Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-2
6
DAU88890
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de machine wordt ingeschakeld, en gaat uit
als u begint te rijden. Als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat bran-
den, werkt het ABS-systeem mogelijk niet
goed.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) hebt bereikt of als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat
branden:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noodstop.
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.OPMERKINGHet ABS-waarschuwingslampje kan gaan
branden wanneer er gas wordt gegeven
terwijl de machine op de middenbok staat.
Er is dan echter geen sprake van een sto-
ring.
DAU88930
Controlelampje tractieregeling“”
Dit controlelampje knippert als de tractiere-
geling is ingeschakeld.
Als de tractieregeling wordt uitgeschakeld,
gaat dit controlelampje branden. (Zie pagi-
na 6-12.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAUN2770
Controlelampje Smart-
sleutelsysteem “ ”
Dit controlelampje geeft de toestand van
het Smart-sleutelsysteem aan. Als het
Smart-sleutelsysteem normaal werkt, is dit
controlelampje uit. Als er een storing op-
treedt in het Smart-sleutelsysteem, gaat
het controlelampje knipperen. Het contro-
lelampje knippert ook wanneer de machine
en Smart-sleutel met elkaar communiceren
en bij uitvoering van bepaalde bewerkingen
van het Smart-sleutelsysteem.
DAUN2830
Controlelampje stop-startsysteem “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het
stop-startsysteem wordt geactiveerd. Het
controlelampje gaat knipperen als de motor
automatisch door het stop-startsysteem
wordt gestopt.OPMERKINGMogelijk gaat dit controlelampje niet bran-
den, zelfs als de stop-startschakelaar
wordt ingesteld op Ž. (Zie pagina 4-1.)
DAUN2781
Controlelampje inkomende oproep “ ”
Dit controlelampje gaat knipperen als de
verbonden smartphone een inkomende
oproep ontvangt. Als u de oproep niet be-
antwoordt, blijft het controlelampje bran-
den totdat u de machine uitschakelt.OPMERKINGDeze functie werkt alleen als de smartpho-
ne is verbonden met de machine.
A
UBALD0D0.book Page 2 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-9
6
Deze weergave toont het gemiddelde
brandstofverbruik sinds de weergave op
nul is teruggezet. De weergave van het ge-
middelde brandstofverbruik kan worden in-
gesteld op “km/L” of “L/100 km”, of “MPG”
wanneer mijlen worden gebruikt.
“km/L”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 L brand-
stof.
“L/100 km”: de gemiddelde hoeveel-
heid brandstof die nodig is om 100 km
af te leggen.
“MPG”: de gemiddelde afstand die
kan worden afgelegd op 1.0 Imp.gal
brandstof.OPMERKINGHoud om de weergave terug te stellen
de schakelaar “MENU” ingedrukt tot-
dat de terugstelling plaatsvindt.
Nadat de weergave is teruggesteld,
wordt “_ _._” weergegeven totdat eni-
ge afstand met de machine is gere-
den.
DAU86960
Accuspanningsweergave
Deze weergave toont de huidige laadstatus
van de accu.
Meer dan 12.8 V = Volle lading.
Onder 12.7 V = Opladen vereist.OPMERKINGAls de accuspanning lager is dan 9.0 V,
DAU1234R
StuurschakelaarsLinks
Rechts
1. Accuspanningsmeter
1
1.
2. Dimlichtschakelaar / Ž
3. Richtingaanwijzerschakelaar / Ž
4. Claxonschakelaar Ž
1. Schakelaar stop-startsysteem / Ž
2. Alarmverlichtingsschakelaar Ž
3. Startknop Ž
1
3 42
AA
1
2
3
A
A
/
UBALD0D0.book Page 9 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
6-10
6
DAU89570
Dimlichtschakelaar “ / ”
Zet deze schakelaar op “ ” voor groot-
licht en op “ ” voor dimlicht.OPMERKINGAls de schakelaar op dimlicht wordt inge-
steld, gaan beide bovenste koplampen
branden.
Als de schakelaar op grootlicht wordt inge-
steld, gaan beide onderste koplampen ook
branden.
DAU12461
Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de rich-
tingaanwijzers uit te schakelen wordt de
schakelaar ingedrukt nadat hij is terugge-
keerd in de middenstand.
DAU12501
Claxonschakelaar “ ”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12722
Startknop “ ”
Druk met de zijstandaard omhoog op deze
knop terwijl u de voor- of achterrem be-
krachtigt om de motor te starten met de
startmotor. Zie pagina 8-2 voor startin-
structies voordat u de motor start.
DAU79500
Schakelaar alarmverlichting“”
Met het contactslot in de stand “ON” kunt
u met deze schakelaar de alarmverlichting
inschakelen (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10062
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ont-
laden.
