162
Praktische informatie
Zie de betreffende delen voor meer informatie over de waarschuwings- en controlelampjes
en bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de auto
te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij niet meer
aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto wordt
stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden kunt
blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de norm
ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking wordt
bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij tankstations
met AdBlue
®-pompen die speciaal voor personenauto's
zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan ongeveer
-11 °C en verliest zijn kwaliteit bij temperaturen vanaf
+25 °C. We raden u aan om flacons koel en buiten
direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten minste
één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet u de
huid wassen met kraanwater en zeep. Als de vloeistof
in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk
en grondig gedurende ten minste 15 minuten met
kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg
een arts bij een blijvend branderig gevoel of blijvende
irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico van
het vrijkomen van ammoniakdampen niet worden
uitgesloten: adem deze niet in. Dampen met ammoniak
werken irriterend op de slijmvliezen (ogen, neus en
keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur van
de auto hoger is dan -11 °C. Als het kouder is, bevriest
de AdBlue
® waardoor u het niet in het reservoir kunt
gieten. Laat de auto enkele uren op een warmere
plaats staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel deze dan
onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden verwijderd
met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, moet u
ongeveer 5 minuten wachten voordat u het contact
weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te
openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in
het contactslot te steken of de sleutel van het
"Elektronische sleutel"-systeem in het interieur
te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
► Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
of
► Druk bij Elektronische sleutel op de toets "START/
STOP" om de motor af te zetten.
163
Praktische informatie
7Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel deze dan
onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden verwijderd
met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, moet u
ongeveer 5 minuten wachten voordat u het contact
weer aanzet, zonder het bestuurdersportier te
openen, de auto te ontgrendelen, de sleutel in
het contactslot te steken of de sleutel van het
"Elektronische sleutel"-systeem in het interieur
te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Elektronische sleutel op de toets "
START/
STOP" om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank linksom
en verwijder de dop.
►
Met een verpakking
AdBlue
®: controleer eerst de
uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna zorgvuldig
de instructies op het etiket voordat u de inhoud van de
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-reservoir
met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het eerst
afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is, wat
wordt bevestigd met de melding
" Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan moet
u minimaal 5 liter bijvullen.
Vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de vrijloopstand
worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen, op een testbank,
in een automatische wasstraat (wasstand), of bij
transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handbediende
versnellingsbak of
automatische transmissie EAT6
en elektrische parkeerrem
/
Voor vrijgeven
► Zet de transmissie met draaiende motor en
ingetrapt rempedaal in de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact weer aan.
►
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor .
229
Trefwoordenregister
3D digitaal instrumentenpaneel 10
12V-accu
155, 159–160, 176, 176–178
A
Aanhanger 69, 149
Aanhangergewichten
182–183, 185
Aanraakgevoelige leeslampjes
54
Aansluiting 12 V
52
ABS
68
Accessoires
65
Accu laden
177–178
Achterbank
45
Achterlichten
175
Achterruitverwarming
50
Achteruitrijcamera
106, 132–133
Actieradius AdBlue®
20, 159
Active Safety Brake
127, 129
Adaptieve cruise control met Stop-functie
109–110
Adaptieve snelheidsregelaar
11 4
AdBlue®
20, 161
AdBlue® bijvullen
162
AdBlue®-reservoir
162
Advanced Grip Control
70
Afmetingen
187
Afstandsbediening
28–31, 33
Afstellen van de koplamphoogte
58
Afzetten van de motor
88, 90
Airbags
74–76, 78
Airbags vóór
75–76, 78
Airconditioning
46, 48–49
Airconditioning (handbediend)
47
Alarmknipperlichten 65, 166
Alarmsysteem
36–37
Algemeen menu
26
Allesdragers
153
Android Auto verbinding
195, 213
Antiblokkeersysteem (ABS)
68
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
29
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
68–69
Apple®-speler
194, 217
Apple CarPlay verbinding
195, 212
Apps
213
Audiokabel
217
Audioversterker
52
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
48, 50
Automatische ruitenwissers
63
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
94, 96–99, 102, 160, 177
Automatisch inschakelen verlichting
58
Automatisch noodremsysteem
127, 129
AUX-aansluiting
194, 217
B
Bagageruimte 35, 55
Banden
161, 187
Banden oppompen
161, 187
Bandenreparatieset
