90
Rijden
Als dit waarschuwingslampje gaat branden nadat u op de toets "START/STOP" hebt
gedrukt:
►
Houd het pedaal volledig ingetrapt en druk niet
nogmaals op de toets "START/STOP" voordat de motor
is aangeslagen.
Als er aan een van de voorwaarden voor het starten
niet wordt voldaan, wordt er altijd een melding
weergegeven.
In sommige gevallen geeft een melding aan dat het
stuurwiel heen en weer moet worden bewogen terwijl
u de toets "START/STOP" ingedrukt houdt om de
stuurkolom te ontgrendelen.
Benzinemotoren Bij een benzinemotor kunt u na een koude
start 2 minuten lang duidelijke motortrillingen voelen
(bij verhoogd stationair toerental). Dit komt door het
voorverwarmen van de katalysator.
Als de motor afslaat, laat u het koppelingspedaal los en trapt u het vervolgens
weer helemaal in. De motor wordt dan automatisch
weer gestart.
Uitschakelen
► Trek de parkeerrem aan om de auto op zijn plaats
te houden.
►
Zet bij een auto met een
handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel bij voorkeur in
de neutraalstand.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie bij voorkeur stand P of N.
►
Druk op de toets "
START/STOP".
In sommige gevallen is het nodig om aan het stuurwiel
te draaien om de stuurkolom te vergrendelen.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Als de motor wordt afgezet, worden ook de rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de auto
kunnen verliezen!
Laat de elektronische sleutel nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Starten/afzetten van de
elektromotor
Starten
De selectiehendel moet in stand P staan.
► T rap het rempedaal volledig in en druk kort op de
knop START/STOP.
►
Houd uw voet op het rempedaal totdat het lampje
READY gaat branden en u een geluidssignaal hoort,
om aan te geven dat u met de auto kunt gaan rijden.
►
Druk met uw voet op het rempedaal op de toets
" Unlock" en selecteer stand
D/B of R.
►
Laat het rempedaal los en geef gas.
Bij het starten gaan de lampjes van het
instrumentenpaneel branden en gaat de naald of cursor
van de vermogensmeter naar de neutraalstand. De
stuurkolom wordt automatisch ontgrendeld (u kunt een
geluid horen en voelen dat het stuurwiel beweegt).
Afzetten
► Druk op de knop " START/STOP".
Controleer voordat u uit de auto stapt of:
–
De selectiehendel in stand
P
staat.
–
Het lampje
READY niet brandt.
Als het bestuurdersportier wordt geopend terwijl er niet aan de vereiste voorwaarden
voor het afzetten is voldaan, hoort u een
geluidssignaal en wordt er een
waarschuwingsmelding weergegeven.
Contact inschakelen zonder de
motor te starten
Wanneer de elektronische sleutel zich in het interieur
bevindt, kunt u op de toets "START/STOP" drukken
zonder een van de pedalen in te trappen om het
contact aan te zetten zonder de motor te starten.
► Druk nogmaals op deze toets om het contact af te
zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten
Op de stuurkolom bevindt zich een noodsleutellezer
waarmee de motor kan worden gestart als het systeem
de sleutel niet waarneemt in de detectiezone of als de
batterij van de elektronische sleutel leeg is.
► Houd de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer.
► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal volledig in.
► Selecteer bij een auto met een automatische
transmissie of selectiehendel (elektrisch) stand P en
trap vervolgens het rempedaal in.
► Druk op de toets "START/STOP".
De motor wordt gestart.
96
Rijden
Zet de selectiehendel nooit in de stand N als
de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P of R als de
auto niet volledig stilstaat.
Handmatig schakelen
U kunt het brandstofverbruik beperken wanneer u langere tijd met draaiende motor
stilstaat (bijvoorbeeld in de file) door de
selectiehendel in stand N te zetten en de
parkeerrem aan te trekken.
►
W
anneer u de hendel in stand M zet, kunt u
sequentieel schakelen tussen de zes versnellingen.
►
Duw de hendel naar achteren of naar voren om op
of terug te schakelen.
De transmissie schakelt alleen de gevraagde
versnelling in als de rijsnelheid en het motortoerental
dit toelaten; anders gelden tijdelijk de regels voor de
automatische werking.