DAU59011
Menuschakelaar “MENU”
Deze schakelaar wordt gebruikt om selec-
ties te maken in de instelmodusweergave
van de multifunctionele meter.Zie Multifunctionele meter op pagina 6-3
voor meer informatie.
DAU76391
Schakelaar stop-startsysteem “ / ”
Zet om het stop-startsysteem in te schake-
len de schakelaar op “ ”. Zet om het stop-
startsysteem uit te schakelen deze schake-
laar op “ ”.
A
A
A
A
UBALD0D0.book Page 10 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Gebruik en belangrijke rij-informatie8-4
8
DAUW4891
Parkeren Schakel als u wilt parkeren het stop-start-
systeem uit en stop vervolgens de motor.
Zet na het uitschakelen van het contactslot
de Smart-sleutel uit en neem deze mee.
WAARSCHUWING
DWA18840
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen en brandwonden kun-
nen oplopen.
Parkeer nooit op een helling of een
zachte ondergrond, hierdoor kan
de machine kantelen met mogelijk
brandstoflekkage en brand tot ge-
volg.
Parkeer niet nabij gras of andere
brandbare materialen die vlam zou-
den kunnen vatten.
Als het stop-startsysteem inge-
schakeld blijft, kan de accu ontla-
den raken en kan de motor mogelijk
niet meer worden g
estart vanwege
onvoldoende accuspanning.
OPMERKINGZelfs als de machine is geparkeerd op een
locatie die wordt afgescheiden door een
hek of een glazen ruit, kunnen andere per-
sonen de motor starten en de machine be-
dienen als de Smart-sleutel zich binnen het
bereik bevindt. Schakel de Smart-sleutel uit
wanneer u de machine achterlaat. (Zie pa-
gina 3-8.)
UBALD0D0.book Page 4 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
9-11
9
DAU36112
FilterbusDit model is voorzien van een filterbus die
voorkomt dat brandstofdampen naar de at-
mosfeer ontsnappen. Controleer alvorens
met deze machine te rijden het volgende:
Controleer alle slangaansluitingen.
Controleer de slangen en de filterbus
op barsten of beschadiging. Vervang
indien beschadigd.
Controleer de ontluchtingsinrichting
van de filterbus op verstopping en rei-
nig deze indien nodig.
DAU66994
Motorolie en olie-aanzuigzeefVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de olie-aanzuigzeef
worden gereinigd volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder de
olievuldop, veeg de peilstok schoon,
steek deze weer in de vulopening
(zonder vast te draaien) en neem dan
weer uit om het olieniveau te controle-
ren. WAARSCHUWING! De uitlaat-
demper en
uitlaatdemperbeschermer worden
tijdens het gebruik zeer heet. Ter
voorkoming van mogelijke brand-
wonden moet u de uitlaatdemper
en de beschermer laten afkoelen
voordat u de olievuldop verwijdert.
[DWA17810]
OPMERKINGHet motorolieniveau moet tussen het uit-
einde van de peilstok en de merkstreep
voor maximumniveau liggen.4. Als het motorolieniveau niet tussen
het uiteinde van de peilstok en de
merkstreep voor maximumniveau ligt,
vul dan voldoende olie, van de aanbe-
volen soort, bij tot het correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulopening en
draai dan de olievuldop vast.
1. Filterbus
2. Tankbeluchtingssysteem
2
1
1. Olievulopening
2. O-ring
3. Motoroliepeilstok
4. Merkstreep maximumniveau
5. Uiteinde van de motoroliepeilstok
3245
1
UBALD0D0.book Page 11 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
9-13
9
DAU85450
Waarom YamalubeYAMALUBE olie is een origineel YAMAHA
onderdeel dat is ontwikkeld vanuit de over-
tuiging dat motorolie een belangrijke vloei-
bare component van de motor is. Wij
stellen teams samen van specialisten op
technisch, chemisch, elektronisch en race-
testgebied die samen de motor en de daar-
in te gebruiken olie ontwikkelen. Yamalube
oliën bestaan uit hoogwaardige basisoliën
die zijn aangevuld met specifieke additie-
ven die verzekeren dat het eindproduct aan
onze prestatienormen voldoet. Hierdoor
hebben de minerale, semisynthetische en
synthetische oliën van Yamalube hun eigen
karakter en toepassingsgebied. Dankzij de
enorme ervaring die Yamaha sinds de jaren
zestig met de ontwikkeling van oliën heeft
opgedaan, is Yamalube de beste keus voor
uw Yamaha motor.
