2021 BMW X7 Instructieboekjes (in Dutch)

Rondom
de
middenconsole1Control
Display\_532Alarmlichtinstallatie\_ 446Intelligent
Safety\_2173Ventilatie\_3324Dashboardkastje\_ 3565Airconditioning\_3276Radio/multimedia,
zie
Handleiding
over
navij
gatie-,
entertainment-
en
communicatiesysj
teem\_ 67Controller
met
toetsen\_ 548Niveauregeling
voor
twee
asj
sen\_ 320xOffroad-rijmodus\_ 323Hill
Descent
Control
HDC\_ 2629Parkeerrem\_166Automatic
Hold\_ 16710Rijbelevingsschakelaar\_ 164
Rijmodus
SPORTRijmodus
COMFORTRijmodus
ECO
PRORijmodus
ADAPTIVE11Rijden-stand-by
in-/uitschakej
len\_ 16112Automatische
start-stop-funcj
tie\_ 161Parkeerhulpsystemen\_ 293Seite
41BedieningsorganenBEDIENING41
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Panorama
View\_314Dynamische
stabiliteitsregeling
DSC\_ 25813Steptronic
transmissie
keuzehendel\_ 173
Rondom
de
dakhemel
1Noodoproep,
SOS\_4482Glazen
dak\_1253Controlelampje
passagiersairj
bag\_ 2164Leeslampjes\_ 2105Afhankelijk
van
de
uitvoering:
achj
terste
zonnescherm
openen\_ 125Afhankelijk
van
de
uitvoering:
achj
terste
zonnescherm
sluiten\_ 1256Interieurverlichting\_210Seite
42BEDIENINGBedieningsorganen42
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Sensoren
van
het
voertuigUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Overzicht
Afhankelijk
van
de
uitvoering
zijn
de
volgende
caj merass
en
sensoren
in
het
voertuig
ingebouwd:
'xFrontcamera.'xCamerass
achter
de
voorruit.'xBuitenspiegelcamerass.'xAchteruitrijcamera.'xInfraroodcamera.'xFrontradarsensor.'xRadarsensoren
zijdelings
voor.'xRadarsensoren
zijdelings
achter.'xUltrasoonsensoren
in
de
bumpers
voor/
achter.'xUltrasoonsensoren
zijdelings.
Het
voertuig
in
het
bereik
van
de
camerass
en sensoren
schoon
en
vrij
houden.
Camera's
Frontcamera
Frontcamera
Camerass
achter
de
voorruit
De
camerass
bevinden
zich
in
het
bereik
van
de binnenspiegel.
Seite
43Sensoren
van
het
voertuigBEDIENING43
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Buitenspiegelcamerass
Onder
in
de
buitenspiegelhuizen
bevindt
zich
telj
kens
een
camera.
Achteruitrijcamera
De
camera
bevindt
zich
in
de
greeplijst
van
de
achterklep.
Infraroodcamera
De
infraroodcamera
van
de
Night
Vision
bevindt zich
in
de
radiateurgrille.
Systeembeperkingen
van
de
camerass
De
werking
van
de
camerass
kan
bijv.
in
de
voljgende
situaties
beperkt
zijn
en
eventueel
verj
keerde
informatie
weergeven:'xBij
dichte
mist
en
hevige
regen
of
sneeuwval.'xOp
steile
hellingen
of
afdalingen
en
in
scherpe
bochten.'xWanneer
het
gezichtsveld
van
de
camera
bej dekt
is,
bijv.
door
condens
op
de
voorruit
of
door
een
sticker.'xWanneer
de
cameralens
vervuild
of
beschaj digd
is.'xBij
ingeklapte
buitenspiegels.'xBij
sterk
tegenlicht
of
sterke
reflecties,
bijv.
bij
laagstaande
zon.'xIn
het
donker.
Geldt
niet
voor
de
infraroodcaj mera
van
de
Night
Vision.'xInfraroodcamera
van
de
Night
Vision:
bij
zeerhoge
buitentemperaturen.'xCamera
achter
de
voorruit:
wanneer
de
cajmera
vanwege
te
hoge
temperaturen
overj
verhit
en
tijdelijk
uitgeschakeld
is.'xCamera
achter
de
voorruit:
tijdens
de
kalibraj tieprocedure
van
de
camera
direct
na
aflevej
ring
van
het
voertuig.
Er
wordt
evt.
een
Check-Control-melding
weerj
gegeven
wanneer
het
systeem
is
uitgevallen.
Seite
44BEDIENINGSensoren
van
het
voertuig44
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Radarsensoren
Frontradarsensor
De
radarsensor
bevindt
zich
in
de
voorste
bumjper.
Radarsensoren
zijdelings
voor
De
radarsensoren
bevinden
zich
in
de
bumper.
Radarsensoren
zijdelings
achter
De
radarsensoren
bevinden
zich
in
de
bumper.
Systeembeperkingen
van
de
radarsensoren
De
werking
van
de
radarsensoren
kan
bijv.
in
de volgende
situaties
beperkt
of
niet
beschikbaarzijn:'xBij
vervuilde
sensoren,
bijv.
door
bevriezing.'xBij
afgedekte
sensoren,
bijv.
door
stickers,
fojlies
of
een
kentekenplaathouder.'xWanneer
een
sensor
niet
correct
is
gericht,
bijv.
door
parkeerschade.'xWanneer
het
straalbereik
van
de
sensoren
is
bedekt,
bijv.
door
uitstekende
ladingen.'xAls
het
gezichtsveld
van
de
sensoren
is
bej
dekt,
bijv.
door
garagemuren,
hagen
of
berj
gen
sneeuw.'xNa
ondeskundig
uitgevoerde
werkzaamhej
den
aan
de
voertuiglak
in
het
bereik
van
de sensoren.'xOp
steile
hellingen.
Er
wordt
evt.
een
Check-Control-melding
weerj
gegeven
wanneer
het
systeem
is
uitgevallen.
Ultrasone
sensoren
Ultrasoonsensoren
in
de
bumpers
voor/achter
De
ultrasoonsensoren
van
de
Park
Distance
Control
PDC
bevinj den
zich
in
de
bumpers.
Seite
45Sensoren
van
het
voertuigBEDIENING45
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Ultrasoonsensoren
zijdelings
De
ultrasoonsensoren
van
de
Park
Assistant
bej
vinden
zich
aan
de
zijkant
van
het
voertuig.
Systeembeperkingen
van
de
ultrasoonsensoren
Het
waarnemen
van
objecten
met
ultrasone
mej
ting
kan
door
natuurlijke
grenzen
worden
bej
perkt,
bijv.
in
de
volgende
situaties:
'xBij
vervuilde
sensoren.'xBij
bedekte
sensoren,
bijv.
door
stickers.'xWanneer
een
sensor
niet
correct
is
gericht,
bijv.
door
parkeerschade.'xNa
ondeskundig
uitgevoerde
werkzaamhej
den
aan
de
voertuiglak
in
het
bereik
van
de sensoren.'xBij
kleine
kinderen
en
dieren.'xBij
personen
met
bepaalde
kleding,
bijvoorjbeeld
een
dikke
jas.'xBij
een
externe
storing
van
het
ultrasoonsigj
naal,
bijv.
door
voorbijrijdende
voertuigen, luide
machines
of
andere
ultrasoonbronnen.'xBij
bepaalde
weersomstandigheden,
bijv.hoge
luchtvochtigheid,
regen,
sneeuwval,
koude,
extreme
hitte
of
sterke
wind.'xBij
aanhangwagentrekstangen
en
-koppelinj gen
van
andere
voertuigen.'xBij
dunne
of
wigvormige
voorwerpen.'xBij
bewegende
objecten.'xBij
hoger
gelegen
en
uitstekende
objecten,
bijvoorbeeld
muuruitsparingen.'xBij
objecten
met
hoeken,
randen
en
gladde vlakken.'xBij
objecten
met
een
dunne
oppervlakte
of
structuur,
bijvoorbeeld
hekken.'xBij
objecten
met
poreuze
oppervlakken.'xBij
kleine
en
lage
objecten,
bijvoorbeeld
kisj ten.'xBij
zachte
of
met
schuimstof
omhulde
obstajkels.'xBij
planten
of
struiken.'xIn
wasinstallaties
en
wasstraten.'xBij
oneffenheden
in
het
wegdek,
bijvoorbeeld
verkeersdrempels.'xDoor
sterke
uitlaatgassen.'xDe
ultrasoonsensoren
houden
geen
rekening met
uitstekende
ladingen.'xBij
scheefzittende
afdekking
van
de
trekhaak.
Er
wordt
evt.
een
Check-Control-melding
weerj
gegeven
wanneer
het
systeem
is
uitgevallen.
Seite
46BEDIENINGSensoren
van
het
voertuig46
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

Bedrijfstoestand
van
het
voertuigUitrusting
van
de
auto
In
dit
hoofdstuk
worden
alle
standaard,
landspejcifieke
en
speciale
uitrustingen
beschreven
die
inde
modelserie
aangeboden
worden.
Daarom
worden
er
ook
uitrustingen
en
functies
beschrej ven
die
niet
in
een
voertuig
beschikbaar
zijn,
bijv.omwille
van
de
geselecteerde
speciale
opties
of
landuitvoering.
Dat
geldt
ook
voor
veiligheidsrelej vante
functies
en
systemen.
Bij
gebruik
van
deze
functies
en
systemen
moeten
de
geldende
wetj
ten
en
voorschriften
worden
nageleefd.
Algemeen
Afhankelijk
van
de
situatie
bevindt
de
auto
zich
in
een
van
deze
drie
toestanden:
'xRuststand.'xGereedheid.'xRijden-stand-by.
