74
Rijden
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de afstandsbediening
andere apparaten bevinden die in hetzelfde
frequentiegebied werken (mobiele telefoons,
alarmsystemen van gebouwen), kan de werking
van de afstandsbediening tijdelijk verstoord
worden.
De afstandsbediening werkt niet als de sleutel in
het contact zit, ook niet als het contact is afgezet.
Dit geldt niet voor het opnieuw synchroniseren.
Het rijden met vergrendelde portieren kan in noodgevallen de toegang tot het interieur
voor de hulpdiensten bemoeilijken.
Neem uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor korte
duur.
Let er bij het aanschaffen van een tweedehands auto op dat:
–
u in het bezit bent van een codekaart,
–
uw sleutels door het PEUGEOT
-netwerk in
het elektronische geheugen worden opgeslagen,
zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw bezit
zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto
kan worden gestart.
Codekaart
De codekaart wordt u bij aflevering van de auto
samen met de twee sleutels overhandigd.
Op deze kaart staat de identificatiecode die het
-netwerk nodig heeft bij PEUGEOT werkzaamheden
aan de elektronische startblokkering. De code
is afgedekt, verwijder de film alleen als dit strikt
noodzakelijk is.
Bewaar de codekaart op een veilige plaats buiten
de auto.
Neem de codekaart mee wanneer u een verre
reis maakt en bewaar de kaart bij uw persoonlijke
documenten.
Starten - afzetten van de
motor
Contactslot
Strand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet.
Stand MAR: contact aan.
Verschillende accessoires functioneren.
Stand AV V (Avviemento): startmotor.
De startmotor wordt in werking gezet.
Hang geen zware voorwerpen aan de sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
89
Rijden
6Opnieuw inschakelen
► Druk op de toets (2) nadat de snelheidsregelaar
is uitgeschakeld. Er wordt een melding op het
display van het instrumentenpaneel weergegeven
om aan te geven dat de functie weer is
ingeschakeld.
De auto neemt de laatst ingestelde snelheid weer
aan.
U kunt de procedure "eerste keer activeren" ook
herhalen.
Ingestelde snelheid wijzigen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manieren
verhogen:
Zonder het gaspedaal te bedienen:
►
Beweeg de knop (+) omhoog.
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/u te
verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen
van 5 km/u te verhogen.
Met behulp van het gaspedaal:
►
T
rap het gaspedaal in totdat de gewenste
snelheid is bereikt.
►
Beweeg de knop omhoog (-) of omlaag (+).
De ingestelde snelheid verlagen:
►
Beweeg de knop (-) omlaag.
Druk de toets kort in om de snelheid met 1 km/u te
verlagen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in stappen
van 5 km/u te verlagen.
Uitschakelen van de functie
► Zet de ring in de middelste stand ( O) of zet het
contact af om het systeem te stoppen.
De ingestelde snelheden worden uit het geheugen
gewist als het voertuig stopt en het contact wordt
afgezet.
Storing
Bij een storing stopt de functie met werken en gaat het controlelampje uit.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Lane Departure Warning
System
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem registreert wanneer de bestuurder
onbedoeld een rijstrookmarkering (doorgetrokken of
onderbroken streep) overschrijdt.
Bovenaan de voorruit is in het midden een camera
geplaatst; deze camera houdt de weg in de gaten en
ziet rijstrookmarkeringslijnen en de positie van het
voertuig ten opzichte van deze lijnen.
Bij een rijsnelheid hoger dan 60 km/h wordt er een
alarm gegeven als het voertuig van zijn koers afwijkt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
hoofdwegen.
Wanneer de voorruit is beschadigd, raden wij u
aan om contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats om de camera
eventueel te laten vervangen en/of kalibreren.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld als de
auto wordt gestart.
Deze twee verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel gaan branden
om aan te geven dat het systeem controleert of aan
de werkingsvoorwaarden wordt voldaan.
