Page 57 of 292

55
Ergonomie en comfort
3Rijd niet te lang met de ventilatie uitgeschakeld of terwijl de luchtrecirculatie in
het interieur langere tijd is ingeschakeld. Kans op
beslaan en verslechtering van de luchtkwaliteit!
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur
hoog is opgelopen, is het raadzaam om het
interieur even te ventileren.
Zorg ervoor dat de luchttoevoer hoog genoeg
is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed
wordt ververst.
Bij condensvorming door gebruik van de airconditioning kan er water onder uit de
auto lekken. Dit is volkomen normaal.
Onderhoud van het ventilatie- en airconditioningssysteem
►
Controleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
We raden aan om een samengesteld
interieurfilter te gebruiken. Het speciale actieve
additief biedt bescherming tegen vervuilende
gassen en onaangename geuren.
►
V
oor een juiste werking van het
airconditioningssysteem moet u het laten
controleren volgens de aanbevelingen in het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Stop & Start De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als de
motor draait.
Schakel het Stop & Start-systeem tijdelijk uit om
een comfortabele temperatuur in het interieur te
behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het
Stop & Start-systeem.
Eco rijstandDe selectie van deze stand optimaliseert het
brandstofverbruik, maar beperkt het gebruik van
de verwarming en de airconditioning zonder deze
echter uit te schakelen.
Plug-in hybrideauto's Intensief gebruik van de airconditioning
beperkt de actieradius van de auto in de
elektrische modus.
Ventilatie bij aangezet contact
Bij aangezet contact kunt u het ventilatiesysteem
gebruiken om de luchtstroom (2 ) en de
luchtverdeling (3 ) gedurende een bepaalde tijd in het
interieur te regelen. Deze tijd is afhankelijk van de
laadtoestand van de accu.
Deze functie geldt niet voor de airconditioning.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
Bij dit systeem wordt het airconditioningssysteem
automatisch ingeschakeld en worden de
temperatuur, luchtstroom en luchtverdeling in het
interieur automatisch geregeld.
De airconditioning werkt als de motor draait, maar
de ventilatie en bedieningsfuncties werken ook bij
aangezet contact.
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer te geven.
Page 58 of 292

56
Ergonomie en comfort
1. Temperatuurregeling
2. Regeling luchtstroom
3. Regeling luchtverdeling
4. Airconditioning aan / uit
5. Automatisch comfortprogramma aan/uit
6. Maximale airco
7. Toegang tot de tweede pagina
8. Centrale regeling / gescheiden regeling
9. Selectie van de instelling voor het automatische
comfortprogramma (Soft/Normal/Fast)
10. Functie "Air Quality System" (AQS) (afhankelijk
van de uitvoering)
11 . Voorverwarming / -koeling interieur (afhankelijk
van de uitvoering)
12. Automatisch programma Zicht
13. Luchtrecirculatie in het interieur
14. Systeem uitschakelen
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
►
Druk op een van de toetsen
1 om de waarde te
verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen
links en rechts niet meer dan 3°C te laten bedragen.
Automatisch comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
►
Druk op toets
5 om de automatische stand van
het airconditioningssysteem in of uit te schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES
een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
–
Soft
: voor een aangename en stille werking door
de luchtopbrengst te beperken.
–
Normal
: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
– Fast : voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Om de huidige instelling te wijzigen (aangegeven
door het desbetreffende lampje) drukt u meerdere
keren op toets 9 tot de gewenste instelling wordt
weergegeven.
Gebruik de instellingen "Normal" en "Fast" om het
comfort te waarborgen van de passagiers achterin.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar wanneer
de stand AUTO wordt uitgeschakeld, blijft het lampje
voor de geselecteerde instelling branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe totdat de gewenste comfortwaarde is bereikt, om
de toevoer van koude lucht in de auto bij koud
weer en een koude motor te beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen
veel lager of hoger is dan de ingestelde
comfortwaarde, heeft het geen zin om de
ingestelde waarde te wijzigen om de gewenste
temperatuur sneller te bereiken. Het systeem
corrigeert het temperatuurverschil automatisch
en zo snel mogelijk.