167–168
Bandenspanning
161, 168, 170, 187
Bandenspanningscontrole (met set)
168–169
Bandenspanning te laag (detectie)
104
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
33–34
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
33
Bediening autoradio aan stuurkolom ~
Autoradio, bedieningen aan stuurkolom
189, 202
Beladen
153
Benzinemotor
157, 183
Bijvullen AdBlue®
159, 162
Binnenspiegel
44
BlueHDi
20, 159, 166
Bluetooth (handsfree set)
196, 218–219
Bluetooth (telefoon)
196–197, 218–219
Bluetooth-verbinding
196–197, 213–214, 218–219
Bochtverlichting, statisch
60
Boordcomputer
24
Boordgereedschap
55, 166–168
Brandstof
7, 139
Brandstofadditief
160
Brandstofniveaumeter
139
Brandstoftank
139–140
Brandstof tanken
139–140
Brandstoftank leeg (diesel)
166
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop
139
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep
139–140
Buitenspiegels
43, 50, 125
Buitenverlichting
59
C
Carrosserie 165
230
Trefwoordenregister
Carrosserie-onderhoud 165
Centrale vergrendeling
31–32
CHECK
23
Claxon
66
Configuratie van de auto
26
Connectiviteit
212
Contact
90, 220
Contact aangezet
90
Controlelampjes
12
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
controle
19
Controlepaneel
142–143
Controles
157, 159–161
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
193, 216
Dagteller
23
Dashboardkastje
51
Datum (instellen)
199, 222
Datum instellen
199, 222
Detectie obstakels
130
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
104, 168
Dieselmotor
139, 157, 166, 185
Digitaal instrumentenpaneel
10–11
Digitale radio - DAB
(Digital Audio Broadcasting)
193, 216
Dimlicht
174
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
23
Display instrumentenpaneel 9
Dodehoekbewaking
125
Draadloze lader
52
Drive Assist Plus
11 4
Dynamische noodrem
92–94
E
Eco-mode ~ Eco-modus 155
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand
101
Electronic Stability Program (ESC)
68–69
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend
92–94, 160
Elektrische ruitbediening
38
Elektrisch verstelbare stoelen
42
Elektromotor
5, 8, 26, 90, 140,
150, 157, 176, 179, 186
Elektronische remdrukregelaar (REF)
68
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
68
Elektronische sleutel
30–31
Elektronische startblokkering ~ Startblokkering,
elektronische
88
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP)
68–69
Energiestromen
26
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
68
Etiketten
6
F
Flacon AdBlue® 162
Follow me home-verlichting
29, 59
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-
verlichting
29, 59
Frequentie (radio)
215–216
G
Gekoppeld navigatiesysteem 210–212
Geluidssignaal stil voertuig (elektrische auto)
66, 87
Geluidssignaal voor voetgangers
(elektrische auto)
66, 87
Geprogrammeerd laden
27
Geprogrammeerd laden
(elektrische auto)
26–27, 142, 146, 148
Gereedschap
166–168
Gereedschapskist
55
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
204–207
Gevarendriehoek
166
Gewichten
182–183, 185
GPS
209
Grootlicht
60, 174
Grootlichtassistent
60
H
Halogeenlampen 58, 174
232
Trefwoordenregister
M
Make-upspiegel 51
Massagefunctie
42
Matrix-instrumentenpaneel
9
Matten
53, 107
Mat verwijderen
53
Meldingen
220
Menu
195
Menu's (audio)
190–191, 202–203
Menustructuren display
195
Milieu
7, 34, 87
Minimaal laadniveau tractiebatterij
(elektrische auto)
22
Mistachterlicht
56, 175
Mistlampen vóór
56, 60
Mobiele app
27, 50, 148
Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren
153
Motor
161
Motoren
182–183, 185
Motorkap
156
Motorkapsteun
156
Motorolie
158
Motorolieniveaumeter
19
N
Navigatiesysteem 207–209
Neerklappen stoelen achter
45
Netaansluiting (standaardstekker)
142
Niveau AdBlue®
159
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
160
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau
20, 159
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
158
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
62, 159
Niveaus controleren
157–159
Niveaus en controles
157–159
Noodbediening achterklep
35
Noodbediening portieren
33
Noodoproep ~ Urgence-oproep
66–67
Noodprocedure afzetten van de motor
91
Noodprocedure starten
91, 176
Noodremassistentie ~
Brake Assist System (BAS)
68, 128
Noodremassistentie (AFU) ~
Brake Assist System (BAS)
68
O
Oliefilter 160
Oliefilter (vervangen)
160
Olieniveau
19, 158
Oliepeilstok
19, 158
Olieverbruik
158
Onder de motorkap ~ Motorruimte
157
Onderhoud (adviezen)
141, 164
Onderhoudsadviezen
141, 164
Onderhoudscontroles
18, 159, 161
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator
18, 23
Ontdooien
44, 50
Ontgrendelen 28, 30
Ontgrendelen achterklep
31
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte
ontgrendelen
31
Ontgrendelen portieren ~ Portieren ontgrendelen
32
Ontgrendelen van binnenuit ~
Interieur ontgrendelen
32
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten
166
Ontwasemen
44, 50
Ontwasemen achter
50
Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming
50
Ontwasemen voor
50
Op afstand bedienbare functies
(elektrische auto)
27, 50, 148
Opbergvak
55
Opbergvakken
51, 55
Openbaar snellaadpunt
142, 147
Openen bagageruimte ~
Bagageruimte openen
30, 35
Openen motorkap ~ Motorkap, openen
156
Openen portieren ~ Portieren openen
30, 35
Openen ruiten ~ Ruiten openen
28
Opladen via normaal stopcontact
(elektrische auto)
143, 147–149, 186
Opschakelindicator
102
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht
186
Overzicht van het verbruik
27
P
Park Assist 134