100
Verwarming en
airconditioning achter
Als uw auto is voorzien van een airco-unit achter in het dak, verspreidt dit systeem de gekoelde/verwarmde lucht via een distributierail en afzonderlijke uitstroomopeningen.
Luchtopbrengst
► Draai aan de knop om de luchtcirculatie te doen toenemen of afnemen.
Temperatuurinstelling
► Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.Deze regeling past tegelijkertijd de temperatuur en de locatie van de luchttoevoer aan:– blauw: de lucht wordt voornamelijk via het dak toegevoerd,– rood: de lucht wordt voornamelijk via de uitstroomopening rechts op de derde zitrij toegevoerd.
Inschakelen/uitschakelen
Afhankelijk van de uitvoering is deze toets voorin te bedienen, vanaf het bedieningspaneel voor de automatische airconditioning met gescheiden regeling.► Druk op deze toets om de bediening van de toetsen achter in of uit te schakelen.
Extra verwarming/
ventilatie
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het passagierscompartiment voorverwarmt en de ruiten sneller ontdooit.Dit controlelampje brandt als het systeem wordt geprogrammeerd of als het op afstand wordt ingeschakeld via de afstandsbediening.Het knippert zolang de verwarming werkt en gaat uit aan het einde van de verwarmingscyclus of wanneer de verwarming wordt uitgeschakeld met de afstandsbediening.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het passagierscompartiment met buitenlucht om ervoor te zorgen dat in de zomer een aangenamere temperatuur wordt ervaren bij het instappen.
102
Afstandsbediening met
groot bereik
Hiermee kunt u de verwarming in het passagierscompartiment op afstand in- of uitschakelen.De afstandsbediening heeft een bereik van ongeveer 1 km in het open veld.
Aan
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk
ingeschakeld (het groene controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
Uit
► Als u deze toets ingedrukt houdt, wordt de verwarming onmiddellijk uitgeschakeld (het rode controlelampje gaat ter bevestiging kort branden).
NOTIC E
Het controlelampje in de afstandsbediening knippert gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het signaal niet heeft ontvangen. In dat gevalmoet u vanaf een andere plaats het commando herhalen.
Vervangen van de batterij
Het controlelampje in de afstandsbediening gaat oranje branden als de batterij bijna leeg is.Als het controlelampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
► Draai het kapje met een muntstuk los en vervang de batterij.
Gooi de batterijen van de afstandsbediening niet bij het gewone afval. Ze bevatten metalen die schadelijk zijn voor het milieu. Breng ze naar een speciaal inzamelpunt.
NOTIC E
Als het systeem wordt ingeschakeld met de afstandsbediening met een groot bereik, is de maximale verwarmingsduur ongeveer 45 minuten.
NOTIC E
De ventilatie wordt alleen ingeschakeld als de laadtoestand van de accu dat toelaat. De verwarming wordt ingeschakeld als: – de laadtoestand van de accu en het brandstofniveau toereikend zijn,– de motor sinds de vorige verwarmingscyclus een keer is gestart,– de periode tussen twee verwarmingsverzoeken ten minste 60 minuten is.
103
Ergonomie en comfort
3
WARNI NG
De programmeerbare verwarming werkt via de brandstoftank van de auto. Controleer vóór het gebruik of er voldoende brandstof in de tank aanwezig is. Als het minimumbrandstofniveau is bereikt, raden we u ten zeerste af de verwarming te gebruiken.
Schakel de extra verwarming altijd uit voordat u gaat tanken om brand- en explosiegevaar te voorkomen.
WARNI NG
Om het risico van vergiftiging of verstikking te vermijden, mag de programmeerbare verwarming niet worden gebruikt, ook niet voor korte perioden, in afgesloten ruimten zoals een garage of een werkplaats zonder een uitlaatgasafvoersysteem.Parkeer de auto niet op een brandbare ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier, enz.) - brandgevaar!
WARNI NG
Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm worden.Plaats nooit voorwerpen op deze oppervlakken en raak deze oppervlakken nooit aan - kans op brandwonden!
Afzonderlijke extra
verwarming
Afhankelijk van het land van verkoop is dit een aanvullend en onafhankelijk systeem dat het warmwatercircuit van de dieselmotor verwarmt ter verbetering van het comfort en om de temperatuur van de koude motor te verhogen. Het zorgt voor een betere ontwaseming en ontdooiing. Als de motor stationair draait of de auto stilstaat, is het normaal dat u een hoge fluittoon hoort, er wat rook wordt uitgestoten en u mogelijk een onaangename geur opmerkt.
