Rijden en bediening157Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐ keld.
Werking
De camera is gemonteerd in de
achterbumper boven de kenteken‐ plaat.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer:
● er een elektrisch aangesloten aanhangwagen, fietsdrager enz
worden getrokken.
● er een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de
achteruitversnelling gedurende 7 seconden niet wordt ingescha‐
keld
● u het pictogram q in de linker
bovenhoek van het aanraak‐ scherm aanraaktSysteembeperkingen
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● in een donkere omgeving
● de lichtbundel van koplampen valt rechtstreeks in de camera‐
lenzen
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de cameralenzen zijn bedekt met
sneeuw, ijs, sneeuwbrij, modder, vuil. Reinig de lens, spoel deze
met water en veeg deze met een zachte doek af
● de auto trekt een elektrisch aangesloten aanhangwagen,
fietsdrager etc.
● de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad
● bij extreme temperatuurwisselin‐ gen
160Rijden en bedieningUitschakelen
Om het systeem te deactiveren moet
u j ingedrukt houden. Deactivering
van het systeem wordt bevestigd
door de brandende led in de knop en
geel oplichten van L op de instru‐
mentengroep.
Storing
Bij een storing verschijnen L en
C op het instrumentenpaneel in
combinatie met een displaybericht en een geluidssignaal. Neem contact op
met een dealer of een erkende werk‐
plaats voor een controle van het
systeem.
Systeembeperkingen De werking van het systeem kan
worden beïnvloed door:
● een vuile of beslagen voorruit of als de voorruit is bedekt met
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers
● voorliggers vlakbij
● overhellende wegen
● bochtige of heuvelachtige wegen● bermen
● plotselinge veranderingen in de lichtsterkte
● ongunstige weersomstandighe‐ den, zoals zware regen- of
sneeuwval
● wijzigingen aan de auto, bijv. banden
Schakel het systeem uit als het wordt verstoord door teersporen, schadu‐
wen, scheuren in het wegdek, tijde‐
lijke rijstrookmarkeringen, wegwerk‐
zaamheden of andere onregelmatig‐
heden in het wegdek.9 Waarschuwing
Let altijd op de weg en houd de
auto op de juiste plaats op de
rijstrook. Doet u dit niet, dan kan
dit leiden tot schade aan de auto,
of letsel of de dood.
Lane Keep Assist stuurt de auto
niet continu.
Het systeem houdt de auto niet
noodzakelijkerwijs op de rijstrook.
Het hoeft ook geen waarschuwing te geven, zelf als worden er rijst‐
rookmarkeringen waargenomen.
De stuurbekrachtiging van de
Lane Keep Assist is mogelijk
ontoereikend om te voorkomen
dat de rijstrook wordt verlaten.
Het systeem neemt door invloe‐
den van buitenaf zoals de staat van de weg, het type wegdek, het
weer mogelijk niet waar dat u de
handen niet aan het stuurwiel
houdt. De bestuurder is volledig
verantwoordelijk voor het bestu‐
ren van de auto en moet onderweg de handen altijd op het stuurwiel
houden.
Als u het systeem gebruikt terwijl
u een aanhanger trekt of op een
gladde weg rijdt, dan kunt u de
controle over de auto verliezen en een ongeluk krijgen. Schakel het
systeem uit.
Verzorging van de auto187de bandenspanningentabel verwijzen
naar koude banden, dus bij een
temperatuur van 20 °C.
De druk wordt voor iedere tempera‐
tuurstijging van 10 °C met bijna
10 kPa verhoogd. Houd hiermee
rekening wanneer u warme banden
controleert.
Drukverliesdetectiesysteem
De spanningsverliesdetectie contro‐
leert voortdurend de rotatiesnelheid van alle vier de wielen en waarschuwt
voor een lage bandenspanning
tijdens het rijden. Dit wordt bereikt
door de afrolomtrek van de band te
vergelijken met referentiewaarden en andere signalen.
Als een band aan spanning verliest,
gaat het controlelampje w branden in
combinatie met een waarschuwings‐
bericht op het Driver Information
Center.
Controlelamp w 3 71.Verlaag in dat geval de rijsnelheid en
vermijd scherpe bochten en krachtige remmanoeuvres. Stop zo spoedig
mogelijk om de bandenspanning te
controleren.
Initialiseer het systeem na aanpas‐ sing van de bandenspanning om het controlelampje te laten doven en het
systeem opnieuw in te schakelen.
Neem contact op met een werkplaats,
als het storingsbericht niet van het
display verdwijnt. Het systeem werkt
niet, wanneer ABS of ESC een
storing vertoont of wanneer u een
reservewiel gebruikt. Controleer na
terugplaatsing van het wiel de koude
bandenspanning en initialiseer het
systeem.Voorzichtig
De spanningsverliesdetectie
waarschuwt alleen bij een te lage bandenspanning en is geen
vervanging voor regulier onder‐
houd van de banden door de
bestuurder.
