202
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Bij temperaturen onder het vriespunt wordt bij auto's met een dieselmotor de motor pas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.Als dit verklikkerlampje
gaat branden nadat u op de knop "START/STOP" hebt gedrukt, moet u het rem- of het koppelingspedaal ingetrapt houden tot het verklikkerlampje dooft. Druk niet nogmaals op de knop "START/STOP" voordat de motor draait.
Starten
F Druk ver volgens op de knop "START/STOP".
Starten - afzetten van de motor,
"Smart Entry & Start System"
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor wordt bijna onmiddellijk gestart.
F Zorg er voor dat de afstandsbediening zich in de auto bevindt, in de detectiezone.
F Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde versnellingsbak, houd dan het pedaal volledig ingetrapt tot de motor is aangeslagen.
F Als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie, zet dan de selectiehendel in de stand P en houd vervolgens het rempedaal stevig ingetrapt.
F Zet bij een auto met een elektronisch gestuurde versnellingsbak de selectiehendel in de stand N en trap ver volgens het rempedaal volledig in.
Rijden
248
Proace_nl_Chap06_conduite_ed01-2019
Ver wijder in dat geval de sneeuw, modder enz. van de voorbumper.
Als een van de twee sensoren (camera of radar) is afgedekt of een beperkt bereik heeft ter wijl de andere normaal werkt, blijft het systeem werken maar minder nauwkeurig dan normaal. U wordt hier niet over geïnformeerd door een melding of een verklikkerlampje.Om storingen in de werking van de radar te voorkomen, mag de bumper niet worden gespoten.
Reinig het gedeelte van de voorruit voor de camera regelmatig.Laat geen sneeuw op de motorkap of op het dak liggen, omdat de detectiecamera erdoor kan worden afgedekt.
Lane Departure Alert
Dit systeem signaleert, met behulp van een camera die doorgetrokken of onderbroken strepen herkent, het onvrijwillig overschrijden van een rijstrookmarkering en waarschuwt in dat geval de bestuurder.De waarschuwing wordt geactiveerd als bij een wagensnelheid hoger dan 80 km/h een rijstrookmarkering wordt overschreden zonder dat de richtingaanwijzer wordt ingeschakeld.Dit systeem werkt het meest effectief op autowegen en snelwegen.
Detectie - Waarschuwing
U wordt gewaarschuwd door het knipperen van dit verklikkerlampje op het instrumentenpaneel in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem waarschuwt niet als de richtingaanwijzer is ingeschakeld en gedurende ongeveer 20 seconden nadat deze is uitgeschakeld.
Het Lane Departure Alert-systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven ver vangen.De bestuurder dient zich altijd aan de verkeersregels te houden en niet langer dan twee uur aaneengeschakeld achter het stuur te zitten.
Rijden
268
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden verbeteren sneeuwkettingen de tractie en het remgedrag van de auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van sneeuwkettingen worden voorzien.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende regelgeving over het gebruik van sneeuwkettingen en de maximaal toegestane snelheid.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan de banden en het wegdek te voorkomen. Als uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen, controleer dan of de ketting en de bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn voor het type velg van uw auto.
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens mogelijk.Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg stil op een vlakke ondergrond.F Trek de handrem aan en plaats eventueel wielblokken voor of achter de wielen om te voorkomen dat de auto wegglijdt.F Monteer de sneeuwkettingen, volg daarbij de aanwijzingen van de fabrikant.F Rijd langzaam weg en rijd een klein stukje
met een snelheid van maximaal 50 km/h.F Zet de auto stil en controleer of de kettingen correct gespannen zijn.
Maat van de af fabriek gemonteerde bandenType sneeuwketting
215/65 R16schakel 12 mm
215/60 R17KONIG K-SUMMIT VAN K842 2 5 / 5 5 R17
Het is bijzonder raadzaam voor vertrek het
monteren van de sneeuwkettingen te oefenen; doe dit op een vlakke en droge ondergrond.