D verdwijnt en op het instrumentenpaneel
worden de achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert
de geselecteerde versnelling enkele seconden
en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde
versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van stand D naar stand M worden
geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de transmissie
automatisch stand M1.
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee standen in).
De auto afzetten
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel
in de stand P of N zetten om de transmissie in de
neutraalstand te zetten.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om de auto
stil te zetten (als de parkeerrem niet in de automatische
stand staat).
Als de keuzehendel niet in stand P staat, klinkt
er bij het openen van het bestuurdersportier of
na ongeveer 45 seconden een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display.
►
Zet de selectiehendel weer in stand
P; het
geluidssignaal stopt en de melding verdwijnt.
Storing
Wanneer het contact is ingeschakeld en er zich een storing voordoet, gaat dit
waarschuwingslampje branden en wordt er een
melding weergegeven.
De transmissie werkt dan met een noodprogramma
en de 3
e versnelling blijft ingeschakeld. Tijdens het
schakelen van P naar R en van N naar R is het
mogelijk dat u een behoorlijke schok voelt (deze heeft
geen gevolgen voor de transmissie).
Rijd niet harder dan 100
km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken: – W anneer het gaspedaal en het rempedaal
tegelijkertijd worden ingetrapt.
–
W
anneer er een probleem met de accu is
waardoor de keuzeschakelaar geforceerd vanuit
stand P naar een andere stand wordt bewogen.
Automatische transmissie
(EAT8)
Automatische transmissie (8 versnellingen) met
selectiehendel. De transmissie biedt ook de
mogelijkheid handmatig te schakelen met de
schakelflippers aan de stuurkolom.
Standen van de selectiehendel
P.Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
N. Neutraalstand
Om de auto te verplaatsen met afgezet contact, of
om de vrijloop te gebruiken.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D. Rijden in de automatische stand
De transmissie schakelt zelf de juiste versnelling
in, op basis van uw rijstijl, het wegprofiel en de
belading van de auto.
M.Rijden in de handmatige stand
De bestuurder kan schakelen met de
schakelflippers.
Impulsselectiehendel
A.Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met ingetrapt
rempedaal, vanuit stand P een andere stand te
selecteren of stand R te selecteren.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Toets M
Om vanuit stand D over te schakelen op de
handbediende stand.
D. Controlelampjes transmissiestatus (R, N, D)
98
Rijden
weergegeven waarin u wordt gevraagd om de
transmissie in stand P te zetten.
Werking
Als het rempedaal bij draaiende motor moet worden
ingetrapt en/of de toets Unlock moet worden ingedrukt
om van stand te veranderen, wordt dit aangegeven met
een waarschuwingsmelding op het instrumentenpaneel.
Alleen de verzoeken voor het veranderen van de stand
die correct uitvoerbaar zijn, worden uitgevoerd.
Vrijloop-stand
Afhankelijk van de uitvoering en de motor
kan met de transmissie in stand D , behalve in
de modus
Sport, de vrijloop worden geactiveerd
door het gaspedaal geleidelijk volledig los te laten.
Hierdoor kan brandstof worden bespaard.
Het is normaal dat het motortoerental daalt
(toerenteller geeft het stationaire toerental aan,
minder geluid van de motor).
Als bij draaiende motor en vrijgezette parkeerrem stand R , D of M wordt
geselecteerd, zet de auto zich in beweging zonder
dat u het gaspedaal hoeft in te trappen.
Druk het gaspedaal en het rempedaal nooit gelijktijdig in. Hierdoor kan de versnellingsbak
beschadigd raken!
Plaats bij een lege accu altijd de met het
boordgereedschap meegeleverde wielblokken
tegen een van de wielen om de auto op zijn plaats
te houden.
Deblokkeren van de transmissie
– Vanuit stand P :
► T rap het rempedaal volledig in.
►
Druk op de toets
Unlock.
►
Selecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt en de toets Unlock ingedrukt
houdt.
–
Als de neutraalstand
N is geselecteerd en bij een
snelheid lager dan 5
km/u:
►
T
rap het rempedaal volledig in.
►
Selecteer een andere stand terwijl u het
rempedaal ingetrapt houdt.
Inschakelen van de achteruitversnelling
► Breng de auto volledig tot stilstand.
