229
CITROËN Connect Nav
11zodanig dat de geluidskwaliteit wordt
afgestemd op het aantal personen in de auto.
Uitsluitend beschikbaar in de configuratie met
luidsprekers voor en achter.
De instelling Equalizer (keuze uit 6
sferen), en de geluidsinstellingen Bass,
Medium, en Treble zijn voor elke geluidsbron
verschillend en onafhankelijk van elkaar.
Schakel "Loudness" in of uit.
De instellingen "Verdeling" (Alle passagiers,
Bestuurder en Alleen vóór) zijn gelijk voor alle
bronnen.
Schakel "Geluiden touchscreen",
"Snelheidsafhankelijke volumeregeling", en
"Extra ingang" in of uit.
Audio in de auto: Arkamys Sound Staging© optimaliseert de verdeling van
geluid in het passagiersgedeelte.
Profielen configureren
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Configuratie van de
profielen".
Selecteer "Profiel 1", "Profiel 2", "Profiel 3", of
"Gemeenschappelijk profiel".
Druk op deze toets om een profielnaam in
te voeren via het virtuele toetsenbord.
Druk op "OK" om te bevestigen.
Druk op deze toets om een profielfoto toe
te voegen.
Steek een USB-geheugenstick met daarop
de foto in de USB-poort.
Selecteer de foto.
Druk op "OK" om toestemming te geven
voor de overdracht van de foto.
Druk nogmaals op "OK" om de instellingen
op te slaan.
Het kader voor de foto heeft een vierkante
vorm, het systeem past de oorspronkelijke
vorm van de foto aan dit vierkant aan.
Druk op deze toets om het geselecteerde
profiel te resetten.
Wanneer het geselecteerde profiel wordt
gereset, wordt standaard het Engels
geactiveerd.
Selecteer een "Profiel" (1, 2 of 3) om "Audio-
instellingen" hieraan te koppelen.
Selecteer "Audio-instellingen".
Selecteer vervolgens "Equalizer", "Verdeling";
"
Geluid", "Spraak", of "Beltonen".
Druk op "OK" om de instellingen van het
geselecteerde profiel op te slaan.
Systeeminstellingen wijzigen
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Schermconfiguratie".
Selecteer "Animatie".
Schakel Automatische tekstweergave in
of uit.
Selecteer "Lichtsterkte".
Verplaats de schuifbalk om de helderheid
van het scherm en/of het
instrumentenpaneel in te stellen.
Druk op Instellingen om het beginscherm
weer te geven.
Druk op de toets "OPTIES" om het vervolgscherm
weer te geven.
Selecteer "Systeemparameters".
Selecteer "Eenheden" om de eenheden voor
afstand, brandstofverbruik en temperatuur te
wijzigen.
Selecteer "
Fabrieksparameters" om de
begininstellingen te herstellen.
Wanneer de "Fabrieksparameters" van
het systeem worden hersteld, worden
Engels en graden Fahrenheit ingesteld en
wordt zomertijd uitgeschakeld.
Selecteer "Systeeminfo" om de versie van de in
het systeem geïnstalleerde modules te bekijken.
233
CITROËN Connect Nav
11De contacten staan niet op alfabetische
volgorde.
Sommige telefoons hebben speciale weergave-
opties. Afhankelijk van de instellingen kunnen
contacten in een bepaalde volgorde worden
overgenomen.
►
V
erander de instellingen voor de weergave
van contacten in de telefoon.
Het systeem ontvangt geen sms-berichten.
In de Bluetooth-modus kunnen er geen sms-
tekstberichten naar het systeem worden gestuurd.
Instellingen
Wanneer ik de instellingen voor hoge
en lage tonen wijzig, wordt geluidssfeer
uitgeschakeld.
Wanneer de geluidssfeer wordt gewijzigd,
worden de instellingen voor hoge en lage
tonen gereset.
De geluidssfeer is gekoppeld aan de hoge en
lage tonen.
►
Wijzig de instellin
g van de hoge en de lage
tonen of wijzig de geluidssfeer om de gewenste
geluidskwaliteit te verkrijgen.
Wanneer ik de instellingen voor balans wijzig,
wordt de geluidsverdeling uitgeschakeld.
Wanneer u de instelling voor de
geluidsverdeling wijzigt, worden de
instellingen voor de balans gedeselecteerd.
De geluidsverdeling is gekoppeld aan de balans.
►
Stel de balans in of kies een geluidsverdeling
naar eigen wens. Er is een verschil in geluidskwaliteit tussen
geluidsbronnen.
V
oor een optimale geluidskwaliteit kunnen de
geluidsinstellingen worden aangepast aan
verschillende audiobronnen die hoorbare
verschillen kunnen genereren bij het veranderen
van de bron.
►
Controleer of de geluidsinstellin
gen
overeenkomen met de bronnen waarnaar
wordt geluisterd. Het is raadzaam om de
geluidsinstellingen (Bass:, Treble:, Balans) in de
middelste stand te zetten, om de geluidssfeer
op "Geen" te zetten en om de correctie van het
volume in de USB-modus op "Actief" en in de
Radiomodus op "Niet actief" te zetten.
►
Pas, in alle gevallen, nadat u de
geluidsinstellin
gen heeft ingesteld, het
geluidsvolume op het draagbare apparaat eerst
aan (op hoog zetten). Stel dan het geluidsvolume
van het audiosysteem in.
Na het afzetten van de motor, wordt het
systeem na enkele minuten automatisch
uitgeschakeld.
Als de motor is afgezet, blijft het audiosysteem
nog werken zolang de laadtoestand van de accu
dat toestaat.
In de normale uitgeschakelde stand, gaat het
systeem na een bepaalde tijd automatisch over
op de eco-modus om de accu niet te ontladen.
►
Start de auto om de laadstroom van de accu
te verhogen.
Ik kan de datum en tijd niet instellen. De datum en tijd kunnen alleen worden ingesteld
als u de synchronisatie met de satellie
ten
deactiveert.
►
Menu Instellin
gen/Opties/Datum en tijd
instellen. Selecteer het tabblad "Tijd" en
deactiveer de "GPS-synchronisatie" (UTC).
238
Trefwoordenregister
Opschakelindicator 102–103
Overzicht motoren ~ Motorenoverzicht
196
Overzicht van het verbruik
27
Overzicht zekeringen ~
Zekeringentabel
183, 186
P
Park Assist 141
Parkeerhulp achter
135
Parkeerhulp achter met grafische
weergave en geluidssignalen
135
Parkeerhulpsystemen (algemene
adviezen)
107
Parkeerhulp vóór
135
Parkeerhulp zijkant
136
Parkeerlichten
61–62, 62, 181–182
Persoonlijke instellingen
9
Plafonniers
58–59
Portieren
35
Portieren sluiten
31–32, 35
Post Collision Safety Brake
73
Profielen
229
Programmeerbare verwarming
27, 54
Proximity Keyless Entry and Start
30
Pyrotechnische gordelspanners
76
R
Radar (waarschuwingen) 108
Radio
200–202, 223
Radiozender 200–201, 223–224
RDS
201, 223
Recuperatief remmen (vertragen door
remmen op de motor)
100–101
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,
regeling
51–52
Regeling luchtverdeling ~
Luchtverdeling
51–52
Regelmatige controles ~ Controles
166–167
Regelmatig onderhoud
108, 166, 168
Regeneratie roetfilter
167
Reinigen (adviezen)
148, 171
Rembekrachtigingsysteem
72–73
Remblokken
167
Remlichten
182
Remmen
167
Remmen
101
Remschijven
167
Remvloeistof
165
Reservewiel
167, 173–174, 177
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir
166
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
106
Resetten van het traject
23
Richtingaanwijzers
61, 61–62, 181, 181–182
Rijadviezen
7, 88–89
Rijden
88–89
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
108
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
107
Rijstanden
101
Rijstrookcontrolesystemen
72
Rijverlichting
60, 63Roetfilter 167
Ruitensproeiers
66
Ruitensproeiers vóór
66
Ruitenwisserbladen (vervangen)
67–68
Ruitenwisserbladen vervangen
67–68
Ruitenwissers
65
Ruitenwisserschakelaar
65–66
Ruitenwissers vóór
66
S
Schakelaar 90–91
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
44
Schuif-/kanteldak
39–40
SCR (Selective Catalytic Reduction)
20, 168
SCR-systeem
20, 168
Selectiehendel
97, 99–100
Selectiehendel (elektrische auto)
100
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
97
Sensoren (waarschuwingen)
108
Serienummer auto
197
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
173–176
Sfeerverlichting
58
Signalering onoplettendheid
134
Slepen
190–192
Slepen van de auto
190–191
Slepen van een auto
190, 192
Sleutel
28, 30, 33–34