99
Praktische informatie
7
Brandstof
De inhoud van de brandstoftank bedraagt ongeveer
90 liter.
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar met een
inhoud van 60 en 120 liter, afhankelijk van de
motoruitvoering.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau E (Empty)
is bereikt, gaat dit verklikkerlampje branden.
Afhankelijk van de inhoud van de brandstoftank en
de motoruitvoering bevat de tank nog ongeveer 10
of 12 liter brandstof.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Tanken
Het tanken altijd met afgezette motor.
► Open de brandstofvulklep.
►
Houd de zwarte vulklep met een hand.
►
Steek de sleutel met de andere hand erin en
draai deze linksom.
► Verwijder de zwarte vuldop en bevestig deze aan
de haak aan de binnenzijde van de brandstofvulklep.
Een sticker aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep geeft aan welke brandstof u moet
tanken.
Laat het vulpistool maximaal een 3
de keer afslaan,
aangezien er anders storingen kunnen optreden.
►
V
ergrendel de zwarte vuldop na het tanken en
sluit de vulklep.
Tank met het Stop & Start-systeem nooit terwijl de motor in de STOP-stand staat; zet
dan altijd het contact af met de sleutel.
Brandstofsysteem
onderbroken
Bij een botsing zorgt een voorziening ervoor dat de
brandstoftoevoer naar de motor en de voeding van
het voertuig automatisch worden onderbroken.
De alarmknipperlichten en de interieurverlichting
gaan branden, en de portieren worden ontgrendeld.
Als de toevoer en voeding na de botsing weer moeten worden hersteld, moet u eerst
op brandstoflekkage en vonken controleren om
ervoor te zorgen dat er geen brand ontstaat.
► Herstel de brandstoftoevoer door op de eerste
knop rechtsvoor te drukken.
► Druk vervolgens op de tweede knop in het
accucompartiment onder de vloer (minibus) om de
voeding te herstellen.
122
In geval van pech
► Koppel de slang (I) los en sluit deze direct
aan op het bandventiel; de patroon wordt dan op
de compressor aangesloten en er wordt geen
afdichtmiddel ingespoten.
Als de band leeg moet, sluit de slang (I ) aan op het
bandventiel en druk op de gele knop in het midden
van de schakelaar op de compressor.
De patroon vervangen
Ga als volgt te werk om de patroon met
afdichtmiddel te vervangen:
►
Sluit de slang
(I) aan.
►
Draai
de oude patroon linksom en trek deze eruit.
►
Plaats de nieuwe patroon en draai deze
rechtsom.
►
Sluit de slang
(I) en de leiding (B ) weer in positie
aan.
De patroon bevat ethyleenglycol, wat bij inslikken schadelijk is en de ogen irriteert.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Gooi de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Reservewiel
Parkeren
► Parkeer het voertuig op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
►
Op een hellende of hobbelige weg moet u
een voorwerp achter de wielen plaatsen om ze te
blokkeren.
►
Schakel bij een voertuig met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in en zet vervolgens het contact af om de
wielen te blokkeren. ►
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
controlelampje op het instrumentenpaneel brandt.
►
U moet ervoor zorgen dat alle inzittenden het
voertuig hebben verlaten en dat ze op een veilige
plek staan.
►
Doe een veiligheidshesje aan en geef aan dat
het voertuig niet verder kan rijden met de wettelijk
verplichte maatregelen in het land waar u rijdt (zoals
de gevarendriehoek en/of alarmknipperlichten).
►
Haal het gereedschap eruit.
Speciale functie met pneumatische
ophanging
Wanneer uw voertuig is uitgerust met deze functie,
kunt u de hefmodus voor het voertuig activeren
voordat u het voertuig met een krik opheft.
Bij voertuigen met het stuur rechts bevinden de
toetsen zich rechts van het stuurwiel.
