167
Rijden
6
NOTIC E
Als niet aan alle voorwaarden wordt voldaan om de motor te kunnen starten, wordt een melding weergegeven op het instrumentenpaneel. In sommige omstandigheden moet u aan het stuurwiel draaien terwijl u de knop “START/STOP” ingedrukt houdt om de stuurkolom te ontgrendelen. Er wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
Met de mechanische sleutel/met de
sleutel met afstandsbediening
► Zet de auto stil.► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop) en verwijder hem uit het contact.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
NOTIC E
Zet de voorwielen in de rechtuitstand alvorens de motor uit te zetten. Dit vergemakkelijkt het ontgrendelen van het stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is geactiveerd, met name als de auto op een helling staat.
WARNI NG
Zet nooit het contact uit voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Als de motor uit wordt gezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou dan de controle over de auto kunnen verliezen.
NOTIC E
Verlaat om veiligheidsredenen de auto nooit, zelfs niet voor een korte tijd, zonder de afstandsbediening mee te nemen.
NOTIC E
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan namelijk storingen aan het contactslot veroorzaken.
Sleutel zit nog in het contact
NOTIC E
Bij het openen van het bestuurdersportier wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven, vergezeld van een geluidssignaal, om u eraan te herinneren dat de sleutel nog in het contact zit en in stand 1 (Stop) staat.
Als de sleutel in stand 2 (contact AAN) is blijven staan, wordt het contact na een uur automatisch UIT gezet.Draai de sleutel in stand 1 (Stop) en vervolgens weer in stand 2 (contact AAN) om het contact weer AAN te zetten.
Met Smart Entry & Start
► Zet de auto stil.► Druk op de knop “START/STOP” terwijl de afstandsbediening zich in het detectiegebied bevindt.De motor wordt uitgeschakeld en de stuurkolom wordt vergrendeld.
NOTIC E
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet uitgezet.
168
WARNI NG
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– gebruik alleen matten die geschikt zijn voor de bevestigingen die al aanwezig zijn in de auto. Deze bevestigingen moeten worden gebruikt;– Leg nooit twee matten op elkaar.Het gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan de bediening van de pedalen hinderen en de werking van de cruise control/snelheidsbegrenzer belemmeren.De door TOYOTA goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Starten/uitzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzeschakelaar moet in stand P zijn gezet.
► Houd bij gebruik van de mechanische sleutel of sleutel met afstandsbediening het rempedaal ingetrapt en zet het contact in stand 3.► Houd bij gebruik van het Smart Entry & Start-systeem het rempedaal ingetrapt en druk kort op de knop “START/STOP”.► Houd het rempedaal ingetrapt tot het controlelampje READY gaat branden in combinatie met een geluidssignaal om aan te
geven dat de auto klaar is om te rijden.
► Houd het rempedaal ingetrapt en selecteer stand D of R.► Laat het rempedaal los en geef gas.Bij het starten gaan de lampjes van het instrumentenpaneel even branden en maakt de naald van de vermogensmeter één slag om vervolgens weer terug te keren in de “neutrale” stand. De stuurkolom wordt automatisch ontgrendeld (hierbij kunt u een geluid horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Uitschakelen
► Draai bij gebruik van de mechanische sleutel of sleutel met afstandsbediening de sleutel volledig naar stand 1 (Stop).► Druk bij gebruik van het Smart Entry & Start-systeem op de knop “START/STOP”.Controleer voordat u uitstapt of:– De keuzeschakelaar in stand P staat.– Het controlelampje READY uit is.
NOTIC E
De keuzeschakelaar wordt automatisch in stand P gezet als de motor wordt uitgezet of als het bestuurdersportier wordt geopend.
NOTIC E
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl niet aan de vereiste voorwaarden voor het afzetten wordt voldaan, klinkt een geluidssignaal en wordt er een waarschuwingsmelding weergegeven.
Bijzonderheid met
betrekking tot Smart Entry &
Start
Het contact AAN zetten zonder de
motor te starten
Als de Smart Entry & Start elektronische sleutel van het systeem zich in de auto bevindt, wordt met een druk op de knop “START/STOP” het contact AAN gezet wanneer er geen pedalen zijn ingetrapt.► Druk nogmaals op deze knop om het contact uit te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Noodstartprocedure
Als de auto de elektronische sleutel niet herkent in het detectiegebied doordat de batterij van de afstandsbediening leeg is, kan de noodsleutellezer links achter het stuurwiel worden gebruikt om de auto te starten.