De temperatuur in de buurt van het verwarmingssysteem mag niet hoger worden dan 120°C. Door een hogere temperatuur (bijvoorbeeld in een spuitcabine) kunnen de onderdelen van het elektronische circuit beschadigd raken.De extra verwarming werkt via de brandstoftank van de auto. Controleer of het waarschuwingslampje laag brandstofniveau niet brandt.
NOTIC E
Om het risico van vergiftiging of verstikking te vermijden, mag de extra verwarming niet worden gebruikt, ook niet voor korte perioden, in afgesloten ruimten zoals een garage of een werkplaats zonder een uitlaatgasafvoersysteem.
WARNI NG
Parkeer de auto niet op een brandbare ondergrond (bijvoorbeeld dor gras, gevallen bladeren, papier, enz.), anders kan er brand ontstaan.
NOTIC E
Laat de extra verwarming ten minste eens per jaar, aan het begin van de winter, nakijken.Neem voor onderhoud en reparaties contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
107
Verlichting en zichtbaarheid
4
Lichtschakelaar
Hoofdverlichting
Verlichting uit (contact UIT)Dagrijverlichting (draaiende motor)Automatisch inschakelen van de verlichting/dagrijverlichtingAlleen positielicht
Dimlicht of grootlicht
Overschakelen van dimlicht naar
grootlicht
► Trek de hendel naar u toe om over te schakelen van dimlicht naar grootlicht en terug.Trek, wanneer de verlichting is uitgeschakeld
of alleen het positielicht is ingeschakeld, de
hendel naar u toe om het grootlicht direct in te schakelen (lichtsignaal).
NOTIC E
Het branden van het desbetreffende controlelampje geeft aan dat de geselecteerde verlichting is ingeschakeld.
Zonder automatische
verlichting
Met automatische
verlichting
Mistlampen
Mistachterlicht
Dit werkt alleen als het positielicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren/naar achteren om het in of uit te schakelen.Wanneer de verlichting automatisch wordt uitgeschakeld (stand “AUTO”), blijven het mistachterlicht en het dimlicht branden.
Mistlampen voor/mistachterlicht
Werken wanneer het positielicht, dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
► Draai de ring naar voren:• eenmaal om de mistlampen voor in te schakelen,
• een tweede keer om het mistachterlicht in te schakelen.► Draai de ring in tegengestelde richting om de verlichting uit te schakelen.
111
Verlichting en zichtbaarheid
4
– als het stuurwiel niet ver genoeg wordt verdraaid;– bij een snelheid van meer dan 40 km/h;– wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
De instellingen van het systeem kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.
Automatic High
Beam-systeem
Wanneer de ring in de stand “AUTO” staat, schakelt dit systeem met behulp van een camera aan de bovenzijde van de voorruit automatisch tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van het omgevingslicht en de verkeersomstandigheden.
WARNI NG
Dit is een rijhulpsysteem.De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto, het gebruik van de voor de lichtsterkte van de omgeving, het zicht en het verkeer geëigende verlichting en het naleven van de verkeersregels.
NOTIC E
Het systeem is actief wanneer u sneller rijdt dan 25 km/h.Als de snelheid lager wordt dan 15 km/h, wordt het systeem gedeactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
Met/zonder audiosysteem
► Druk op deze toets om het systeem in of uit te schakelen.Als de functie wordt ingeschakeld, gaat het controlelampje in de toets branden.
Met touchscreen
De instellingen kunnen worden gewijzigd via het configuratiemenu van de auto.► Zet vervolgens de ring van de lichtschakelaar in de stand “AUTO” of “dimlicht/grootlicht”.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf de verlichting omschakelen.► Door een “lichtsignaal” te geven wordt de functie uitgeschakeld en schakelt het verlichtingssysteem over op de stand “automatische verlichting”:– Als de controlelampjes “AUTO” en “Dimlicht” branden, schakelt het systeem over op het grootlicht,– als de controlelampjes “AUTO” en “Grootlicht” branden, schakelt het systeem over op het dimlicht.► Schakel nogmaals handmatig tussen het dimlicht en grootlicht om de functie weer in te schakelen.
NOTIC E
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het systeem niet uitgeschakeld.De status van de functie wordt opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
11 3
Verlichting en zichtbaarheid
4
Sfeerverlichting interieur
De gedempte interieurverlichting verbetert het zicht in de auto als deze zich in een donkere omgeving bevindt.