►
Druk met het contact ingeschakeld minstens 5
seconden tegelijkertijd op beide toetsen 1 en 2.
134
In geval van pech
► Draai de 6 bevestigingsschroeven voor de
toegangsklep los.
►
Zet de toegangsklep omhoog en verwijder deze
volledig.
De accu loskoppelen
► Kantel de hendel ( 1) omlaag om de klemmen los
te halen.
►
V
erwijder de klemmen (2 ) uit de minklem (-).
Wacht ongeveer 6 minuten na het afzetten
van het contact voordat u de accu
loskoppelt.
Maak de accuklemmen niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accuklemmen
eerst los te koppelen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt.
Als de accukabels weer zijn aangesloten, moet u het
contact aanzetten en vervolgens 1 minuut wachten
voordat u de motor start, zodat de elektronische
systemen kunnen worden geïnitialiseerd. Wanneer
er zich na deze handeling kleine storingen blijven
voordoen, neem dan contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
We raden aan om de klem (-) van de accu los te koppelen als het voertuig langer dan
een maand niet wordt gebruikt.
De beschrijving voor de laadprocedure voor de
accu is slechts indicatief.
Als de accu langere tijd losgekoppeld is geweest,
moet u de volgende functies mogelijk nieuw
opstarten:
–
de displayparameters (datum, tijd, taal, afstand en
temperatuureenheden);
–
de zenders van het audiosysteem;
–
de centrale vergrendeling.
Sommige instellingen worden geannuleerd en
moeten opnieuw worden ingevoerd; neem contact
op met een PEUGEOT-dealer.
Als het voertuig is voorzien van een tachograaf of
alarm, dan raden wij aan om de minklem (-) van
de accu (links onder de vloer in de cabine) los te
koppelen als het voertuig langer dan 5 dagen niet
wordt gebruikt.
183
Audio- en telematicasysteem op het touchscreen
12– Display list of commands (Een lijst met
commando's weergeven).
–
Geef suggesties voor verschillende opties weer
tijdens een spraaksessie.
Clock and Date (Tijd en datum)
–
T
ime setting and format (Tijd en formaat
instellen).
–
De tijd instellen.
–
Display time mode
(Tijd weergeven).
–
Activeer of deactiveer de weergave van de digitale
klok op de statusbalk.
–
Synchro time
(Tijd synchroniseren).
–
Activeer of deactiveer de automatische
tijdweergave.
–
Date setting
(Datum instellen).
–
De datum instellen.
Safety/Assistance
(Veiligheid / Assistentie)
–
Reversing camera
(Achteruitrijcamera).
–
T
oont de achteruitrijcamera in de
achteruitversnelling.
–
Camera delay
(Vertraging camera).
–
Laat het beeld van de achteruitrijcamera
maximaal 10 seconden of tot een snelheid van 18
km/h zien.
Lighting (Verlichting)
–
Daytime running lamps
(Dagrijverlichting).
–
Activeer of deactiveer de automatische verlichting
van de koplampen bij het starten.
Doors & locking (Portieren en vergrendeling)
–
Autoclose
(Automatisch sluiten).
–
Activeer of deactiveer het automatisch
vergrendelen van de portieren wanneer het voertuig
rijdt. Audio
–
Equalizer .
–
Stel de lage, middelhoge en hoge tonen in.
–
Balance/Fade
(Balans/fader).
–
Stel de balans van de luidsprekers voor en achter
,
en links en rechts in.
–
Druk op de toets in het midden van de pijlen voor
een evenwichtige instelling.
–
V
olume/Speed (Volume/Snelheid).
–
Selecteer de gewenste parameter; de optie wordt
gemarkeerd weergegeven.
–
V
olume.
–
Optimaliseer de kwaliteit van de audio bij laag
volume.
–
Automatic radio
(Automatische radio).
–
Stel de radio in bij het opstarten of gebruik de
laatste instelling toen de contactsleutel in STOP
werd gezet.