Functie "Air Quality System"
(AQS)
Met behulp van een luchtkwaliteitssensor schakelt
deze functie automatisch de recirculatie van de
interieurlucht in als een bepaalde grenswaarde voor
de vervuiling van de buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes
te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager
is dan 5 °C, om te voorkomen dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de
secundaire pagina te openen met de toets “OPTIES"
en vervolgens op toets 10 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de
andere functies automatisch blijft regelen:
– Luchtstroom.
– Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets "AUTO" gaat uit als
een van de instellingen wordt gewijzigd.
► Druk nogmaals op toets 5 om het automatische
comfortprogramma weer in te schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 (- of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen.
Page 59 of 292

57
Ergonomie en comfort
3interieurlucht in als een bepaalde grenswaarde voor
de vervuiling van de buitenlucht wordt bereikt.
Als de luchtkwaliteit weer voldoende is, wordt
de recirculatie van de interieurlucht automatisch
uitgeschakeld.
Deze functie is niet in staat om vervelende geurtjes
te detecteren.
De recirculatie wordt automatisch ingeschakeld
als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt of de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De functie werkt niet als de buitentemperatuur lager
is dan 5 °C, om te voorkomen dat de voorruit en
zijruiten beslaan.
U kunt deze functie in- en uitschakelen door de
secundaire pagina te openen met de toets “OPTIES"
en vervolgens op toets 10 te drukken.
Handmatig instellen
U kunt een of meerdere van deze functies
handmatig aanpassen, terwijl het systeem de
andere functies automatisch blijft regelen:
–
Luchtstroom.
–
Luchtverdeling.
Het controlelampje in de toets "AUTO" gaat uit als
een van de instellingen wordt gewijzigd.
►
Druk nogmaals op toets
5 om het automatische
comfortprogramma weer in te schakelen.
De luchtstroom aanpassen
► Druk op een van de toetsen 2 ( - of + ) om de
luchtstroom de vergroten of verkleinen. Het symbool van de luchtstroom (een ventilator)
wordt opgevuld overeenkomstig de gevraagde
hoeveelheid.
Als de luchtstroom tot een minimum is beperkt, stopt
de ventilatie.
Naast de ventilator wordt OFF weergegeven.
Regeling luchtverdeling
► Druk op toetsen
3 om de verdeling van de
luchtstroom in het interieur aan te passen.
Voorruit en zijruiten
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters
Voetenruimte
Wanneer het lampje in de toets brandt, wordt er
lucht in de aangegeven richting geblazen.
U kunt de drie toetsen tegelijkertijd indrukken voor
een gelijkmatige luchtverdeling in het interieur.
Airconditioning aan / uit
De airconditioning werkt in elk jaargetijde efficiënt,
maar alleen als de ruiten zijn gesloten:
–
Het systeem verlaagt 's zomers de temperatuur in
het interieur.
–
Het zorgt er in de winter voor dat de ruiten bij
temperaturen hoger dan 3 °C sneller worden
ontwasemd.
►
Druk op toets
4 om de airconditioning in of uit te
schakelen.
Wanneer het systeem is ingeschakeld, gaat het
controlelampje in de toets branden.
De airconditioning werkt niet als de luchtstroom is uitgeschakeld.
U kunt de luchtrecirculatie korte tijd inschakelen
om de lucht sneller af te koelen. Schakel daarna
de toevoer van buitenlucht weer in.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van
de ruiten).
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur op
de laagste stand in, stuurt de luchtverdeling naar de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters,
stelt de luchtstroom in op maximaal en schakelt de
luchtrecirculatie in het interieur in.
►
Druk op toets
6 om de functie in of uit te
schakelen (het controlelampje gaat aan/uit).
Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Centrale regeling / gescheiden
regeling
De temperatuurinstelling aan voorpassagierszijde
kan worden afgestemd op de instelling aan
bestuurderszijde (functie centrale regeling).
