Page 145 of 324
143
Veiligheid
5Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Combi, Business, Active
Zitrij 2 Met tweezitsbank op zitrij 1
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-UF
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-UF
Met individuele stoelen op zitrij 1
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-U
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-U
Combi, Business, Active
Zitrij 3
Vaste eendelige bank, buitenste
zitplaatsen en middelste zitplaats (b) i-U (c)
Stoel en bank, buitenste zitplaatsen
en middelste zitplaats (b) i-U (c)
Page 146 of 324

144
Veiligheid
Zitplaatsi-Size-bevestigingssysteem
Allure, Business VIP
2e en 3e zitrij
Achterzitplaatsen met stoel en bank i-U (c)
Achterzitplaatsen met 2 individuele
stoelen Geen i-Size
Achterzitplaatsen met 1 individuele
stoel Geen i-Size
i-U: Geschikt voor "Universele" i-Size-kinderzitjes met het gezicht in de rij\
richting en de rug in de rijrichting.
i-UF: Alleen geschikt voor "universele" i-Size-kinderzitjes met het gezicht in\
de rijrichting.
(a) Raadpleeg de wettelijke bepalingen van het land waar u rijdt voordat u e\
en kinderzitje op deze plaats bevestigt.
(b) Als een kinderzitje op de middelste zitplaats is bevestigd, kunnen de bu\
itenste zitplaatsen niet worden gebruikt.
(c) De zitplaats op rij 2 kan niet worden gebruikt wanneer er een i-Size-kin\
derzitje direct achter is geplaatst.
Mechanische
kinderbeveiliging
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderbeveiliging om het openen van binnenuit
te verhinderen.
Vergrendelen/ontgrendelen
► Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur
omhoog om deze te vergrendelen en omlaag
om deze te ontgrendelen.
Page 147 of 324

145
Veiligheid
5Elektrisch kinderslot
Het elektrische kinderslot, dat
met een toets voorin kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de
deuren achter (schuifdeur(en),
achterdeuren of achterklep
(afhankelijk van de uitvoering))
van binnenuit worden geopend.
Deze functie voorkomt dat de achterdeuren
kunnen worden geopend met de
binnenhandgrepen en dat de elektrische
achterruiten kunnen worden bediend.
Activeren/Deactiveren
► Druk met het contact ingeschakeld op
deze toets om de kinderbeveiliging in of uit te
schakelen.
Er wordt een melding weergegeven, om het
in- en uitschakelen van de kinderbeveiliging te
bevestigen.
Als het controlelampje brandt, is de
kinderbeveiliging ingeschakeld.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld.
Als het controlelampje een andere status aangeeft, wijst dit op een storing in de
elektrische kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de kinderbeveiliging is ingeschakeld, kunnen de deuren nog altijd van buitenaf
worden geopend.
Dit systeem werkt onafhankelijk van de
centrale vergrendeling; gebruik het nooit
in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van het contact
altijd de stand van de kinderbeveiliging.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor
een korte periode, altijd de sleutel mee.
Bij een ernstige aanrijding wordt de
elektrische kinderbeveiliging automatisch
uitgeschakeld, zodat de achterpassagiers de
auto kunnen verlaten.
Kinderslot op de zijruiten
achter
Met dit mechanische systeem
kan het openen van de zijruit
links en/of rechts achter worden
voorkomen.
► Het systeem wordt vergrendeld/ontgrendeld
met de sleutel in de afstandsbediening of
de reservesleutel van het Keyless entry and
start-systeem.
Page 148 of 324

146
Rijden
Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Let goed op uw omgeving en houd uw
handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld afstellingen) altijd uit terwijl de auto
stilstaat.
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke 2 uur
pauze te nemen.
V
oor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij het
gebruik van de auto:
Manoeuvreer voorzichtig en met lage
snelheid
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich
halverwege de hoogte van de auto geen
obstakels naast de auto bevinden.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name
of er zich geen hoog geplaatste obstakels achter
de auto bevinden.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Rijd voorzichtig met de auto
Neem bochten met lage snelheid.
Houd rekening met een langere remweg, met
name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Onderhoud
Pomp de banden op tot de minimale
bandenspanning die op de sticker is aangegeven
of 0,2 tot 0,3 bar extra voor lange ritten.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat de motor bij zeer winterse
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk
voor de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren
enz).Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten van de
motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter.Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, schakel
de parkeerrem in en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, de versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Als u toch over een overstroomde weg moet
rijden:
► Controleer of het water nergens meer dan
15 cm diep is en houd daarbij rekening met de
golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers.
► Schakel de functie Stop & Start uit.
► Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10 km/h.
► Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Page 149 of 324

147
Rijden
6► Controleer of het water nergens meer dan
15 cm diep is en houd daarbij rekening met de
golven die kunnen worden veroorzaakt door
andere gebruikers.
►
Schakel de functie Stop & Start uit.
►
Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h.
►
Zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter
u hebt gelaten, rem dan meerdere keren licht
af zodra de verkeerssituatie dat toelaat om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met een PEUGEOT
-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen
geluid; daarom moet de bestuurder extra goed
opletten.
Bij snelheden tot 30 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw auto eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij
De ventilator gaat tijdens het laden
aan om de geïntegreerde lader en de
tractiebatterij te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen
die bij een elektrische auto horen. Deze geluiden
zijn bijvoorbeeld:
–
Het relais van de tractiebatterij bij het starten.
–
De vacuümpomp bij het remmen.
–
Afrolgeluiden van de banden of windgeruis
tijdens het rijden.
–
Schokkende en kloppende geluiden bij het
wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger
rijdt, wordt de auto zwaarder belast en
moet u extra voorzichtig zijn.
Overschrijd nooit het maximaal
toegestane aanhangergewicht.
Op hoogte: verlaag het maximale
aanhangergewicht met 10% voor elke extra
1000 meter; door de lagere luchtdichtheid op
grote hoogte nemen de motorprestaties af.
Nieuwe auto: gebruik de auto pas om
een aanhanger te trekken als deze
minstens 1000 kilometer heeft gereden.
Als de buitentemperatuur hoog is, raden wij u aan om de motor 1 tot 2 minuten
stationair te laten draaien voordat u de motor
afzet, zodat de motor sneller kan afkoelen.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u met de auto een aanhanger sleept
terwijl u een helling op rijdt, dan stijgt de
temperatuur van de koelvloeistof. Het maximale
aanhangergewicht is afhankelijk van het
hellingspercentage en de buitentemperatuur. Het
Page 150 of 324

148
Rijden
koelvermogen van de ventilator neemt niet toe
met het motortoerental.
►
V
erlaag de snelheid en het motortoerental
zodat er minder warmte wordt gegenereerd.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor af.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de
remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Vergeet niet dat de auto tijdens het slepen meer
last heeft van de wind.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met
een specifieke code aangebracht. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering. Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem het
motormanagementsysteem om te voorkomen
dat de motor na een eventuele inbraak in de
auto gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Zet bij een
handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand, trap het koppelingspedaal volledig
in en houd het pedaal ingetrapt totdat de motor
start.
►
Zet bij een automatische transmissie de
keuzeschakelaar van de transmissie in stand P
en trap het rempedaal in.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop.
2. Stand Contact AAN.
3. Stand Starten.
►
Steek de sleutel in het contactslot. Het
systeem herkent de code van de startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
Onder bepaalde omstandigheden moet u
veel kracht uitoefenen om het stuurwiel
te kunnen draaien (bijvoorbeeld als de auto
met de wielen tegen het trottoir staat).
►
Draai de sleutel in de stand 2
(contact aan)
om de motor te laten voorgloeien.
► Activeer, zodra dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel is gedoofd, de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen; geef daarbij
Page 151 of 324

149
Rijden
6geen gas. Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Het lampje gaat niet branden als de
motor al op bedrijfstemperatuur is.Bij
sommige weersomstandigheden wordt
aanbevolen de volgende voorschriften te
volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
W
acht onder winterse omstandigheden na
het aanzetten van het contact met starten tot
het verklikkerlampje voorgloeien uit is.
–
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) de motor gedurende 4 minuten
stationair draaien alvorens weg te rijden.
Deze handelswijze komt de goede werking
en de duurzaamheid van de mechanische
onderdelen van de auto, motor en
versnellingsbak ten goede.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden alvorens opnieuw
te starten. Als de motor ook na een aantal
pogingen niet aanslaat, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in het detectiegebied.
► Druk op de knop " ST ART/STOP".
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor start
vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd meteen
weg zonder de motor veel toeren te laten
maken.
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. Wacht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23 °C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto
(motor en versnellingsbak) goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Als, bij een auto met dieselmotor, de temperatuur
onder nul is, start de motor alleen wanneer
het waarschuwingslampje voor het
voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingetrapt houden totdat het
lampje dooft. Druk niet nogmaals op de toets
"START/STOP" voordat de motor draait.
De afstandsbediening van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich
binnen het detectiegebied bevinden.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Page 152 of 324

150
Rijden
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Beveilig de auto tegen wegrollen.
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Zet de auto stil.
► Druk op de toets " START/STOP" terwijl de
afstandsbediening zich in het detectiegebied
bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De keuzehendel moet in stand P staan.
► Wanneer u een gewone sleutel of de sleutel
met afstandsbediening gebruikt, trap het
rempedaal in en draai de sleutel naar stand 3.
► Wanneer u Keyless entry and start gebruikt,
trap het rempedaal in en druk kort op de toets
"START/STOP".
► Houd uw voet op het rempedaal totdat
het lampje READY gaat branden en u een
geluidssignaal hoort om aan te geven dat u met
de auto kunt gaan rijden.
► Trap het rempedaal in en selecteer stand D
of R.
► Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden, slaat de naald van
de vermogensmeter één keer volledig uit en gaat
dan naar de neutraalstand. De stuurkolom wordt
automatisch ontgrendeld (u kunt een geluid
horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Wanneer u een gewone sleutel of sleutel met
afstandsbediening. gebruikt, draai de sleutel
helemaal in stand 1 (Stop).
► Als u Keyless entry and start gebruikt, druk
op de toets "START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
– De transmissie in stand P staat.