Inschakelen
In het donker gaan de dakverlichting voor en panoramadakverlichting (indien uw auto hiermee is uitgerust) automatisch branden wanneer het positielicht wordt ingeschakeld.De sfeerverlichting gaat automatisch uit als het positielicht wordt uitgeschakeld.
Programmeren
Met audiosysteem of touchscreen
U kunt de sfeerverlichting in- en uitschakelen en de helderheid ervan instellen via het configuratiemenu van de auto.
Ruitenwisserschakelaar
NOTIC E
Verwijder sneeuw, ijs of rijp van de voorruit en rondom de ruitenwisserarmen en -bladen voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gebruikt.
WARNI NG
Gebruik de ruitenwissers niet op een droge voorruit. Controleer, voordat u bij extreem koud of warm weer de ruitenwissers inschakelt, of de ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de voorruit.
NOTIC E
Na het wassen in een wasstraat hoort u mogelijk tijdelijk abnormale geluiden en merkt u mogelijk dat de ruitenwissers minder goed werken. U hoeft de ruitenwisserbladen niet te vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers voor
► Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om de ruitenwissers op de gewenste snelheid te zetten.Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)Wissen op normale snelheid (matige regen)Wissen met intervallen (afhankelijk van de snelheid van de auto)
11 9
Veiligheid
5
WARNI NG
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezendersVoordat u een radiocommunicatiezender met externe antenne monteert, moet u bij een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige de technische gegevens van compatibele zenders opvragen (frequentie, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften), conform de Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/EG).
NOTIC E
Conformiteitsverklaringen voor audioapparatuurDe relevante certificaten vindt u op de website https://www.toyota-tech.eu/RED.
* Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk\
van de technische beperkingen van het systeem.
** In gebieden waar “Lokale noodoproep” operationeel is.
De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toyota.nl be\
kijken.
Alarmknipperlichten
► Als u op de rode toets drukt, gaan alle richtingaanwijzers tegelijkertijd knipperen.De alarmknipperlichten werken ook als het contact UIT is.
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop, afhankelijk van de mate van remvertraging, worden de alarmknipperlichten automatisch ingeschakeld. Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de alarmknipperlichten uit.Ze kunnen worden uitgeschakeld door nogmaals op de toets te drukken.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Lokale noodoproep (PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale.*.“Lokale noodoproep” lokaliseert onmiddellijk uw auto en brengt u in contact met de bevoegde hulpdiensten.**.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.Het controlelampje knippert als de voertuiggegevens worden verzonden en blijft vervolgens branden als de verbinding tot stand is gebracht.
120
WARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags zijn geactiveerd.
NOTIC E
“Lokale noodoproep” is een gratis service.
Werking systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje eerst rood en dan groen branden om vervolgens te doven: het systeem werkt correct.– Als het controlelampje rood blijft branden: storing in het systeem.– Als het controlelampje rood knippert: vervang de noodbatterij. In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
NOTIC E
GegevensverwerkingDe verwerking van persoonsgegevens door het “Lokale noodoproep”-systeem (PE112) voldoet volledig aan de regels voor de bescherming van persoonsgegevens die voortvloeien uit Verordening 2016/679 (AVG) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad, en is in het bijzonder bedoeld om de vitale belangen van de betrokkene te beschermen, conform artikel 6.1, paragraaf d van Verordening 2016/679.De verwerking van persoonsgegevens blijft strikt beperkt tot het beheer van het “Lokale noodoproep”-systeem dat gebruikmaakt van het speciale Europese noodnummer 112.Het “Lokale noodoproep”-systeem kan alleen de volgende gegevens met betrekking tot de auto verzamelen en verwerken: chassisnummer, type (personenauto of lichte bestelwagen), type brandstof of aandrijving, laatste drie locaties en rijrichting
en logbestand van de automatische activering van het systeem inclusief tijdstip van activering.De ontvangers van de verwerkte gegevens zijn de callcenters voor noodoproepen die hiervoor door de relevante nationale autoriteiten van het land waarin ze zich bevinden zijn aangewezen. Deze gegevens maken een voorrangsbehandeling van
112-noodoproepen mogelijk.
NOTIC E
GegevensopslagDe in het geheugen van het systeem opgeslagen gegevens zijn pas van buitenaf toegankelijk als een noodoproep wordt verzonden. Het systeem is niet te traceren en wordt tijdens de normale werking niet continu gemonitord. De gegevens in het interne geheugen van het systeem worden automatisch en continu gewist. Alleen de drie laatste locaties van de auto worden opgeslagen.Als een noodoproep wordt verzonden, worden de gegevens niet langer dan 13 uur bewaard.