152
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed2019_V02
Er kunnen storingen in de werking van het systeem optreden:- als het zicht slecht is (bijvoorbeeld bij sneeuwval, zware regenval of dichte mist, ...),- als het gedeelte van de voorruit voor de camera vuil, beslagen of bedekt is (bijvoorbeeld met een sticker),- als de verlichting van uw auto wordt weerkaatst door spiegelende of reflecterende panelen (bijvoorbeeld verkeersborden).Bij te dichte mist wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Het systeem signaleert geen:- weggebruikers die geen verlichting voeren, zoals voetgangers,- weggebruikers van wie de verlichting wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door een vangrail op de snelweg),- weggebruikers die zich aan de top
of de voet van een steile helling, in een bocht of op een zijweg bevinden.Met touchscreen
Met autoradio
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje er van gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.
F Druk op deze knop: het lampje er van dooft, het systeem is ingeschakeld.
De functie kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
Verlichting en zicht
199
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed2019_V02
De aanwezigheid van de afstandsbediening van het Smart entry-systeem met startknop in het detectiebereik is van essentieel belang.Verlaat de auto nooit bij draaiende motor ter wijl u de afstandsbediening op zak hebt.Als de afstandsbediening zich buiten de detectiezone bevindt, wordt een melding weergegeven.Om de motor te kunnen starten moet u er voor zorgen dat de afstandsbediening zich binnen de zone bevindt.
Als aan een van de voor waarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt een melding op het display van het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuur wiel heen en weer worden bewogen ter wijl de knop "START/STOP" wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordt hier van via een melding op de hoogte gebracht.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Afzetten
F Zet de auto stil.
F Druk op de knop "S TA R T/STOP" ter wijl de afstandsbediening zich in de detectiezone bevindt.
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt vergrendeld.
Contact aanzetten
(zonder te starten)
Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd automatisch over op de eco-mode om de laadtoestand van de accu op peil te houden.
Druk, ter wijl de afstandsbediening van het Smart entry-systeem met startknop zich in de auto bevindt, op de startknop zonder een pedaal in te trappen om het contact A AN te zetten.U kunt dan ook de verschillende accessoires activeren (radio, verlichting, enz.).
F Druk op de knop "START/STOP": de verlichting en lampjes van het instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:- gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht.- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.Bij gebruik van niet door Toyota goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed.De door Toyota goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
6
Rijden
216
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed2019_V02
Uitschakelen / inschakelen
Met autoradio
F Druk op deze knop: het lampje er van gaat branden, het systeem is uitgeschakeld.
F Druk op deze knop: het lampje er van dooft, het systeem is ingeschakeld.
Uitschakelen van het systeem:
Met touchscreen
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld zodra u de motor opnieuw start.
Als u het systeem uitschakelt ter wijl de motor in de STOP-stand staat, wordt de motor onmiddellijk opnieuw gestart.
Openen van de motorkapSchakel omwille van uw veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden onder de motorkap uit te voeren om ver wondingen als gevolg van het automatisch inschakelen van de START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit wanneer u over een overstroomde weg moet rijden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer rijadviezen, met name over het rijden op overstroomde wegen.
Inschakelen van het systeem:
De functie kan worden in- en uitgeschakeld in het configuratiemenu van de auto.
Rijden
245
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed2019_V02
Lane Departure Alert
Met autoradio
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje er van gaat branden; het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het
verklikkerlampje er van dooft; het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Dit systeem signaleert, met behulp van een camera die doorgetrokken of onderbroken strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden van een rijstrookmarkering en waarschuwt in dat geval de bestuurder.De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een wagensnelheid hoger dan 80 km/h een rijstrookmarkering wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.Dit systeem werkt het meest effectief op autowegen en snelwegen.
Detectie - Waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt niet als de richtingaanwijzer is ingeschakeld en gedurende ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld.
Het Lane Departure Alert-systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.De bestuurder dient zich altijd aan de verkeersregels te houden en niet langer dan twee uur aaneengeschakeld achter het stuur te zitten.
6
Rijden
250
ProaceVerso_nl_Chap06_conduite_ed2019_V02
Er wordt geen waarschuwingssignaal afgegeven in de volgende situaties:- voor stilstaande objecten (geparkeerde auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden...),- bij tegemoetkomende voertuigen,- bij rijden over bochtige wegen of in zeer scherpe bochten,
- bij het inhalen van of ingehaald worden door een zeer lang voertuig (vrachtwagen, autobus...) die én in de dode hoek achter wordt gedetecteerd én zich in het gezichtsveld van de bestuurder bevindt,- bij erg druk verkeer: de voertuigen die voor en achter worden gedetecteerd worden aangezien voor een vrachtwagen of een stilstaand object,- bij snelle inhaalmanoeuvres.
Deze functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje er van gaat branden;
het systeem is ingeschakeld.