► T rap het rempedaal in en druk daarna op de toets
Unlock.
►
Blijf op de toets drukken en kies stand
R.
Permanente handbediende stand
Inschakelen van de stand:
►
Met stand D geselecteerd.
►
Druk op toets
M; het groene controlelampje in de
toets gaat branden.
Uitschakelen van de stand:
►
Duw de hendel één keer naar voren om stand
D
weer te selecteren.
of
►
Druk op toets
M; het controlelampje in de toets gaat
uit.
Afzetten van het contact
Zet het contact alleen af als de auto stilstaat.
Vrijloop
Zie het betreffende deel voor meer informatie over de
vrijloop.
Als u het bestuurdersportier opent terwijl stand N is geselecteerd, klinkt er een geluidssignaal.
Het geluidssignaal stopt zodra u het
bestuurdersportier sluit.
Bijzonderheden van de automatische
stand
De transmissie selecteert de versnelling die
de beste prestaties levert op basis van de
omgevingstemperatuur, het wegprofiel, de belading van
de auto en de rijstijl.
Trap voor een maximale acceleratie het gaspedaal
volledig in (kickdown). De transmissie schakelt
automatisch terug of handhaaft de ingeschakelde
versnelling totdat de motor het maximumtoerental
bereikt.
Met de schakelflippers kan de bestuurder tijdelijk zelf
schakelen als de rijsnelheid en het motortoerental dit
toelaten.
Bijzonderheden van de handbediende
stand
De transmissie schakelt alleen een andere versnelling
in als de wagensnelheid en het motortoerental dit
toelaten.
Starten van de auto
Vanuit stand P :
► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de toets
Unlock.
► Duw de hendel een of twee keer naar achteren om
de automatische stand D te selecteren of naar voren
om de achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor.
► Houd het rempedaal ingetrapt, druk de
selectiehendel naar achteren om de automatische
stand D te selecteren of naar voren terwijl u de toets
Unlock indrukt om de achteruitversnelling R in te
schakelen.
En daarna vanuit stand D of R:
► Laat het rempedaal los.
► Geef geleidelijk gas om de elektrische parkeerrem
automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de auto
aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
In stand N wordt stand P echter na een vertraging van
5 seconden ingeschakeld (tijd om de vrijloopstand in te
schakelen).
99
Rijden
6► Trap het rempedaal volledig in.
► Start de motor .
►
Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de toets
Unlock.
►
Duw de hendel een of twee keer naar achteren om
de automatische stand D te selecteren of naar voren
om de achteruitversnelling R in te schakelen.
Vanuit de neutraalstand N :
►
T
rap het rempedaal volledig in.
►
Start de motor
.
►
Houd het rempedaal ingetrapt, druk de
selectiehendel naar achteren om de automatische
stand D te selecteren of naar voren terwijl u de toets
Unlock indrukt om de achteruitversnelling R in te
schakelen.
En daarna vanuit stand D of R:
►
Laat het rempedaal los.
►
Geef geleidelijk gas om de elektrische parkeerrem
automatisch vrij te zetten.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de auto
aan te duwen.
De auto afzetten
Stand P wordt direct automatisch ingeschakeld
wanneer het contact wordt afgezet, ongeacht de
huidige stand van de transmissie.
In stand N wordt stand P echter na een vertraging van
5 seconden ingeschakeld (tijd om de vrijloopstand in te
schakelen). Controleer of stand P
inderdaad is ingeschakeld
en of de elektrische parkeerrem automatisch is
aangetrokken; zo niet, trek de parkeerrem dan
handmatig aan.
De betreffende controlelampjes op de keuzeschakelaar van de transmissie en de
hendel van de elektrische parkeerrem, en de
controlelampjes op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Storing in de transmissie
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/h waar dat is toegestaan.
Overschakelen van de transmissie op het
noodprogramma
Stand D wordt geblokkeerd in de derde versnelling.
De flippers op het stuurwiel werken niet en stand M is
niet meer beschikbaar.
U kunt een hevige schok voelen als de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit is niet
schadelijk voor de transmissie.
