2022 BMW 5 SERIES Instructieboekjes (in Dutch)

'xUitbreken
van
de
achterzijde
van
de
auto,
wattot
oversturen
kan
leiden.'xGripverlies
van
de
voorwielen,
wat
tot
onderjsturen
kan
leiden.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het
systeem
ontlast
u
niet
van
persoonlijke
verj
antwoordelijkheid
om
de
verkeerssituatie
juist
in
te
schatten.
Wegens
systeembeperkingen kan
het
systeem
niet
in
alle
verkeerssituaties
zelfstandig
op
gepaste
wijze
reageren.
Er
bej
staat
gevaar
voor
ongevallen.
Rijstijl
aan
de
verj keerssituatie
aanpassen.
Verkeerssituatie
obj
serveren
en
in
de
betreffende
situaties
actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Bij
het
rijden
met
dakbelasting,
bijvoorbeeld met
een
dakdrager,
kan
door
het
hogere
zwaarjtepunt
in
rijkritische
situaties
de
rijveiligheid
nietmeer
gewaarborgd
zijn.
Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
of
schade.
Rijden
met
daklast
alleen
bij
geactiveerde
dynamische
stabiliteitscontrole.
Overzicht
Toets
in
de
auto
DSC
OFF
DSC
deactiveren/activerenAlgemeen
Door
DSC
uit
te
schakelen
wordt
de
rijstabiliteit
bij
het
accelereren
en
in
bochten
minder.
In
verband
met
een
optimale
stabiliteit
DSC
zospoedig
mogelijk
weer
inschakelen.
DSC
deactiveren Toets
ingedrukt
houden
tot
in
het
injstrumentenpaneel
DSC
OFF
wordt
weergegeven
en
het
controlelampje
voor
DSC OFF
gaat
branden.
DSC
activeren Toets
indrukken.
DSC
OFF
en
controlelampje
DSC
OFF
doven.
Weergave
Op
het
instrumentenpaneel Bij
gedeactiveerde
DSC
wordt
DSC
OFF
weerj
gegeven
in
het
instrumentenpaneel.
Controle-
en
waarschuwingslampjes Controlelampje
brandt:
DSC
is
gedeactij
veerd.
Controlelampje
knippert:
DSC
regelt
de aandrijf-
en
remkrachten.
Controlelampje
brandt:
DSC
is
uitgevalj
len.Seite
241RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING241
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

Dynamic
Traction
ControlDTC
Principe
Dynamic
Traction
Control
DTC
is
een
op
voortj
stuwing
geoptimaliseerde
variant
van
de
dynamij sche
stabiliteitsregeling
DSC.
Het
systeem
waarborgt
bij
bijzondere
rijbaantoej standen,
bijvoorbeeld
niet
sneeuwvrij
gemaakte
rijbaan
of
op
losse
ondergrond,
een
maximale
tractie
bij
beperkte
rijstabiliteit.
Algemeen
Bij
geactiveerde
DTC
wordt
maximale
tractie
gej
leverd.
De
koersstabiliteit
is
bij
het
accelereren
en
bij
het
rijden
in
bochten
beperkt.
In
de
volgende
situaties
verdient
het
aanbeveling
de
DTC
tijdelijk
in
te
schakelen:
'xRijden
dooiende
sneeuw
of
op
niet
geruimde, besneeuwde
rijbanen.'xWegrijden
uit
diepe
sneeuw
of
op
losse
onjdergrond.'xRijden
met
sneeuwkettingen.
Overzicht
Toets
in
de
auto
DSC
OFF
DTC
activeren/deactiveren
DTC
activeren Toets
indrukken.
Het
instrumentenpaneel
geeft
TRACj
TION
weer
en
het
controlelampje
voor
DSC
OFF
gaat
aan.
DTC
deactiveren Toets
opnieuw
indrukken.TRACTION
en
controlelampje
DSC
OFF
doven.
Weergave Weergave
in
het
instrumentenpaneel
Bij
geactiveerde
DTC
wordt
in
het
instrumentenjpaneel
TRACTION
weergegeven.
Controle-
en
waarschuwingslampjes Controlelampje
brandt:
DTC
is
geactij
veerd.
Automatisch
wisselen
van
programma
In
bepaalde
situaties
wordt
de
dynamische
stabijliteitsregeling
DSC
automatisch
geactiveerd:'xAls
de
Active
Cruise
Control
met
Stop
&
Go-
functie
ACC
wordt
geactiveerd.'xBij
een
remingreep
door
de
Intelligent
Safety-
systemen.'xBij
bandenpech.
xDrive
Principe
xDrive
is
het
vierwielaandrijvingssysteem
van
de auto.
Door
het
samenwerken
van
xDrive
en
anj
Seite
242BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen242
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

dere
onderstelregelsystemen,
bijv.
dynamische
stabiliteitsregeling
DSC
worden
tractie
en
rijdyj namiek
verder
geoptimaliseerd.
Algemeen
xDrive
verdeelt
de
aandrijfkrachten
afhankelijk
van
rijsituatie
en
gesteldheid
van
de
weg
variabel over
voor-
en
achteras.
Via
de
rijbelevingsschakelaar
kan
het
koppel
worj
den
verdeeld
over
de
vier
wielen,
van
optimale
tractie
tot
sportief
rijden.
Door
het
feit
dat
de
vierwielaandrijving
alleen
wordt
gebruikt
als
het
nodig
is,
zorgt
het
Efficij ent4x4-systeem
voor
een
lager
verbruik.
M
sportdifferentieel
Het
actief
M
differentieel
blokkeert
de
achterj asaandrijving
continu
afhankelijk
van
de
rijsituatie.
Dit
voorkomt
het
doorslippen
van
een
individueel achterwiel
en
zorgt
in
alle
rijsituaties
voor
optij
male
tractie.
De
bestuurder
is
verantwoordelijk
voor
een
rijstijl die
aan
de
situatie
is
aangepast.
Integral
Active
Steering
Principe
Integral
Active
Steering
maakt
de
auto
wendj baarder
en
zorgt
voor
een
directer
stuurgedrag.
Algemeen
Integral
Active
Steering
is
een
combinatie
van variabele
stuuroverbrenging
en
achterwielbestuj
ring.
De
besturing
is
directer
aangezien
de
variabele
stuuroverbrenging
de
stuurinslag
bij
het
maj
noeuvreren
versterkt.
De
achterwielbesturing
zorgt
bij
lagere
snelheid
voor
een
verhoging
van
de
wendbaarheid
doordat
de
achterwielen
in
tej
gengestelde
richting
als
de
voorwielen
een beetje
worden
ingeslagen.
Bij
hogere
snelheden
worden
de
achterwielen
in
dezelfde
richting
ingeslagen
als
de
voorwielen.
Dit
zorgt
bijv.
voor
een
meer
harmonische
rijstj
rookwissel.
In
kritieke
rij-omstandigheden
kan
Integral
Active Steering
door
doelgericht
sturen
van
de
achterj
wielen
de
auto
stabiliseren
voordat
de
bestuurj
der
ingrijpt,
bijvoorbeeld
in
geval
van
overstuur.
Afstemming
Het
systeem
biedt
verschillende
afstemmingen.RijmodusIntegral
Active
SteeringCOMFORT
ECO
PROComfortabel,
voor
optimaal
reiscomfort.SPORTDynamisch,
voor
een
groj
tere
behendigheid.
De
verschillende
afstemmingen
zijn
gekoppeld
aan
de
verschillende
rijmodi
van
de
rijbelevingsj schakelaar.
Meer
informatie:
Rijbelevingsschakelaar,
zie
pagina
151.
Rijden
met
sneeuwkettingen
Om
de
stuurhoek
van
de
wielen
bij
het
rijden
met
sneeuwkettingen
te
waarborgen
kan
bij
gemonj teerde
sneeuwkettingen
de
achterwielbesturing
van
Integral
Active
Steering
worden
uitgeschaj keld.
Meer
informatie:
Achterwielbesturing
bij
het
rijden
met
sneeuwj
kettingen,
zie
pagina
375.
Storing
In
geval
van
een
functiestoring
zijn
bij
lagere
snelheden
grotere
stuurwielbewegingen
vereist, terwijl
de
auto
in
een
hoger
snelheidsbereik
gejvoeliger
op
stuurwielbewegingen
reageert.
De
stabiliteitsbevorderende
ingreep
kan
gedeacj tiveerd
zijn.
Seite
243RijstabiliteitsregelsystemenBEDIENING243
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

Met
matige
snelheid
en
vooruitziend
verder
rijj
den.
Het
systeem
door
een
servicepartner
van
de
faj brikant
of
een
andere
gekwalificeerde
servicej
partner
of
vakwerkplaats
laten
controleren.Seite
244BEDIENINGRijstabiliteitsregelsystemen244
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

RijhulpsystemenUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Handmatige snelheidsbegrenzer
Principe
Met
het
systeem
kan
een
snelheidslimiet
worden ingesteld,
bijv.
om
de
wettelijke
snelheidslimieten
niet
te
overschrijden.
Algemeen
Met
het
systeem
kan
de
snelheid
vanaf
30
km/h begrensd
worden.
Beneden
de
ingestelde
sneljheidslimiet
kan
zonder
beperkingen
worden
gejreden.
Overzicht
Toetsen
op
stuurwielToetsFunctieSysteem
aan/uit.Huidige
snelheid
opslaan.
Speed
Limit
Assist:
voorgestelde
snelheid
handmatig
overnemen.Tuimelschakelaar:
Snelheidslimiet
wijzigen.
Bediening
Inschakelen Toets
op
het
stuurwiel
indrukken.
De
actuele
rijsnelheid
wordt
overgenomen
als snelheidslimiet.
Bij
inschakelen
in
stilstand
of
bij
een
lage
snelj heid
wordt
30
km/h
als
snelheidslimiet
ingesteld.
De
markering
op
de
snelheidsmeter
wordt
op
de
overeenkomstige
snelheid
ingesteld.
Bij
het
inschakelen
van
de
snelheidslimiet
wordt
eventueel
de
dynamische
stabiliteitsregeling
DSC
ingeschakeld
en
eventueel
omgeschakeld
naar
de
rijmodus
COMFORT.
Uitschakelen Toets
op
het
stuurwiel
indrukken.
Het
systeem
schakelt
zich
automatisch
uit
in
bijj
voorbeeld
de
volgende
situaties:
Seite
245RijhulpsystemenBEDIENING245
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

'xBij
het
afzetten
van
de
motor.'xBij
het
inschakelen
van
de
snelheidsregeling.'xBij
het
activeren
van
sommige
programma's
met
de
rijbelevingsschakelaar.
De
weergaven
verdwijnen.
Onderbreken Het
systeem
wordt
bij
een
ingeschakelde
achterj
uitrijversnelling
of
stationair
draaiende
motor
bij achterwaarts
rollen
onderbroken.
Snelheidslimiet
wijzigen
Tuimelschakelaar
zo
vaak
naar
boven
of
benejden
drukken
tot
de
gewenste
snelheidslimiet
isingesteld.
'xIedere
druk
op
de
tuimelschakelaar
verhoogtof
verlaagt
de
snelheidslimiet
met
1
km/h.'xDrukken
op
de
tuimelschakelaar
door
het
drukpunt
heen
verandert
de
snelheidslimiet telkens
tot
het
volgende
tiental
van
de
km/h-
weergave
op
de
snelheidsmeter.
Als
de
ingestelde
snelheidslimieten
wordt
bereikt
of
onbewust
wordt
overschreden,
bijvoorbeeld
bij
bergaf
rijden,
wordt
er
niet
actief
afgeremd.
Als
er
tijdens
de
rit
een
snelheidslimiet
wordt
inj
gesteld
die
onder
de
rijsnelheid
ligt,
rolt
de
auto
uit
tot
de
ingestelde
snelheidslimiet.
De
huidige
snelheid
kan
ook
worden
opgeslagen
door
op
de
toets
te
drukken:
Toets
op
het
stuurwiel
indrukken.
Overschrijding
van
de
snelheidslimiet
Als
de
rijsnelheid
de
ingestelde
snelheidslimiet
overschrijdt,
wordt
een
waarschuwing
gegeven.
De
snelheidslimiet
kan
bewust
worden
overj schreden.
In
deze
situatie
wordt
geen
waarschuj
wing
weergegeven.
Het
rijpedaal
volledig
intrappen,
om
de
ingej
stelde
snelheidslimiet
bewust
te
overschrijden.
De
beperking
wordt
automatisch
weer
geactij
veerd,
zodra
de
actuele
snelheid
onder
de
ingej stelde
snelheidslimiet
komt.
Waarschuwing
bij
overschrijding
van
de
snelheidslimiet
Optische
waarschuwing Bij
het
overschrijden
van
de
ingestelde
snelheidslimiet:
het
controlelampje
in
het
instrumentenpaneel
knippert
zolang
er
harder
wordt
gereden
dan
de
ingestelde
snelj heidslimiet.
Akoestische
waarschuwing'xBij
een
onbewuste
overschrijding
van
de
inj gestelde
snelheidslimiet
klinkt
een
geluidsj
signaal.'xAls
de
snelheidslimiet
tijdens
het
rijden
tot
onder
de
rijsnelheid
wordt
verlaagd,
is
het signaal
na
enige
tijd
te
horen.'xAls
de
snelheidslimiet
bewust
wordt
overjschreden
door
het
rijpedaal
volledig
in
tetrappen,
is
er
geen
signaal
te
horen.
Weergaven
in
het
instrumentenpaneel
Weergave
op
snelheidsmeter
Afhankelijk
van
de
uitvoering
geeft
een
markej
ring
in
de
snelheidsaanduiding
de
status
van
het
systeem
aan.
Seite
246BEDIENINGRijhulpsystemen246
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

'xMarkering
groen:
systeem
is
actief.'xMarkering
grijs:
systeem
is
onj
derbroken.'xGeen
markering:
systeem
is
uitgeschakeld.
Controlelampje
'xControlelampje
brandt:
het
systeem
is
ingeschakeld.'xControlelampje
knippert:
de
ingej
stelde
snelheidslimiet
wordt
overj
schreden.'xControlelampje
grijs:
het
systeem
is
onderj
broken.
Snelheidsregeling
Principe
Met
de
actieve
Cruise
Control
kan
via
de
toetsen
op
het
stuurwiel
een
gewenste
snelheid
worden
ingesteld.
De
gewenste
snelheid
wordt
door
het
systeem
aangehouden.
Bovendien
accelereert het
systeem
automatisch
en
remt
het
evt.
autoj
matisch
af.
Algemeen
Het
systeem
kan
vanaf
30
km/h
worden
geactij
veerd.
Afhankelijk
van
de
voertuiginstelling
kan
de
kaj
rakteristiek
van
de
snelheidsregeling
op
bej
paalde
punten
veranderen.
Zo
is
de
acceleratie
in
de
rijmodus
ECO
PRO
bijvoorbeeld
minder
snel.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Het
systeem
ontlast
u
niet
van
persoonlijke
verj
antwoordelijkheid
om
de
verkeerssituatie
juist
in
te
schatten.
Wegens
systeembeperkingen kan
het
systeem
niet
in
alle
verkeerssituaties
zelfstandig
op
gepaste
wijze
reageren.
Er
bej
staat
gevaar
voor
ongevallen.
Rijstijl
aan
de
verj keerssituatie
aanpassen.
Verkeerssituatie
obj
serveren
en
in
de
betreffende
situaties
actief ingrijpen.
WAARSCHUWING
Het
gebruik
van
het
systeem
kan
in
de
volj gende
situaties
tot
een
verhoogd
gevaar
voorongevallen
leiden,
bijv.:
'xBij
bochtig
wegverloop.'xBij
druk
verkeer.'xBij
gladheid
op
de
weg,
mist,
sneeuw,
rej
gen
of
losse
ondergrond.
Er
bestaat
kans
op
een
ongeval
of
schade.
Het systeem
alleen
gebruiken
als
het
rijden
met
constante
snelheid
mogelijk
is.
WAARSCHUWING
De
ingestelde
snelheid
kan
abusievelijk
verj
keerd
ingesteld
of
opgeroepen
worden.
Er
bej
staat
gevaar
voor
ongevallen.
Ingestelde
snelj
heid
aan
de
verkeerssituatie
aanpassen. Verkeerssituatie
observeren
en
in
de
betrefj
fende
situaties
actief
ingrijpen.
Seite
247RijhulpsystemenBEDIENING247
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21

OverzichtToetsen
op
stuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling
aan/uit.Snelheidsregeling
met
laatste
instelj
ling
voortzetten.Snelheidsregeling
onderbreken.Huidige
snelheid
opslaan.
Speed
Limit
Assist:
voorgestelde
snelheid
handmatig
overnemen.Tuimelschakelaar:
Snelheid
instellen.
Snelheidsregeling
in-/
uitschakelen
Inschakelen Afhankelijk
van
de
uitrusting
op
de
overj
eenkomstige
toets
op
het
stuurwiel
drukken.
De
controlelampjes
op
het
instrumentenpaneel branden
en
de
markering
op
de
snelheidsmeter wordt
op
de
huidige
snelheid
gezet.
De
snelheidsregeling
is
actief.
De
momenteel
gereden
snelheid
wordt
aangehouden
en
opgej slagen
als
gewenste
snelheid.
De
dynamische
stabiliteitsregeling
DSC
wordt
evt.
ingeschakeld.
Uitschakelen
Afhankelijk
van
de
uitrusting
op
de
overjeenkomstige
toets
op
het
stuurwiel
drukken.
De
weergaven
verdwijnen.
De
opgeslagen
gej
wenste
rijsnelheid
wordt
gewist.
Snelheidsregeling
onderbreken Handmatig
onderbreken Bij
ingeschakeld
systeem
toets
indrukjken.
Automatisch
onderbreken De
werking
van
het
systeem
wordt
bijv.
in
de
volj
gende
situaties
automatisch
onderbroken:'xBij
handmatig
remmen.'xSteptronic
transmissie:
keuzehendelstand
D wordt
verlaten.'xDe
Dynamic
Traction
Control
DTC
wordt
gejactiveerd
of
de
dynamische
stabiliteitsregej
ling
DSC
wordt
gedeactiveerd.'xDe
dynamische
stabiliteitsregeling
DSC
rej gelt.
Snelheid
instellen
Snelheid
handhaven
en
opslaan
Schakelaar
in
onderbroken
toestand
één
keer
naar
boven
of
onderen
duwen.
Bij
ingeschakeld
systeem
wordt
de
actuele
snelj heid
gehandhaafd
en
als
gewenste
rijsnelheid
opgeslagen.
Seite
248BEDIENINGRijhulpsystemen248
Online
Edition
for
Part
no.
01405A380E8
-
VI/21