Ruststand
Principe
Als
de
auto
zich
in
ruststand
bevindt,
is
het
sysjteem
uitgeschakeld.
Alle
stroomverbruikers
zijn gedeactiveerd.
Algemeen
Voor
het
openen
van
buitenaf
en
na
het
verlaten
en
vergrendelen
bevindt
de
auto
zich
in
de
rustj stand.
Veiligheidsvoorschriften
WAARSCHUWING
Een
onbeveiligd
voertuig
kan
vanzelf
in
bewej
ging
komen
en
wegrollen.
Er
bestaat
gevaar
voor
ongevallen.
De
auto
voor
het
verlaten
tej gen
wegrollen
beveiligen.
Om
ervoor
te
zorgen
dat
de
auto
tegen
wegrolj
len
beveiligd
is,
het
volgende
in
acht
nemen:
'xParkeerrem
bedienen.'xOp
hellingen
de
voorwielen
in
de
richting
van
de
stoeprand
draaien.'xOp
hellingen
de
auto
extra
beveiligen,
bijj
voorbeeld
met
een
wielkeg.
WAARSCHUWING
Kinderen
of
dieren
die
zonder
toezicht
in
de auto
worden
achtergelaten
kunnen
de
auto
inbeweging
zetten
en
zichzelf
of
het
verkeer
in
gevaar
brengen,
bijvoorbeeld
door
de
volgende
handelingen:
'xIndrukken
van
de
start/stop-knop.'xParkeerrem
vrijzetten.'xPortieren
of
ruiten
openen
en
sluiten.'xKeuzehendelstand
N
inschakelen.'xUitrustingen
van
de
auto
bedienen.
Er
bestaat
gevaar
voor
ongevallen
of
kans
op letsel.
Kinderen
of
dieren
niet
zonder
toezicht
in
de
auto
laten.
Bij
het
verlaten
van
de
auto
de
autosleutel
meenemen
en
de
auto
vergrendej
len.
Ruststand
automatisch
De
slaapstand
wordt
bijv.
onder
de
volgende
voorwaarden
automatisch
ingesteld:
Seite
47Bedrijfstoestand
van
het
voertuigBEDIENING47
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20

'xNa
enkele
minuten
als
er
geen
bediening
vande
auto
plaatsvindt.'xBij
lage
laadtoestand
van
de
accu.'xAfhankelijk
van
de
instelling
via
iDrive:
wanjneer
na
een
rit
bij
het
verlaten
van
het
voerj
tuig
een
of
beide
voorportieren
worden
gej opend.
In
sommige
situaties
wordt
de
slaapstand
nietautomatisch
ingesteld,
bijv.
tijdens
een
telefoonj
gesprek
of
bij
een
ingeschakeld
dimlicht.
Ruststand
bij
het
openen
van
de
voorportieren
instellen
1.CAR2.Instellingen3.Portieren/
toegang
tot
de
auto4.Auto
na
openen
portier
uitschakelen
Ruststand
handmatig
Ruststand
in
de
auto
na
einde
van
de
rit
instellen:
Toets
ingedrukt
houden
tot
de
weergave
OFF
in
het
instrumenj tenpaneel
dooft.
Gereedheid
Principe
Bij
ingeschakelde
gereedheid
kunnen
de
meeste functies
worden
bediend
terwijl
de
auto
stilstaat.
De
gewenste
instellingen
kunnen
worden
uitgej voerd.
Algemeen
Na
het
langs
buiten
openen
van
de
voorportieren bevindt
de
auto
zich
in
bedrijfsklare
toestand.
Weergave
in
het
instrumentenpaneel
Op
het
instrumentenpaneel
verjschijnt
OFF.
De
aandrijving
is
uitj
geschakeld
en
de
gereedheid
inj
geschakeld.
Rijden-stand-by
Principe Het
activeren
van
rijden-stand-by
komt
overeen
met
het
starten
van
de
motor.
Algemeen
Sommige
functies,
zoals
de
dynamische
stabilij
teitscontrole
DSC,
kunnen
alleen
bij
ingeschaj kelde
rijden-stand-by
worden
bediend.
Veiligheidsvoorschriften
GEVAAR
Bij
een
geblokkeerde
uitlaatpijp
of
onvoldoende ventilatie
kunnen
uitlaatgassen
in
de
auto
binj nendringen,
die
schadelijk
voor
de
gezondheid
zijn.
De
uitlaatgassen
bevatten
kleur-
en
reukj loze
schadelijke
stoffen.
In
gesloten
ruimten
kunnen
de
uitlaatgassen
zich
ook
buiten
de
auto
ophopen.
Er
bestaat
levensgevaar.
De
uitj
laatpijp
vrijhouden
en
voor
voldoende
ventilatie
zorgen.
Seite
48BEDIENINGBedrijfstoestand
van
het
voertuig48
Online
Edition
for
Part
no.
01405A1F003
-
X/20