Storing in de selectiehendel
Kleine storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Rijd voorzichtig.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
In bepaalde gevallen gaan de controlelampjes van de
selectiehendel niet meer branden, maar wordt de status
van de transmissie nog wel op het instrumentenpaneel
weergegeven.
Ernstige storing
Dit waarschuwingslampje gaat branden, in combinatie met een melding.
Zet de auto stil.Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Keuzeschakelaar
De keuzeschakelaar is een impulsselectieschakelaar
met een functie voor regeneratief remmen.
Via de keuzeschakelaar van de transmissie of de
keuzeschakelaar wordt de aandrijving geregeld op
basis van de rijstijl, het wegprofiel en de belading van
de auto.
Als het regeneratief remmen is geactiveerd, wordt ook
het afremmen op de motor geregeld als het gaspedaal
wordt losgelaten.
P. Parkeerstand
Parkeren van de auto: de voorwielen worden
geblokkeerd.
R. Achteruitversnelling
100
Rijden
N.Neutral
Voor het verplaatsen van de auto met afgezet
contact en om de auto in de vrijloop te laten
rijden.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de vrijloop.
D/B. Automatisch vooruit rijden (D ) of automatisch
vooruit rijden met regeneratief remmen (B )
Informatie op het
instrumentenpaneel
Wanneer het contact wordt aangezet, wordt de status
van de keuzeschakelaar op het instrumentenpaneel
weergegeven:
P : Parkeerstand.
R : Achteruitversnelling.
N : Neutraalstand.
D : Drive (rijden) (automatische versnelling vooruit).
B : Brake (automatische versnelling vooruit met functie
voor regeneratief remmen geactiveerd).
Werking
A. Toets P
Om de parkeerstand in te schakelen.
B. Toets Unlock
Om de transmissie te deblokkeren en, met ingetrapt
rempedaal, vanuit stand P een andere stand in te
schakelen of stand R
in te schakelen.
Houd deze toets ingedrukt voordat u de
selectiehendel beweegt.
C. Lampjes voor transmissiestand (R, N, D/B)
►
Beweeg de hendel een of twee keer naar voren
( N of R ) of naar achteren (N of D/B), indien nodig tot
voorbij het weerstandspunt.
De hendel gaat terug naar zijn oorspronkelijke positie
wanneer u de hendel loslaat.
Als u bijvoorbeeld van
P naar
R wilt schakelen,
duwt u de hendel twee keer naar voren zonder het
weerstandspunt te passeren of één keer naar voren tot
voorbij het weerstandspunt:
–
In het eerste geval gaat de hendel van
P naar N en
vervolgens van N naar R.
–
In het tweede geval gaat de hendel meteen van
P
naar R.
Regeneratief remmen
Met de Brake-functie en bij gas loslaten.
De Brake-functie bootst het afremmen op de motor na
en laat de auto afremmen zonder dat de bestuurder het
rempedaal hoeft in te trappen. De auto remt sneller af
als de bestuurder het gaspedaal loslaat.
De energie die wordt teruggewonnen wanneer het
gaspedaal wordt losgelaten, wordt dan gebruikt om
de tractiebatterij gedeeltelijk op te laden, waardoor de
actieradius van de auto toeneemt.
De auto remt af, maar de remlichten gaan niet
branden.
►
Beweeg de hendel vanuit stand
D/B naar achteren
om de functie in of uit te schakelen.
De D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door
een B.
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
In bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij volledig opgeladen tractiebatterij of extreme
temperaturen) kan de mate van regeneratief
remmen tijdelijk worden beperkt waardoor de auto
minder sterk afremt.
De bestuurder moet goed op het verkeer letten
en indien nodig altijd onmiddellijk het rempedaal
kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Wanneer het rempedaal wordt ingetrapt, wint het
intelligente remsysteem automatisch een deel van de
energie terug, die vervolgens wordt gebruikt om de
tractiebatterij op te laden.
Deze energieterugwinning zorgt ook dat de remblokken
minder worden gebruikt en dus de slijtage wordt
beperkt.
Het intrappen van het rempedaal kan anders aanvoelen dan bij een auto zonder
regeneratief remsysteem.
Rijstanden
Welke rijstanden beschikbaar zijn is afhankelijk van de
motor en uitvoering van de auto.
De rijstanden kunnen met de volgende schakelaar
worden geselecteerd: