
276
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
MotorkapOpenen
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.F Bevestig de motorkapsteun in de houder.F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F Trek aan de motorkap om te controleren of deze goed vergrendeld is.
F Neem de motorkapsteun uit de houder en bevestig deze in de uitsparing om de motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.Wees bij warme motor voorzichtig met het bedienen van de veiligheidshaak en de motorkapsteun (kans op brandwonden).Gebruik nooit een hogedrukreiniger om de motorruimte schoon te maken: de elektrische componenten kunnen dan beschadigd raken.
De koelventilator kan ook nog gaan draaien nadat de motor is afgezet: houd daarom voor werpen en kleding uit de buur t van de ventilator.
F Beweeg de hendel omhoog en til de motorkap op.
F Open het portier.
F Trek de hendel aan de onderzijde van het portierkader naar u toe.
Schakel het Stop&Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren, om letsel door het automatisch activeren van de START-stand te voorkomen.
Praktische informatie

278
Proace_nl_Chap07_info-pratiques_ed01-2019
Niveaus controleren
Let bij werkzaamheden onder de motorkap goed op, want bepaalde delen van de motor kunnen zeer heet zijn (kans op brandwonden) en de motor ventilateur kan ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet contact worden gecontroleerd via de motorolieniveaumeter op het instrumentenpaneel (volgens uitvoering) of met de oliepeilstok.
Controle met de oliepeilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven op de desbetreffende afbeelding van de motorruimte.F Trek aan het gekleurde uiteinde om de oliepeilstok volledig uit de schacht te trekken.F Veeg de peilstok af met een schone, niet pluizende doek.F Steek de oliepeilstok weer volledig in de schacht en trek hem er weer uit om het oliepeil te controleren: het oliepeil is correct als het tussen de merktekens A en B ligt.
Controleer deze niveaus regelmatig en respecteer de voor waarden zoals vermeld in het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.Als een peil/niveau aanmerkelijk daalt, laat dan het desbetreffende systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
A = MA XI
De controle van het motorolieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een horizontale ondergrond staat en de motor ten minste 30 minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen. Toyota adviseert u om elke 5000 km het olieniveau te controleren en, indien nodig, olie bij te vullen.
B = MINI
Als u ziet dat het oliepeil boven het merkteken A of onder het merktek en B ligt, star t de motor dan niet.- Als het niveau hoger is dan het streepje MAX (risico op beschadiging van de motor), neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.- Als het oliepeil lager is dan het merkteken MINI, vul dan altijd motorolie bij.
Praktische informatie

320
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Zekeringkast in de
motorruimte
F Maak de twee vergrendelingen A los.F Verwijder het deksel.F Vervang de zekering.F Sluit na het ver vangen van de zekering zorgvuldig het deksel en zet de twee vergrendelingen A vast voor een goede afdichting van de zekeringkast.
Zekering n r.Ampère(A)Functies
F125Ruitensproeierverwarming.
F1425Ruitensproeierpomp voor en achter.
F155Radar vóór automatisch noodremsysteem, elektrische stuurbekrachtiging.
F1710Intelligente ser vicecentrale (BSI).
F1930Ruitenwissermotor vóór.
F2015Ruitensproeierpomp voor en achter.
F2120Koplampsproeierpomp.
F2215Claxon.
F2315Grootlicht rechts.
F2415Grootlicht links.
De zekeringkast bevindt zich onder de motorkap, naast de accu.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van uw auto.
Toegang tot de zekeringen
Storingen verhelpen

321
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
12V- ac c uDe accu bevindt zich in de motorruimte.F Open de motorkap via hendel in het interieur en gebruik vervolgens de veiligheidshaak aan de buitenzijde.F Bevestig de motorkapsteun.
Toegang tot de accu
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.
Algemeen
12V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.Voer ingrepen aan de accu uitsluitend uit in een goed geventileerde ruimte, ver van open vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk risico van brand- of explosiegevaar uit te sluiten.Was uw handen als de werkzaamheden beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V- loodac c u.Vervanging dient uitsluitend door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te worden uitgevoerd.
Het aanduwen om de motor te starten is bij een auto met een automatische transmissie niet toegestaan.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwavelzuur en lood.Ze moeten worden ver werkt conform de regelgeving en mogen in geen geval met het huishoudelijke afval worden weggegooid.Breng de gebruikte batterijen en accu's naar een speciaal inzamelpunt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek(en) voor meer informatie over de motorkap en de motor.
F Volgens uitvoering: ver wijder de kunststof afdekkap voor toegang tot de pluspool.De minpool van de accu is niet bereikbaar.In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een massapunt aan de voorzijde van de auto.
8
Storingen verhelpen