Praktische informatie
270
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur van een aantal functies om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal elektrische functies zoals het audio- en telematicasysteem, de ruitenwissers, dimlichten, plafonniers, ... nog in totaal maximaal 40 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode is ingeschakeld en worden de actieve functies in de ruststand gezet.Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het gesprek nog gedurende ongeveer 10 minuten worden voortgezet via de handsfree set van uw autoradio.
Uitschakelen van de eco-mode
De functies worden automatisch weer ingeschakeld als de motor gestart wordt.Start om de functies direct weer te kunnen gebruiken de motor en laat deze draaien:- minder dan tien minuten om de functies ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,- meer dan tien minuten om de functies ongeveer dertig minuten te kunnen gebruiken.Neem de tijd die nodig is voor het starten van de motor in acht om een juiste lading van de accu te garanderen.Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van de auto aan om het ontladen van de accu te voorkomen.Tijdens het rijden kunnen in verband met de laadtoestand van de accu enkele functies (airconditioning, achterruitverwarming, ...) tijdelijk worden uitgeschakeld.Deze functies worden automatisch ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu dit toelaat.
Praktische informatie
278
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motor ventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Als een peil/niveau aanmerkelijk daalt, laat dan het desbetreffende systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
A = MA XI
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Toyota adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het merktek en B ligt, star t de motor dan niet.- Als het niveau hoger is dan het streepje MAX (risico op beschadiging van de motor), neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.- Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI, vul dan altijd motorolie bij.
Praktische informatie
292
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Reparatiemethode
1. Afdichting van het lek
F Rol de witte slang G volledig uit.F Draai de dop van de witte slang los.F Sluit de witte slang aan op het ventiel van de lekke band.
F Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting in de auto.F Start de motor en laat deze draaien.
Let op: dit product is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.Houd het middel buiten het bereik van kinderen.
Ver wijder het voor werp dat de lekkage heeft veroorzaakt niet uit de band.
Schakel de compressor niet in voordat de witte slang is aangesloten op het ventiel van de band: het afdichtmiddel wordt anders buiten de band gespoten.
F Zet het contact af.
F Zet de schakelaar A in de stand "Reparatie".
F Controleer of de schakelaar B in de stand "O" staat.
Storingen verhelpen
293
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Als er na ongeveer 5 tot 7 minuten geen druk is, betekent dit dat de band niet te repareren is. Neem voor hulp contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
F Activeer de compressor door de schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot de bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het afdichtmiddel wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze handeling de slang niet los van de aansluiting (kans op spatten).
F Ver wijder de set en draai de dop van de witte slang vast. Zorg er voor dat restanten van de vloeistof niet op of in de auto terecht kunnen komen. Houd de set binnen handbereik.
2. Op spanning brengen
F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning".
F Rol de zwarte slang H volledig uit.F Sluit de zwarte slang aan op het ventiel van de gerepareerde band.F Maak direct een rit van ongeveer vijf kilometer met matige snelheid (tussen 20 en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F Zet de auto stil en controleer de reparatie en de bandenspanning met de set.
8
Storingen verhelpen
338
Proace_nl_Chap10a_BTA_ed01-2019
Noodoproepsysteem ERA-GLONASS (indien aanwezig)
Wanneer de elektronische eenheid airbags een botsing heeft gedetecteerd, wordt onafhankelijk van het eventueel afgaan van de airbags, automatisch een noodoproep gedaan.
Noodoproep met lokalisatiefunctie
Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het knipperen van het groene LED-lampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep naar de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" is verstuurd*.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken, wordt de oproep geannuleerd.Het groene LED-lampje dooft.De oproep wordt ook geannuleerd door, op ieder willekeurig moment, de toets langer dan 8 seconden in te drukken.
Het groene LED-lampje blijft branden (zonder te knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
Deze oproep wordt beheerd door de helpdesk van "Noodoproep met lokalisatiefunctie" die de informatie over de lokalisatie van de auto ontvangt en een waarschuwing kan zenden naar de gekwalificeerde hulpdiensten.In landen waar de helpdesk niet operationeel is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder lokalisatie.* Deze diensten zijn afhankelijk van bepaalde voorwaarden en beschikbaarheid.Raadpleeg het Toyota-netwerk.
Audio en telematica