Systeem initialiseren
Na aanpassing van de bandenspan‐ ning of het verwisselen van een
wielen moet u het systeem opnieuw
initialiseren zodat het de nieuwe afro‐ lomtrek kan inleren:
1. Zorg er altijd voor dat alle vier de banden de juiste bandenspanning
hebben 3 217.
2. Trek de handrem aan.
3. Initialiseer het systeem via het Info-Display 3 75.
4. Na het resetten verschijnt een pop-upmelding.
Na initialisatie vindt tijdens het rijden
automatisch kalibratie plaats van de
nieuwe bandenspanningswaarden.
Na enige tijd rijden slaat het systeem
de nieuwe waarden op.
Controleer altijd de koude banden‐
spanning.
202Verzorging van de autoEen zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. IJskrabber stevig tegen de ruit drukken, zodat er geen vuil onderde krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Wisserbladen die strepen trekken,
met een zachte doek en een ruiten‐
reiniger reinigen. Zorg dat u ook
achtergebleven was, insecten en
dergelijke van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Wielen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.
Lakschade Geringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwewaslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze / rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐ zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐
leren.Trekhaak
Kogelstang niet met een stoom- of
hogedrukreiniger reinigen.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
De instrumentengroep en de displays
alleen met een vochtige doek reini‐
gen. Gebruik zo nodig water en milde
zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Het weefsel van de stof is wellicht niet kleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐
ringen veroorzaken, met name op
Service en onderhoud205Service en
onderhoudAlgemene informatie ..................205
Service-informatie ...................205
Aanbevolen vloeistoffen, smeer‐ middelen en onderdelen ............208
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen .......................208Algemene informatie
Service-informatie
Het is voor de bedrijfs- en verkeers‐ veiligheid en voor het behoud van de
waarde van uw auto belangrijk dat
alle servicewerkzaamheden met de
voorgeschreven intervallen worden
uitgevoerd.
Het uitgebreide bijgewerkte service‐
schema voor uw auto is beschikbaar in de werkplaats.
Er is sprake van zware bedrijfsom‐
standigheden als een of meer van de
volgende situaties vaak voorkomt-/
en: Koude starts, frequent stoppen en optrekken zoals bij taxi's en politie‐
voertuigen, ritten met een aanhanger, ritten in de bergen, ritten op slechte
en rulle wegdekken, ernstige lucht‐
vervuiling, zand en veel stof in de
lucht, ritten op grote hoogte en grote
temperatuurschommelingen.
In deze zware omstandigheden
moeten bepaalde onderhoudswerk‐
zaamheden wellicht vaker dan met
het reguliere service-interval dat op
het service-display verschijnt wordenverricht. Raadpleeg een werkplaats voor aangepaste onderhoudssche‐
ma's.
Servicedisplay 3 65.
206Service en onderhoudOnderhoudsintervallen
MotortypeEB2FA
EB2ADTD
EB2ADTS
DV5RD
Landengroep 120.000 km / 1 jaar20.000 km / 1 jaar30.000 km / 1 jaar 1)Landengroep 220.000 km / 1 jaar15.000 km / 1 jaar30.000 km / 1 jaar 1)Landengroep 320.000 km / 1 jaar15.000 km / 1 jaar15.000 km / 1 jaarLandengroep 415.000 km / 1 jaar15.000 km / 1 jaar15.000 km / 1 jaarLandengroep 510.000 km / 1 jaar10.000 km / 1 jaar10.000 km / 1 jaar1)
Tenzij anders aangegeven op het service-display.Landengroep 1:
Andorra, Oostenrijk, België, Cyprus, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, IJsland, Republiek Ierland,
Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Malta, Monaco, Nederland, Noorwegen, Portugal, San Marino, Spanje, Zweden, Zwit‐
serland, Verenigd Koninkrijk.Landengroep 2:
Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Noord-Macedonië, Polen, Roemenië,
Slowakije, Slovenië, Tsjechische Republiek.Landengroep 3:
Albanië, Montenegro, Servië.Landengroep 4:
Israël, Zuid-Afrika, Turkije, Lesotho, Swaziland.Landengroep 5:
Alle andere landen die niet zijn vermeld in de vorige landengroepen.
232Handmatige modus ...................116
Handmatige stoelverstelling .........28
Handrem ............................... 68, 119
Handschoenenkastje ...................47
Handzender ................................... 9
Hellingrem ................................. 122
Hoofdsteunen .............................. 26
Hulpverwarming............................ 98
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 43
Inductief opladen ..........................60
Info-Display................................... 75
Inhouden ................................... 216
Inklapbare spiegels .....................20
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ........................... 89
Instrumentengroep ......................62
Interieurverlichting ........................88
K
Katalysator ................................. 111
Kentekenverlichting ...................180
Keuzehendel .............................. 115
Kilometerteller .............................. 63
Kindersloten ................................. 16
Kinderveiligheidssystemen ...........40
Klimaatregelsystemen ..................91
Klok............................................... 59 Koelvloeistof .............................. 171Koelvloeistof en antivries ............208
Koelvloeistoftemperatuur .............70
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...64
Koplampinstelling in het buitenland ................................ 84
Koplampverstelling ......................83
L
Laadsysteem ............................... 67
Lane keep assist ..................69, 158
LED-koplampen ..............72, 84, 177
Leeslampen ................................. 89
Lekke band ................................. 194
Lichtschakelaar ............................ 81
Lichtsignaal .................................. 83
Luchtinlaat ................................. 100
M Massage ....................................... 31
Meters........................................... 63
Mistachterlicht ................ 72, 87, 178 Mistlampen voor ............72, 87, 178
Motorgegevens .......................... 214
Motor-ID...................................... 211
Motorkap .................................... 169
Motorolie .................... 170, 208, 212
Motoroliedruk ............................... 71
Motor starten ............................. 105N
Nieuwe auto inrijden ..................102
Noodoproep .................................. 79
O Obstakeldetectiesystemen .........143
Olie, motor .......................... 208, 212
Ontlaadbeveiliging accu ..............90
Opbergruimte................................ 47
Opbergruimte portierbekleding .....48
Opbergvakken .............................. 47
Opbergvak middenconsole ..........48
Opel Connect................................ 79
Overzicht instrumentenpaneel .......6
P Panne ......................................... 199
Panoramadak .............................. 25
Panoramazichtsysteem ..............153
Parkeerhulp ............................... 143
Parkeerlichten .............................. 87
Parkeren .................................... 109
Park pilot met ultrasoonsensoren 143
Partikelfilter ................................. 110
Pechhulp....................................... 79
Peilsensor motorolie .....................65
Persoonlijke instellingen ..............78
Portieren ....................................... 17
Portier open ................................. 73
Prestaties ................................... 215
Profieldiepte ............................... 188
233QQuickheat ..................................... 98
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 228
REACH ....................................... 220
Regelbare instrumentenverlichting .............88
Regensensor ................................ 72
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 225
Remassistentie .......................... 122
Rem- en koppelingssysteem .......68
Rem- en koppelingsvloeistof ......208
Remmen ..................................... 172
Remvloeistof .............................. 172
Reservewiel ............................... 194
Richtingaanwijzers ................. 66, 86
Richtingaanwijzers voor ............. 178
Rolschermen ............................... 25
Ruiten ........................................... 22
Rijgedrag en aanhangertips ......165
Rijregelsystemen ........................122
Rijverlichting ................................ 72
S Schakelen ............................. 69, 115
Schakel motor uit ..........................68
Selectieve katalysatorreductie ....111
Service ............................... 100, 205Service-display ............................ 65
Service-indicatie ..........................68
Service-informatie ...................... 205
Sjorogen ...................................... 51
Sleutels .......................................... 8
Sleutels, sloten ............................... 8
Slimme toegang ...................11, 103
Sneeuwkettingen .......................189
Snelheidsbegrenzer ...................126
Snelheidsmeter ............................ 63
Software-update .........................223
SOS .............................................. 79
Sproeiervloeistof ........................172
Startbeveiliging ............................ 20
Starten en bedienen ...................102
Starthulp gebruiken ...................197
Stoelpositie .................................. 27
Stoelverwarming ........................... 30
Stop/Start-systeem .....................106
Storing ....................................... 117
Storingsindicatielamp ..................68
Stroomonderbreking ..................117
Sturen ......................................... 102
Stuurbedieningsknoppen .............55
Stuurwielverstelling ...................... 55
Symbolen ....................................... 4
Systeemcontrole ........................... 68T
Tanken ....................................... 164
Te laag brandstofpeil ...................71
Toerenteller ................................. 64
Trekken............................... 165, 199
Trekstang.................................... 165
Typeplaatje ................................ 210
U
Uitlaatfilter............................. 70, 110
Uitlaatgassen ............................. 110
Uitrol-brandstofafsluiter .............106
Uitstapverlichting .........................89
USB-poort ..................................... 59
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 188
Vaste luchtroosters ......................99
Veiligheidsgordels .......................31
Velgen en banden .....................185
Ventilatie ....................................... 91
Ventilatieopeningen ......................99
Vergrendelingssysteem ...............18
Verkeersbordherkenning ............158
Verlichting zonneklep ..................89
Vermoeidheidsdetectie ...............161
Versnellingsbakdisplay ..............114
Verstelbare luchtroosters ............. 99
Verwarmde spiegels ....................21