170
NOTIC E
Door het rempedaal in te trappen kan de handmatig bediende parkeerrem gemakkelijker worden geactiveerd en gedeactiveerd.
WARNI NG
Schakel bij een handgeschakelde transmissie een versnelling in en zet het contact UIT.
WARNI NG
Zet bij een automatische transmissie de keuzeschakelaar in stand P en zet vervolgens het contact UIT.
Elektrisch bedienbare
parkeerrem
Wanneer de automatische werking is geactiveerd, zorgt dit systeem ervoor dat de parkeerrem automatisch wordt aangetrokken bij het uitzetten van de motor en automatisch wordt vrijgezet bij het wegrijden.
Bij draaiende motor kunt u op elk moment:► Trek kort aan de hendel om de parkeerrem te activeren.► Druk kort op de hendel terwijl u het rempedaal intrapt om de parkeerrem te deactiveren.Standaard is de automatische werking geactiveerd.Deze automatische werking kan tijdelijk worden uitgeschakeld.
Controlelampje
Dit controlelampje gaat zowel op het instrumentenpaneel als op de hendel branden om te bevestigen dat de parkeerrem is geactiveerd, in combinatie met de weergave van de melding “Parkeerrem geactiveerd”.Het controlelampje gaat uit om te bevestigen dat de parkeerrem is gedeactiveerd, in combinatie met de weergave van de melding “Parkeerrem gedeactiveerd”.Het controlelampje knippert als reactie op een handmatig verzoek om de rem te activeren of deactiveren.
WARNI NG
In het geval van een lege accu werkt de elektrisch bedienbare parkeerrem niet. Handgeschakelde transmissie: beveilig als de parkeerrem niet is geactiveerd de auto tegen wegrollen door een versnelling in te schakelen.Automatische transmissie of keuzeschakelaar: beveilig als de parkeerrem niet is geactiveerd de auto tegen wegrollen door de meegeleverde wielblokken tegen een van de wielen te plaatsen.Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
171
Rijden
6
WARNI NG
Controleer voordat u de auto verlaat of de parkeerrem is geactiveerd: de controlelampjes van de parkeerrem op het instrumentenpaneel en op de hendel moeten allebei permanent branden.Als de parkeerrem niet is geactiveerd, klinkt een geluidssignaal en wordt een melding weergegeven als het bestuurdersportier wordt geopend.
WARNI NG
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter: ze zouden de parkeerrem kunnen deactiveren.
WARNI NG
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd terwijl hij zwaar beladen is of een aanhangwagen is aangekoppeldDraai bij een handgeschakelde transmissie de wielen richting de stoeprand en schakel een versnelling in.Draai bij een automatische transmissie of keuzeschakelaar de wielen richting de stoeprand en selecteer stand P.Als een aanhangwagen achter uw auto is gekoppeld, mag bij het parkeren het hellingspercentage niet hoger zijn dan 12%.
Handmatige bediening
Handmatig deactiveren
Contact AAN of draaiende motor:► Trap het rempedaal in.► Druk terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt de bedieningshendel kort in.
NOTIC E
Als u de bedieningshendel indrukt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de parkeerrem niet gedeactiveerd en wordt er een melding weergegeven.
Handmatig activeren
Bij stilstaande auto:► Trek kort aan de bedieningshendel.Het controlelampje van de bedieningshendel knippert om het verzoek tot activeren te bevestigen.
Automatische werking
Automatisch deactiveren
Controleer eerst of de motor draait en het bestuurdersportier is gesloten.De elektrisch bedienbare parkeerrem wordt automatisch geleidelijk gedeactiveerd bij het wegrijden.Handgeschakelde transmissie► Trap het koppelingspedaal volledig in en schakel de eerste versnelling of de achteruitversnelling in.► Trap het gaspedaal in en laat het koppelingspedaal opkomen.Automatische transmissie► Trap het rempedaal in.
► Selecteer stand D, M of R.► Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in.Met keuzeschakelaar► Trap het rempedaal in.► Selecteer stand D, B of R.► Laat het rempedaal los en trap het gaspedaal in.
172
NOTIC E
Als bij een auto met een automatische transmissie of keuzeschakelaar de parkeerrem niet automatisch wordt gedeactiveerd, controleer dan of de voorportieren goed gesloten zijn.