–
Radio switch-off delay
(Vertraging uitschakeling
radio).
–
Stel de parameter in.
–
AUX vol. Setting
(Volume-instelling AUX).
–
Stel de parameters in.
T
elephone (Telefoon)/Bluetooth
®
– Connected tels (Verbonden telefoons).
– Start de Bluetooth®-verbinding van het
geselecteerde mobiele apparaat.
–
V
erwijder het geselecteerde apparaat.
–
Sla het geselecteerde mobiele apparaat op in de
favorieten.
–
Stel de parameters in.
–
Apparaat toevoegen
.
–
V
oeg een nieuw mobiel apparaat toe.
– Verbonden audio.
– Maak alleen verbinding met het mobiele apparaat
voor audio.
Radio-instelling
–
DAB-meldingen
.
–
Activeer of deactiveer meldingen.
–
Activeer of deactiveer de opties:
Alarm,
Aankondiging evenement, Nieuws aandelenmarkt,
Nieuws, Programma-informatie, Speciaal
evenement, Sportberichten, Info over openbaar
vervoer. Alarmmeldingen, Weerbericht.
Instellingen herstellen
Herstel de standaardinstellingen van het scherm, de
klok, het geluid en de radio.
Persoonsgegevens verwijderen
Verwijder persoonsgegevens, Bluetooth
®-apparaten
en vooraf ingestelde instellingen.
Gesproken commando's
Informatie - het systeem
gebruiken
U kunt het systeem in plaats van met de toetsen van het scherm ook bedienen via
gesproken commando's.
Neem de volgende aanwijzingen in acht om ervoor te zorgen dat het systeem uw
gesproken commando's altijd herkent:
–
spreek op een normale manier
,
193
Trefwoordenregister
12V-accu 114–115, 133
A
Aanhangergewichten 138
Aansteker
49
ABS
58
Accessoires
57
Accu
75
Achteruitrijcamera
83
Actieradius AdBlue®
14–15, 114
Active Safety Brake
93–95
AdBlue®
117
AdBlue® bijvullen
118
AdBlue®-reservoir
118
Afmetingen
144
Afstandsbediening
24
AFU
58
Airbags
64–66
Airbags vóór
64
Airconditioning
36
Airconditioning, extra
40–41
Airconditioning (handbediend)
37
Alarmknipperlichten
57
Alarmsysteem
29
Antiblokkeersysteem (ABS)
58
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
58–59
Armleuning vóór
32
ASR
58
Audiokabel
167, 176
Audiosysteem
165
Audio-telematicasysteem met
touchscreen
172, 187
Autogegevens
182, 190
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
37
Automatische ruitenwissers
55
Automatisch noodremsysteem
93–95
AUX-aansluiting
167, 176
Aux-aansluitingen
44–46
B
Banden 117
Banden oppompen
117
Bandenspanning
117
Bandenspanning te laag (detectie)
80, 82
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
165, 173
Bijvullen AdBlue®
114, 118
Binnenspiegel
8
BlueHDi
14, 114
Bluetooth (handsfree set)
168, 181
Bluetooth (telefoon)
168, 181
Boordcomputer
22
Boordgereedschap
122–127
Brandstof
6, 100
Brandstofniveaumeter
99
Brandstoftank
99
Brandstof tanken
99
Brandstofverbruik
6
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
99
Buitenspiegels 35, 92
C
Carrosserie 120
Carrosserie-onderhoud
120
CCS (Combined Charging System)
105
CD
176
CD MP3
176
Claxon
58
Cockpit
4
Configuratie van de auto
15, 21
Controlelampjes
9
Controlepaneel
102
Controles
114–116
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
175
Dagrijverlichting
52
Dashboard
4
Dashboardkastje
44–46
Datum instellen
22
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
80, 82
Dieselfilter
11 6
Dieselmotor
100, 111, 139
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting)
175