DAU67822
EindoverbrengingsolieHet eindoverbrengingshuis moet voor elke
rit worden gecontroleerd op olielekkage. In
geval van lekkage moet u de motorfiets
door een Yamaha dealer laten nakijken en
repareren. Bovendien dient de eindover-
brengingsolie als volgt te worden ververst
op de tijdstippen vermeld in het periodieke
onderhouds- en smeerschema.
1. Start de motor en warm de eindover-
brengingsolie op door enkele minuten
met de motorfiets te rijden.
2. Stop de motor en zet de motorfiets
vervolgens op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder het
eindoverbrengingshuis om de ge-
bruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de vuldop van de eindover-
brengingsolie met de o-ring uit het
eindoverbrengingshuis.5. Verwijder de aftapplug van de eind-
overbrengingsolie met de pakking om
de olie uit het eindoverbrengingshuis
te laten stromen.
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
1. Aftapplug versnellingsbakolie
2. Pakking
1
2
1 2
UBALD0D0.book Page 13 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
9-34
9
Is de voertuigaccu ontladen? Als de
voertuigaccu ontladen is, zal het
Smart-sleutelsysteem niet werken.
Laat de voertuigaccu opladen of ver-
vangen. (Zie pagina 9-28.)
Als het Smart-sleutelsysteem na controle
van de bovenstaande items nog steeds niet
werkt, laat dan een Yamaha dealer het
Smart-sleutelsysteem controleren.OPMERKINGZie Noodmodus op pagina 9-37 voor infor-
matie over het starten van de motor zonder
de Smart-sleutel.
DAU76843
Probleemoplossing stop-startsysteem
Als een probleem optreedt, controleert u
het volgende voordat u de machine naar
een Yamaha-dealer brengt.
Het controlelampje stop-startsysteem
gaat niet branden.
1. Is het contactslot ingeschakeld?
2. Is de schakelaar van het stop-startsy-
steem ingesteld op “ ”?
3. Is de motor na het starten voldoende
warmgedraaid?
4. Heeft de motor na het warmdraaien
enige tijd stationair gedraaid?5. Heeft de machine gereden met een
snelheid van 10 km/h of hoger?
Zelfs als aan de bovengenoemde voor-
waarden is voldaan, wordt het stop-start-
systeem mogelijk niet geactiveerd om
accuvermogen te sparen. In dat geval kan
gewoon met de machine worden gereden.
Daarnaast gaat het controlelampje stop-
startsysteem niet branden als het waar-
schuwingslampje motorstoring brandt.
Als het controlelampje stop-startsysteem
nog steeds niet gaat branden nadat u de
bovengenoemde zaken hebt gecontro-
leerd, laat de machine dan zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dealer.
Het controlelampje stop-startsysteem
gaat branden, maar de motor stopt niet
automatisch.
1. Is de machine volledig gestopt?
De motor stopt mogelijk pas automa-
tisch nadat de machine enige tijd is
gestopt. Probeer de machine volledig
tot stilstand te brengen.
2. Is er aan de gasgreep gedraaid?
De motor stopt niet automatisch als
de gasgreep niet in de volledig geslo-
ten stand staat.
Draai de gasgreep naar de volledig
gesloten stand.Als de motor nog steeds niet automatisch
stopt nadat u de bovengenoemde zaken
hebt gecontroleerd, laat de machine dan zo
snel mogelijk controleren door een Yamaha
dealer.
Nadat de motor is gestopt door het stop-
startsysteem herstart deze niet, zelfs
niet als de gasgreep wordt gedraaid.
1. Is de schakelaar van het stop-startsy-
steem ingesteld op “ ”?
Als de schakelaar van het stop-start-
systeem op “ ” wordt gezet terwijl
het stop-startsysteem is geactiveerd,
zal het stop-startsysteem worden uit-
geschakeld.
2. Is de zijstandaard omlaag gezet?
Als de zijstandaard omlaag wordt ge-
zet, wordt het stop-startsysteem ge-
deactiveerd.
3. Is de motor lange tijd uitgeschakeld
gelaten nadat deze door het stop-
startsysteem werd gestopt?
Als de motor lange tijd uitgeschakeld
wordt gelaten nadat deze door het
stop-startsysteem is gestopt, kan de
accu ontladen raken.
Als de motor nog steeds niet herstart nadat
u de bovengenoemde zaken hebt gecon-
troleerd, laat de machine dan zo snel mo-
gelijk controleren door een Yamaha dealer.
A
A
A
UBALD0D0.book Page 34 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM
Periodiek onderhoud en afstelling
9-36
9
DAU86420
Motor raakt oververhit
WAARSCHUWING
DWAT1041
Verwijder de radiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en stoom kunnen
naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de radiatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen
de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze links-
om en verwijder d
e dop.
OPMERKINGAls geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde. Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
UBALD0D0.book Page 36 Thursday, October 1, 2020 2:14 PM