietsendrager,
is
de
Crossing
Traffic
Warning niet
beschikbaar
voor
het
gebied
achter
de
auto.
Seite
303RijhulpsystemenBEDIENING303
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

RijcomfortUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Onderstelcomponenten
De
onderstelcomponenten
zijn
voor
de
auto
en zijn
toepassingsgebied
geoptimaliseerd
en
zorjgen
zo
voor
een
optimale
rijervaring.
Adaptief
onderstel
PrincipeHet
adaptieve
onderstel
is
een
intelligent,
actief
geregeld
onderstel.
Het
onderstel
reduceert
carrosseriebewegingen
bij
een
sportieve
rijstijl
of
een
oneffen
rijbaan.
Algemeen
Afhankelijk
van
de
rijbaantoestand
en
de
rijstijl
worden
de
rijdynamiek
en
het
rijcomfort
door
de intelligente
regeling
van
het
onderstel
verhoogd.
Afstemming
Het
systeem
biedt
verschillende
schokdemperafj
stemmingen,
van
comfortabel
reizen
tot
sportief
rijden.
De
schokdempers
worden
afhankelijk
van
de
rijj
baantoestand,
de
rijstijl
en,
naargelang
de
uitvoej ring,
de
geselecteerde
rijmodus
afgestemd.
Meer
informatie:
Rijbelevingsschakelaar,
zie
pagina
151.
Adaptive
drive
Principe Adaptive
Drive
is
een
actief
geregeld
onderstel.
Het
systeem
verhoogt
het
rijcomfort
en
minimalij seert
tegelijkertijd
het
overhellen
in
bochten.
Algemeen
Voor
de
actieve
regeling
wordt
de
beschikbare informatie,
bijv.
uit
het
navigatiesysteem
of
de
rijstijlanalyse,
gebruikt.
Met
deze
informatie
worden,
met
name
in
de
rijj
modus
ADAPTIVE,
de
aansturing
van
het
adapj
tieve
onderstel
en
de
aansturing
van
de
actieve
rolstabiliteitsregeling
be