WARNI NG
Trap bij stilstaande auto en draaiende motor niet onnodig het gaspedaal in. De parkeerrem wordt mogelijk gedeactiveerd.
Automatisch activeren
Wanneer de auto stilstaat, wordt de parkeerrem automatisch aangetrokken als u de motor uitzet.
WARNI NG
Als de motor is afgeslagen of de STOP-stand van het Stop & Start-systeem is geactiveerd, wordt de parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
NOTIC E
In de automatische modus kan de parkeerrem te allen tijde met de hendel worden geactiveerd of gedeactiveerd.
Bijzonderheden
Stilzetten van de auto bij draaiende
motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende motor kort aan de bedieningshendel.
Parkeren van de auto met
gedeactiveerde parkeerrem
WARNI NG
Onder zeer koude weersomstandigheden (vorst) is het raadzaam de parkeerrem niet te gebruiken.Schakel om te voorkomen dat de auto wegrolt een versnelling in of plaats de wielblokken tegen een van de wielen.
NOTIC E
Bij een automatische transmissie of keuzeschakelaar wordt automatisch stand P geselecteerd als het contact UIT wordt gezet. Dit blokkeert de aangedreven wielen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het in de vrijloop zetten van de auto.
NOTIC E
Als bij een automatische transmissie of keuzeschakelaar stand N is geselecteerd, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier een geluidssignaal. Dit stopt zodra het bestuurdersportier weer wordt gesloten.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld bij zeer koud weer, bij het trekken van een aanhangwagen of bij slepen (in het geval van autopech), kan het noodzakelijk zijn om de automatische werking van het systeem uit te schakelen.
► Start de motor.► Gebruik de bedieningshendel om de parkeerrem te activeren als deze is gedeactiveerd.► Laat het rempedaal volledig los.
173
Rijden
6
► Houd de bedieningshendel 10 tot maximaal 15 seconden in de stand voor het deactiveren.► Laat de bedieningshendel los.► Trap het rempedaal in en houd het ingetrapt.► Houd de bedieningshendel gedurende 2 seconden in de stand voor het activeren.Dit controlelampje op het instrumentenpaneel gaat branden om het deactiveren van de automatische werking te bevestigen.► Laat de bedieningshendel en het rempedaal los.Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen handmatig met behulp van de bedieningshendel worden geactiveerd en gedeactiveerd.Herhaal deze procedure om de automatische werking weer in te schakelen (bevestigd door het doven van het controlelampje op het instrumentenpaneel).
Noodremfunctie
Als door het intrappen van het rempedaal niet effectief geremd kan worden of in uitzonderlijke
situaties (bijv. bestuurder onwel, rijassistentie), kan de auto worden afgeremd door langdurig aan de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem te trekken. Het remmen gaat door zolang aan de hendel getrokken wordt en stopt zodra de hendel wordt losgelaten.Het ABS- en DSC-systeem stabiliseren de auto wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing in de noodremfunctie, wordt de melding “Storing parkeerrem” weergegeven op het instrumentenpaneel.Bij een storing in het ABS- en DSC-systeem, aangegeven door het branden van een of beide waarschuwingslampjes op het instrumentenpaneel, kan de stabiliteit van de auto niet langer worden gegarandeerd.► Waarborg in dat geval de stabiliteit van de auto door herhaaldelijk aan de hendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem te trekken en deze weer los te laten totdat de auto volledig stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling even (ongeveer 2 seconden) op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.Het is alleen actief als:– de auto volledig stilstaat met het rempedaal ingetrapt,– aan bepaalde hellingcondities is voldaan,– het bestuurdersportier is gesloten.
WARNI NG
Verlaat de auto niet terwijl deze door de Hill Start Assist op zijn plaats wordt gehouden.Als u de auto moet verlaten terwijl de motor draait, activeer dan handmatig de parkeerrem. Controleer vervolgens of het controlelampje van de parkeerrem en het controlelampje P op de bedieningshendel van de elektrisch bedienbare parkeerrem permanent branden.
WARNI NG
De Hill Start Assist-functie kan niet worden uitgeschakeld. Maar gebruik van de parkeerrem om de auto vast te zetten onderbreekt de werking ervan.
