244
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Het autonome noodstopsysteem werkt niet:- als de voorbumper van de auto is beschadigd,- binnen 10 seconden na de laatste keer dat het systeem in werking is getreden,- bij een storing in het elektronische stabiliteitsprogramma,
Werkingslimieten
In de volgende gevallen is het raadzaam de functie uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:- bij een schok op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera,- als de auto een aanhanger of caravan trekt,- als lading op de imperiaal boven de voorruit uitsteekt (bijvoorbeeld een ladder),- als de auto wordt gesleept bij draaiende motor,- als het noodreser vewiel (indien aanwezig) is gemonteerd,- als de auto tijdens onderhoud in de werkplaats op een rollenbank wordt getest,- als de auto in een automatische wasstraat wordt gewassen,- als de remlichten niet werken.
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige om het systeem te laten nakijken.
Forward collision warning
Afhankelijk van de door het systeem gedetecteerde kans op een aanrijding en de geselecteerde stand voor de waarschuwing kunnen meerdere waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en weergegeven op het instrumentenpaneel.
Dit waarschuwingsniveau is gebaseerd op de afstand in tijd tussen uw auto en de voorligger.
Niveau 1: waarschuwing door middel van visuele signalen die aangeeft dat de afstand tot de voorligger zeer klein is.Wanneer de auto de voorligger nadert, wordt een melding weergegeven om de bestuurder aan te sporen op te letten.
Deze informatie wordt tevens weergegeven op het head-up display.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het head-up display.
Rijden
270
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie
280
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Aftappen van het systeem
Deze koelvloeistof hoeft niet ver verst te worden.
Type koelvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven koelvloeistof.
Het controleren en bijvullen moet altijd worden uitgevoerd bij koude motor.Een te laag koelvloeistofniveau kan leiden tot ernstige motorschade.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om de koeling te vergemakkelijken.
Vermijd langdurig huidcontact met afgewerkte olie en andere vloeistoffen.De meeste van deze vloeistoffen zijn bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere vloeistoffen niet in het riool, in het water of op de grond.Breng gebruikte olie naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige (Frankrijk) of naar een bevoegd afvalverwijderingsstation.
Afgewerkte producten
Bijvullen
Dit additief moet worden bijgevuld door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Niveau brandstofadditief
(diesel met roetfilter)
Een te laag additiefniveau wordt aangegeven door dit verklikkerlampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.
Type ruiten- en koplampsproeiervloeistof
Voor een optimale reiniging en om het bevriezen van de sproeiers te voorkomen is het (bij)vullen van het reser voir met water niet toegestaan.
Niveau ruiten- en
koplampsproeiervloeistof
Wanneer uw auto is voorzien van koplampsproeiers, wordt een te laag vloeistofniveau van de ruiten- en koplampsproeiers aangegeven door een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel.Vul bij de eerstvolgende gelegenheid het reservoir bij.
Onder winterse omstandigheden is het raadzaam ruitensproeier vloeistof op basis van ethanol of methanol te gebruiken.
Praktische informatie
281
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Controles
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.Niettemin is het raadzaam om regelmatig te controleren of de accupoolklemmen goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting voor de accupoolklemmen) en of de aansluitingen schoon zijn.
Laat de filters periodiek ver vangen volgens de in het onderhoudsschema van de fabrikant aangegeven intervallen.
Luchtfilter en interieurfilter
Laat bij het olie ver versen tevens het oliefilter vervangen.Raadpleeg het onderhoudsschema van de fabrikant voor het vervangingsinterval van dit onderdeel.
Oliefilter
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter ver vuild is, wordt u hierop geattendeerd door het tijdelijk branden van dit lampje in combinatie met een melding op het multifunctionele display.
Ga om het roetfilter te regenereren, zodra de omstandigheden het toelaten, met een snelheid van minimaal 60 km/h
rijden tot het lampje dooft.Als het lampje blijft branden, is het minimum brandstofadditiefniveau bereikt.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het controleren van niveaus.
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt een brandlucht ruiken; dit is volkomen normaal.Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan bij gasgeven soms rook uit de uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.Laat ze anders nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende rubriek voor meer informatie en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik (veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding geven, moeten de filters twee keer zo vaak worden vervangen.Een verstopt interieur filter kan de prestaties van de airconditioning verstoren en onaangename geuren veroorzaken.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V- loodac c u.Vervanging dient uitsluitend door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te worden uitgevoerd.
7
Praktische informatie
318
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Zekeringn r.Ampère(A)Functies
F110Elektrische stuurbekrachtiging, koppelingspedaalschakelaar.
F415Claxon.
F520Ruitensproeierpomp voor/achter.
F620Ruitensproeierpomp voor/achter.
F71012V-aansluiting achter.
F820Ruitenwisser(s) achter.
F10/F1130Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.
F1310Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.
F145Alarm, noodoproepsysteem ER A-GLONASS.
F175Instrumentenpaneel.
F193Stuurkolomschakelaars.