U kunt deze functie inschakelen op de secundaire
pagina die u kunt openen met de toets "OPTIES".
Page 60 of 292

58
Ergonomie en comfort
► Druk op de toets 8 om de functie "MONO"
(centrale regeling) in te schakelen; de functie krijgt
de status "ON".
De functie wordt automatisch uitgeschakeld als de
passagier de toetsen voor de temperatuurregeling
aan zijn zijde bedient (functie gescheiden regeling).
Systeem uitschakelen
► Druk op toets 14.
Het controlelampje gaat branden en alle andere
controlelampjes van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn nu
uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door de
rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de auto.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de voorruit
en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes en
vervuilende stoffen van buitenaf en kan de gewenste
binnentemperatuur sneller worden bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen (bevestigd door branden /
doven van het controlelampje).
De functie wordt automatisch ingeschakeld als de ruitensproeiers vóór worden gebruikt
of de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste zijruiten
Automatisch programma Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen (bevestigd door branden/doven
van het lampje).
Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering), de
luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt voor een
optimale verdeling van de lucht naar de voorruit en
zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem is de STOP-stand niet beschikbaar zolang de
ontwaseming in werking is.
Onder winterse omstandigheden moet u alle sneeuw en ijs van de voorruit bij de camera
verwijderen voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de apparatuur die de
camera gebruiken negatief worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de onderzijde
van de voorruit en het gedeelte langs de voorruitstijl
links.
Zonder dat u daarvoor de instellingen van de
airconditioning hoeft te wijzigen, zorgt deze functie
ervoor dat de ruitenwisserbladen sneller loskomen
van de voorruit als ze zijn vastgevroren en helpt
de functie een opeenhoping van sneeuw door de
werking van de ruitenwissers te voorkomen.
Inschakelen / uitschakelen
► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de
buitentemperatuur daalt tot minder dan 0 °C en
automatisch uitgeschakeld wanneer de motor wordt
afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen (bevestigd door het branden/
doven van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt;
wanneer het stroomverbruik daalt, daalt het
energieverbruik ook.
Extra verwarmings-/
ventilatiesysteem
Alleen beschikbaar voor voertuigen met benzine- of
dieselmotor.
Page 61 of 292

59
Ergonomie en comfort
3► Druk met draaiende motor op deze toets om de
functie in of uit te schakelen (bevestigd door een
controlelampje).
De functie wordt geactiveerd als de
buitentemperatuur daalt tot minder dan 0 °C en
automatisch uitgeschakeld wanneer de motor wordt
afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen/ontdooien werkt alleen als de
motor draait.
Afhankelijk van de uitvoering worden de
buitenspiegels ook ontwasemd/ontdooid.
► Druk op deze toets om de functie in of uit
te schakelen (bevestigd door het branden/
doven van het controlelampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit wanneer u deze niet meer nodig hebt;
wanneer het stroomverbruik daalt, daalt het
energieverbruik ook.
Extra verwarmings-/
ventilatiesysteem
Alleen beschikbaar voor voertuigen met benzine- of
dieselmotor.
Verwarming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem dat het
interieur voorverwarmt en de ruiten sneller ontdooit.
Dit lampje brandt permanent als het systeem is geprogrammeerd of met de
afstandsbediening in werking is gesteld.
Het lampje knippert tijdens de verwarmingscyclus
en gaat uit aan het einde ervan of als de verwarming
met de afstandsbediening wordt uitgeschakeld.
Als de motor langer dan 3 dagen niet is gestart, werkt het inschakelen van het
systeem via de afstandsbediening mogelijk niet.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur met buitenlucht,
zodat onder zomerse omstandigheden bij het
instappen een aangenamere temperatuur in het
interieur heerst.
Programmeren
De verwarmings- of ventilatiesystemen kunnen
zo worden geprogrammeerd dat ze worden ingeschakeld via de tweede pagina van het menu
"
Airconditioning" op het touchscreen.
In het menu Airco > OPTIES:
► Selecteer Temperatuur conditionering.
►
Druk op het tabblad "
Status" om het systeem in/
uit te schakelen.