F Druk op deze knop, het verklikkerlampje er van dooft; het systeem is uitgeschakeld.
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
Met autoradio
Rijden
266
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie
267
Accessoires
Een ruime keuze aan accessoires en originele onderdelen wordt u aangeboden door het Toyota-netwerk.Deze accessoires en onderdelen zijn volledig aangepast aan uw auto, zijn voorzien van een artikelnummer en beschikken over de garantie van Toyota.
"Comfort"
Windgeleiders, aansteker, bagagestoppers, kledinghanger voor bevestiging aan de hoofdsteun, parkeerhulp voor en achter, gestileerde spatlappen, indelingssysteem bagageruimte, ...
"Transportoplossingen"
Kunststof bak bagageruimte, bagagenet, allesdragers, fietsendrager voor bevestiging op de trekhaak, fietsendrager voor bevestiging op de allesdragers, skidrager, dakkoffer, trekhaakkabelset...Een trekhaak moet worden gemonteerd door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
"Styling"
Wieldoppen, sierdoppen voor velgen, dorpellijsten, pookknoppen, ...
"Veiligheid"
Inbraakalarm, graveren van ruiten, wielbouten met slot, kinderzitjes, alcolholtest, verbandtrommel, gevarendriehoek, veiligheidsvest, lokalisatiesysteem
gestolen auto, wagenparkbeheermodule, sneeuwkettingen, sneeuwsokken, mistlampen vóór, ...
"Bescherming"
Matten*, stoelhoezen geschikt voor stoelen met zij-airbags, spatlappen, zijstootlijsten, bumperbeschermers, beschermingsset voor de laadruimte (hout of kunststof), dorpellijsten achter, matten achter, ...
Het monteren van elektrische apparatuur of accessoires die niet onder een artikelnummer in het assortiment van Toyota voorkomen, kan leiden tot storingen in het elektronisch systeem van uw auto en een verhoogd stroomverbruik veroorzaken.Neem contact op met een vertegenwoordiger van het merk Toyota om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en accessoires voorzien van een artikelnummer.
Installeren van radiocommunicatiezenders
Voordat u radiozenders met buitenantenne als uitrusting achteraf
monteert, kunt u bij het Toyota-netwerk de technische gegevens (frequentieband, maximaal uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke installatievoorschriften) van de voor montage geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/EG).
Afhankelijk van de lokale wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde veiligheidsuitrusting verplicht zijn: veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, alcoholtests, een set reser velampen, reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde van de auto.
* Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt en goed is bevestigd,- leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
7
Praktische informatie
268
U kunt bij het Toyota-netwerk ook terecht voor het aanschaffen van producten voor reiniging, onderhoud (interieur en exterieur), waaronder de ecologische producten uit het gamma "Toyota", en bijvullen (ruitensproeier vloeistof, ...), lakstiften en spuitbussen met de kleur die exact overeenkomt met die van uw auto en producten voor navullen (flacon voor bandenreparatieset...), ...
"Multimedia"
Smartphonehouder, semi geïntegreerde tablethouder of navigatiesysteemhouder, gamma autoradio's en portable navigatiesystemen, zwarte doos, Bluetooth handsfree set, DVD-speler, multimediahouder, rijhulpsystemen, voertuigvolgsysteem, ...
Neem voor alle werkzaamheden aan uw auto contact op met een gekwalificeerde werkplaats die beschikt over de juiste technische informatie, vakkennis en apparatuur. Het Toyota-netwerk is in staat u dit te bieden.
Dakstangen/imperiaal
Gebruik bij het monteren van dakstangen de hiervoor bestemde bevestigingspunten:F open de afdekkapjes van de bevestigingspunten van beide dakstangen,F breng de bevestigingspunten van de dakstangen aan en vergrendel ze één voor één op het dak,F controleer of de dakstangen goed zijn bevestigd (door eraan te schudden),F sluit de afdekkapjes van beide dakstangen.De dakstangen zijn verwisselbaar en kunnen
voor elk paar bevestigingspunten worden afgesteld.
Monteer een imperiaal op de daar voor bestemde bevestigingspunten:F breng de bevestigingspunten van het imperiaal aan en vergrendel ze één voor één op het dak,F controleer of het imperiaal goed is bevestigd (door eraan te schudden).
Raadpleeg de wetgeving van uw land met betrekking tot het ver voeren van voor werpen die langer zijn dan de auto.
Max. toegestaan gewicht per bevestigingspunt, bij een maximale laadhoogte van 40 cm: 25 kg.Max. toegestane daklast afhankelijk van de lengte van de auto:- compact (L1) met 8 bevestigingspunten: 200 kg- standaard (L2) en lang (L3) met 10 bevestigingspunten: 250 kgPas bij een belading hoger dan 40 cm de wagensnelheid aan de rijomstandigheden aan om schade aan de dakstangen of het imperiaal en de bevestigingsplaatsen op het dak te voorkomen.
Praktische informatie