F213Smart entry-systeem met startknop of contactslot.
F223Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F235Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F245Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F255Airbags.
F2920Autoradio, touchscreen, CD-speler, navigatiesysteem.
F3115Autoradio (+ accu).
F321512V-aansluiting vóór.
F345Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F355Ruitensproeierverwarming, hoogteverstelling koplampen.
F365Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
Storingen verhelpen
319
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Zekeringn r.Ampère (A)Functies
F13Smart entry-systeem met startknop of contactslot.
F55Touchscreen, achteruitrijcamera en parkeerhulp.
F710Bediening airconditioning achter, hifi-versterker.
F820Ruitenwisser(s) achter.
F10/F1130Sloten binnen- en buitenzijde, voor en achter.
F123Inbraakalarm.
F171012V-aansluiting achter.
F185Alarm, noodoproepsysteem ER A-GLONASS.
F213Opladen uitneembare lamp, plafonnier achter.
F223Verlichting dashboardkastje, plafonniers achter.
F235Dodehoekbewaking, elektrische functies buitenspiegels.
F245Stuurkolomschakelaars.
F255Hoogteverstelling koplampen.
F263Pictogrammendisplay veiligheidsgordels losgemaakt/niet vastgemaakt.
F273Regen-/lichtsensor, multifunctionele detectiecamera.
F2810Bediening airconditioning vóór, bediening autoradio, selectiehendel, head-up display.
F30A of B15Autoradio (+ accu).
F315Airbags.
F331512V-aansluiting vóór.
F355Instrumentenpaneel.
F3620Autoradio, touchscreen, CDs-speler, navigatiesysteem.
Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
8
Storingen verhelpen
402
Proace_nl_Chap10d_RD6_ed01-2019
RDS
Korte procedure
Lange procedure
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets te maken met een storing in de autoradio.Druk op de toets MENU.
Selecteer "Audiofuncties".
Druk op OK.
Selecteer de functie "Voor keuze FM-band".
Druk op OK.
Selecteer "Zender volgen activeren (RDS)".
Druk op OK, RDS wordt weergegeven op het scherm.
Als de modus "Radio" is ingeschakeld, druk dan direct op OK om de RDS-functie in of uit te schakelen.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar de sterkste frequentie van een zender, zodat u
ernaar kunt blijven luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele land dekken. Daardoor kan de ontvangst van de zender tijdens de reis wegvallen.
Als de RDS-functie niet beschikbaar is, worden de letters RDS doorgestreept weergegeven op het display.
Radio
Selecteren van een zender
Druk herhaalde malen op de toets SOURCE om de radiofunctie te selecteren.
Druk op deze toets om het golfbereik te selecteren (FM/DAB/AM).
Druk op een van de toetsen om automatisch naar zenders te zoeken.
Druk op een van de toetsen om handmatig naar hogere/lagere frequenties te zoeken.
Druk op deze toets voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich bevindt.Druk langer dan 2 seconden op de toets om deze lijst bij te werken. Tijdens het bijwerken is de geluidsweergave uitgeschakeld.
Audio en telematica
405
Proace_nl_Chap10d_RD6_ed01-2019
Selecteer "Multimedia" en bevestig.
Selecteer "Volgsysteem digitale zender / FM" en bevestig.
Lang indrukken: selecteren van de gewenste categorie berichten uit Transport, Actualiteiten, Entertainment en Speciale Flash-berichten (afhankelijk van de zender).
Wijzigen van een zender binnen dezelfde "multiplex/bundel".
Druk op de toets "Menu".
Zoeken naar de vorige/volgende "multiplex/bundel".
Wijzigen van het golfbereik (FM1, FM2, DAB, ...).
Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën informatie (TA INFO).Via "multiplex /bundel" kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische
volgorde zijn gerangschikt.
Digitale radio
Druk op "OK" zodra de radio op het display wordt weergegeven om het contextuele menu weer te geven.(Zendervolgsysteem (RDS), Volgsysteem digitale zender / FM, Zenderinfo (TXT), Zenderinformatie, ...)
Volgsysteem digitale zender
DAB/FM
"DAB" dekt niet het hele land.Het " Volgsysteem digitale zender / FM" biedt de mogelijkheid om bij slechte ontvangst van het digitale signaal automatisch over te schakelen op de analoge radio "FM" (indien beschikbaar) zodat u naar uw favoriete zender kunt blijven luisteren.Als het " Volgsysteem digitale zender / FM" is ingeschakeld, wordt automatisch de DAB-zender geselecteerd.
Na het inschakelen van het " Volgsysteem digitale zender / FM" kan het enkele seconden duren voordat het systeem overschakelt op de analoge radio "FM" en kan het volume veranderen.
Als de beluisterde "DAB"-zender niet beschikbaar is via de analoge radio "FM" (optie "DAB/FM" doorgestreept), of als het " Volgsysteem digitale zender / FM" niet is ingeschakeld, zal het geluid wegvallen als de ontvangst van het digitale signaal slecht wordt.
.
Audio en telematica