►
Druk op het tabblad
Parameters voor het kiezen
van Verwarming om de motor en het interieur
te verwarmen of "Ventilatie" om het interieur te
ventileren.
►
Programmeer/bewaar vervolgens de
activeringstijd voor elke selectie.
►
Druk op
OK om te bevestigen.
Afstandsbediening met ver bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Op deze manier kunt u de verwarming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
De afstandsbediening heeft een bereik van
ongeveer 1 kilometer op open terrein.
Page 62 of 292

60
Ergonomie en comfort
Inschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestart
(bevestigd door het tijdelijk branden van het groene
lampje).
Uitschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
lampje).
Het lampje van de afstandsbediening knippert
gedurende ongeveer 2 seconden als de auto het
signaal niet heeft ontvangen.
Herhaal het commando nadat u naar een andere
plaats bent gegaan.
Vervangen van de batterij
Het indicatorlampje van de afstandsbediening gaat
oranje branden als de batterij bijna leeg is.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij leeg.
► Draai de knop met een muntstuk los en vervang
de batterij.
Gooi batterijen van de afstandsbediening niet weg: ze bevatten metalen die
schadelijk zijn voor het milieu. Lever ze in bij een
speciaal inzamelpunt.
Als het systeem wordt ingeschakeld met de afstandsbediening met groot bereik, dan is
de maximale verwarmingsduur ongeveer 45
minuten bij een dieselmotor, en ongeveer
30
minuten bij een benzinemotor.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
–
de accu voldoende is opgeladen en het
brandstofpeil voldoende is,
–
de motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een keer is
gestart,
–
er 60 minuten zijn verstreken tussen twee
verwarmingsverzoeken.
De programmeerbare verwarming werkt op brandstof uit de brandstoftank van de auto.
Controleer of er voldoende brandstof is voordat u
deze functie gebruikt. Het wordt sterk afgeraden
om de verwarming te programmeren wanneer
het minimumniveau van de brandstofvoorraad is
bereikt.
Zorg ervoor dat de extra verwarming altijd is
uitgeschakeld tijdens het tanken van brandstof,
om brand- en explosiegevaar te voorkomen.
Om het risico van vergiftiging of verstikking te vermijden, mag de programmeerbare
verwarming niet worden gebruikt, ook niet voor
korte perioden, in afgesloten ruimten zoals een
garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier
enz.). - Brandgevaar!
Glazen oppervlakken zoals de achterruit en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voorwerpen op deze oppervlakken;
raak deze oppervlakken nooit aan - Kans op
brandwonden!
Voorverwarming / -koeling
(plug-in hybride)
Met deze functie kunt u de temperatuur in het
interieur zo programmeren dat een vooraf bepaalde
temperatuur die niet kan worden gewijzigd
(ongeveer 21 °C) is bereikt voordat u in de auto
stapt. U kunt de dagen en tijden hiervoor instellen.
Deze functie is ook beschikbaar als de auto niet
wordt opgeladen.
Programmeren
(Met PEUGEOT Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering.
► Druk op + om een programmering toe te voegen.
► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
► Druk op ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna
gehandhaafd.
Dit controlelampje gaat permanent branden
als er een cyclus voor voorverwarming/-
koeling is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming/-koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan om
een programma te starten terwijl de auto op een
laadpunt is aangesloten.
Page 63 of 292

61
Ergonomie en comfort
3Programmeren
(Met PEUGEOT Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES:
Selecteer Temperatuur conditionering.
►
Druk op
+ om een programmering toe te voegen.
►
Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en
de gewenste dagen. Druk op OK.
►
Druk op
ON om dit programma te activeren.
De voorverwarming/-koeling begint ongeveer 45
minuten vóór de geprogrammeerde tijd terwijl de
auto is aangesloten (20 minuten wanneer deze
niet is aangesloten) en wordt 10 minuten daarna
gehandhaafd.
Dit controlelampje gaat permanent branden
als er een cyclus voor voorverwarming/-
koeling is geprogrammeerd. Het knippert als de
voorverwarming/-koeling bezig is.