178
Kruipfunctie (rijden zonder
gasgeven)
Deze functie vergemakkelijkt het rijden en manoeuvreren op lage snelheid (inparkeren, file rijden, enz.).Als de motor stationair draait, de parkeerrem is gedeactiveerd en stand D, M of R is geselecteerd, zet de auto zich langzaam in beweging zodra u het rempedaal loslaat (zelfs zonder dat u het gaspedaal intrapt).
WARNI NG
Laat om veiligheidsredenen de auto nooit met draaiende motor en gesloten portieren achter.
Handmatige bediening
► Druk, terwijl de keuzeschakelaar in stand D staat, op toets M om sequentieel te schakelen tussen de zes of acht versnellingen.Het controlelampje van de toets gaat branden.► Bedien de paddle shift-schakelaars “+” of “-” aan de stuurkolom. M verschijnt en de achtereenvolgend ingeschakelde versnellingen worden weergegeven op het instrumentenpaneel.► U kunt op elk moment terugkeren naar automatisch schakelen door nogmaals op toets M te drukken.Het controlelampje van de toets gaat uit.
NOTIC E
Bij handmatig schakelen is het niet noodzakelijk om bij het schakelen het gaspedaal los te laten.
NOTIC E
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan.
NOTIC E
Bij een te laag of te hoog toerental knippert de geselecteerde versnelling enkele seconden waarna de werkelijk ingeschakelde versnelling wordt weergegeven.Als de auto stopt of langzaam rijdt, selecteert de transmissie automatisch versnelling M1.
NOTIC E
Om de remmen te ontzien is het tijdens een steile afdaling raadzaam om af te remmen op de motor (schakel terug of blijf in een lage versnelling rijden).Langdurig onafgebroken remmen kan leiden tot oververhitting van de remmen waardoor het remsysteem beschadigd of buiten werking kan raken.Rem alleen als dit noodzakelijk is om snelheid te minderen of te stoppen.
NOTIC E
Op bepaalde wegen (bijvoorbeeld een bergweg) is het raadzaam handmatig te schakelen.Het automatische schakelprogramma werkt onder zulke omstandigheden niet optimaal en biedt geen mogelijkheid om op de motor af te remmen.
Ongeldige waarde bij
handmatig schakelen
Dit symbool wordt weergegeven wanneer een versnelling niet goed is ingeschakeld (de keuzeschakelaar bevindt zich tussen twee standen in).► Zet de keuzeschakelaar “goed” in de gewenste stand.
179
Rijden
6
De auto parkeren
Selecteer voordat u de motor uitzet stand P en activeer vervolgens de parkeerrem om de auto op zijn plaats te houden, tenzij de automatische stand van de parkeerrem is ingeschakeld (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem).Controleer of stand P is ingeschakeld en of de elektrisch bedienbare parkeerrem automatisch is geactiveerd. Activeer de parkeerrem handmatig als dat niet het geval is.De desbetreffende lampjes van de keuzeschakelaar en de parkeerremhendel en op het instrumentenpaneel moeten branden.
NOTIC E
U kunt bij het selecteren van stand P een zwaar punt voelen.Als de keuzeschakelaar niet in stand P staat, klinkt bij het openen van het bestuurdersportier of ongeveer 45 seconden na het UIT zetten van het contact een geluidssignaal en wordt er een melding weergegeven.► Zet de keuzeschakelaar in stand P; het geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
WARNI NG
Wanneer u met een zwaar beladen auto parkeert op een steile helling, trap dan het rempedaal in, selecteer stand P, activeer de parkeerrem (tenzij deze in de automatische stand staat (uitvoeringen met een elektrisch bedienbare parkeerrem)) en laat vervolgens het rempedaal los.
WARNI NG
Controleer voordat u uitstapt altijd of de keuzeschakelaar in stand P staat.
Storing
Wanneer het contact AAN staat, wordt er een melding weergegeven op het instrumentenpaneel om aan te geven dat er een storing aanwezig is in de transmissie.In dat geval schakelt de transmissie over naar een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. Mogelijk voelt u dan een flinke schok bij het schakelen van stand P naar stand R en van stand N naar R. Dit is niet schadelijk voor de transmissie.Rijd niet harder dan 100 km/h en houd rekening met de plaatselijke snelheidslimieten.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WARNI NG
Er bestaat kans op schade aan de transmissie:– Als het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt.– Als bij een lege of defecte accu de
selectiehendel geforceerd vanuit stand P in een andere stand wordt gezet.
W ARNI NG
Het aanduwen van de auto om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.