327
Proace_nl_Chap08_En-cas-de-panne_ed01-2019
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval van een lege brandstoftank noodzakelijk om het brandstofsysteem te ontluchten.Raadpleeg voor alle versies, behalve die met AdBlue, het desbetreffende overzicht van de motorruimte.
Brandstoftank leeg (diesel)
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de dieseltankbeveiliging.
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.F Open de motorkap.F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.F Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).F Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en ver volgens de startmotor opnieuw.F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.F Sluit de motorkap.
1.6 D-motor
(behalve AdBlue)
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan uw startpoging en herhaal de procedure.
AdBlue-motor
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.F Zet het contact aan (zonder de motor te st a r te n).F Wacht ongeveer 6 seconden en zet het contact af.F Herhaal de handelingen 10 keer.
F Bedien de startmotor om de motor te starten.
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter diesel.F Open de motorkap.F Maak indien nodig de sierkap los om de handopvoerpomp te kunnen bereiken.F Bedien de handopvoerpomp totdat er weerstand wordt gevoeld (de eerste keer indrukken kan zwaar zijn).F Bedien de startmotor om de motor te starten (als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan ongeveer 15 seconden en start de motor opnieuw).F Als de motor na meerdere pogingen niet aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp en ver volgens de startmotor opnieuw.F Plaats de sierkap terug en klem deze vast.F Sluit de motorkap.
8
Storingen verhelpen

337
Proace_nl_Chap09_caracteristiques-techniques_ed01-2019
IdentificatieDe auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.
A. Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in de carrosserie, bij de wielkast rechts voor.
Controleer de bandenspanning minimaal één keer per maand, bij koude banden.
Een te lage bandenspanning veroorzaakt een hoger brandstofverbruik.
B. Voertuigidentificatienummer (VIN) op de onderste voorruittraverse. Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.
C. Constructeurssticker. Deze eenmalige sticker, die rechts of links op de middenstijl is aangebracht, bevat de volgende informatie:- de naam van de fabrikant,- het Europese typegoedkeuringsnummer,- het voertuigidentificatienummer (VIN),- het maximaal technisch toelaatbare totaalgewicht,- het maximaal toelaatbare treingewicht,- de maximale belasting op de vooras,- de maximale belasting op de achteras.
D. Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak. Deze sticker, die op de middenstijl aan bestuurderszijde is bevestigd, bevat de volgende informatie:- bandenspanning zonder en met volle belading,- bandenmaat (met de belastingsindex en de snelheidsaanduiding van de band),- bandenspanning van het reser vewiel,- kleurcode van de lak.
9
Technische gegevens

423
Proace_nl_Chap11_index-alpha_ed01-2019
Ladder ...........................................................272Laadruimte ..........................................47, 55, 73Laadschot......................................................12 2Lampen vervangen ............303, 304, 310, 311, 313-315
Niveaus controleren ..............................278-280Niveaus en controles ............................277-280Noodbediening achterklep ..............................94Noodbediening portieren ..........................53, 68Noodremassistentie (NRA) ...........................161
LN
Kentekenplaatverlichting ......................311, 314Kilometerteller .................................................38Kinderbeveiliging ..................................19 4, 195Kinderbeveiliging achterportierruiten ...........195Kinderen ................................182, 187, 188, 19 0Kinderen (veiligheid) .....................................19 4Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) ...........171, 174-176, 182, 187, 188, 19 0, 193Kinderzitjes .....169, 174-176, 18 0-182, 18 4, 193Kleurcode lak ................................................337Klimaatregeling .....................................12 9, 137Klokje (instellen) .............................................46,Koelvloeistofniveau .................................31, 279Koelvloeistoftemperatuur ..........................19, 31Koelvloeistoftemperatuurmeter ......................31Koplampsproeiers .........................................15 8Koplampsproeiervloeistofniveau ..........15 8, 280Koplampverstelling .......................................15 5Krik ................................................................296
Lampen (vervangen, referenties) .................303Lamp verwisselen (achterdeuren met ruiten) ...........................310Lamp vervangen (achterklep) .......................313Lane Departure Alert ......................29, 248, 249LCD-instrumentenpaneel ...................14, 35-37LCD-instrumentenpaneel tekst .......................15Lekke band ....................................................290Lendensteun .................................................10 0Lichtschakelaar .......................................30, 14 6Lokaliseren van de auto ............................52, 67Luchtfilter (vervangen) ..................................281Luchtrecirculatie....................125, 126, 128, 131Luchttoevoer (bediening) ......125, 126, 128, 131Luchtverdeling...............................................128
K
Make-upspiegel ............................................120Mat bevestigen ..............................................11 9Matrix-instrumentenpaneel .............................16Matten ...................................................11 9, 202Mat verwijderen ............................................11 9Milieu ...........................................12, 54, 70, 13 9Mistachterlicht ........................147, 310, 313, 315Mistlampen vóór....................147, 152, 304, 309
M
Motorkap .......................................................276Motorkap, openen .........................................276Motorkapsteun ..............................................276Motorolie .......................................................278Motorolieniveau, controle ...............................34Motorolieniveaumeter .....................................34Motorruimte ...................................................277
.
Trefwoordenregister