U kunt meerdere programma's instellen. Elk programma wordt in het systeem
opgeslagen.
Voor een optimale actieradius raden wij aan om
een programma te starten terwijl de auto op een
laadpunt is aangesloten.
Het programmeren kan ook met een smartphone worden uitgevoerd, met de app
MYPEUGEOT APP.
Bij een auto met de PEUGEOT Connect Radio kan
de functie alleen worden geprogrammeerd met een
smartphone, via de app.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de op afstand bedienbare functies.
Het is normaal dat de ventilator tijdens het voorverwarmen/-koelen geluid maakt.
Werkingsvoorwaarden
– De functie wordt alleen geactiveerd als het
contact is afgezet en de auto is vergrendeld.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten,
dan wordt de functie alleen geactiveerd als de
laadtoestand van de tractiebatterij meer dan 20% is.
–
Als de auto niet op een laadpunt is aangesloten,
er een herhaald programma is geactiveerd
(bijvoorbeeld van maandag tot en met vrijdag)
en er twee cycli voor voorverwarmen/-koelen zijn
uitgevoerd zonder dat de auto is gebruikt, dan wordt
het programma gestopt.
Voorzieningen vóór
1. Zonneklep
2. Kaarthouder
3. Dashboardkastje met verlichting
4. Portiervakken
5. USB-aansluiting(en)
/ 12 V-aansluiting vóór.
(120
W)
Opbergruimte of draadloze smartphonelader
6. Bekerhouder
7. Armsteun vóór met opbergvak
8. USB-poorten of 12
V-aansluiting achter.(120 W)
Zonneklep
► Open de afdekklep terwijl het contact aan
staat. De verlichting van de make-upspiegel gaat
automatisch branden (afhankelijk van de uitvoering).
De zonneklep bevat tevens een mogelijkheid voor
het opbergen van pasjes.
Page 64 of 292

62
Ergonomie en comfort
Dashboardkastje
► Beweeg de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
Als het contact aan is, is het dashboardkastje
verlicht wanneer het geopend is.
Het heeft ook een afsluitbare ventilatieopening. Via
deze opening wordt dezelfde gekoelde lucht als die
voor het interieur aangevoerd.
Rijd nooit met een geopend dashboardkastje als er iemand op de
voorpassagiersstoel zit. Bij hard remmen kan dit
letsel tot gevolg hebben.
Aansteker / 12V-aansluiting(en)
► Aansteker gebruiken: druk de aansteker in en
wacht enkele seconden tot de aansteker uit zichzelf
naar buiten springt.
►
V
erwijder de aansteker en sluit een geschikte
adapter aan als u een 12
V-accessoire (maximaal
vermogen: 120
W) wilt gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld een telefoonlader of een
flessenwarmer op deze aansluiting aansluiten.
Plaats na het gebruik de aansteker direct terug.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
leiden tot storingen in de werking van de
elektrische systemen van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in de
weergave van de displays.
USB-aansluitingen
Deze symbolen bepalen waarvoor de USB-
aansluiting kan worden gebruikt:
Voeding en opladen.
Hetzelfde, maar ook het uitwisselen van
multimediagegevens met het audiosysteem.
Hetzelfde, maar ook met apps op uw smartphone op het touchscreen.
In de middenconsole zijn een of twee USB-
aansluitingen geplaatst, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur
of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden afspelen
via de luidsprekers van de auto.
Deze bestanden kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of het touchscreen worden
beheerd.
De USB-aansluiting aan de linkerzijde kan ook worden gebruikt
om een smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie over
het gebruik van deze apparatuur.
Opbergvak middenconsole bij
automatische transmissie
► Druk op het midden van de afdekking voor
toegang tot het opbergvak.
► Plaats het aan te sluiten apparaat met de
bijbehorende USB-kabel in het vak.
► Voer de kabel door de opening in het schot.
► Sluit de kabel aan op de USB-aansluiting die
bedoeld is voor de overdracht van gegevens naar
het audiosysteem.
Draadloze smartphonelader