Page 89 of 237
Verlichting87Mistlampen voor
Om in te schakelen > indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van de mistlampen
worden de koplampen automatisch
ingeschakeld.
Mistachterlicht
Om in te schakelen H indrukken.
Lichtschakelaar in stand AUTO: bij
het inschakelen van het mistachter‐
licht worden de koplampen automa‐
tisch ingeschakeld.
Lichtschakelaar in stand 8: mistach‐
terlicht kan alleen in combinatie met
voorste mistlampen worden inge‐
schakeld.
Het mistachterlicht is gedeactiveerd
wanneer er een aanhanger of een
stekker is aangesloten op het contact, bijv. wanneer een fietsdrager is
geplaatst.
Parkeerlichten
Bij het parkeren kunnen de parkeer‐
lichten aan één kant worden inge‐
schakeld:
1. Contact uitschakelen.
2. De hendel volledig omhoog (parkeerlichten rechts) of omlaag
zetten (parkeerlichten links).
Bevestiging door een geluidssignaal en het bijbehorende controlelampje
van de richtingaanwijzer.
Page 90 of 237

88VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel F en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐ pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
;:automatisch in- en
uitschakelendruk op §:aandruk op 2:uit
Page 91 of 237

Verlichting89Leeslampen
Om in te schakelen z indrukken.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Instapverlichting
Welkomstverlichting Een of meer van de volgende verlich‐
tingsfuncties worden korte tijd inge‐
schakeld door de auto te ontgrende‐ len met de handzender:
● dimlicht of groot licht
● grondverlichting
● binnenverlichting
Hoeveel verlichtingsfuncties er
worden ingeschakeld hangt af van de
omgevingsverlichting.
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra het contactslot wordt
ingeschakeld.
Wegrijden 3 102.
Deze functie kan worden geactiveerd
of gedeactiveerd in de Persoonlijke
instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 78.De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
● verlichting van sommige schake‐
laars
● Driver Information Centre
● portiervakverlichting
Uitstapverlichting De volgende verlichtingsfuncties
worden ingeschakeld wanneer het
contact wordt uitgeschakeld:
● dimlicht of groot licht
● binnenverlichting
● verlichting middenconsole
Worden automatisch uitgeschakeld
na een vertraging. Deze functie werkt
alleen wanneer het donker is.
Autozoekverlichting
Met deze functie kunt u de auto
zoeken, bijv. bij weinig licht met
behulp van de bediening op afstand. De koplampen gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedu‐
rende 10 seconden.
Page 159 of 237

Rijden en bediening157Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐
matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐ keld.
Werking
De camera is gemonteerd in de
achterbumper boven de kenteken‐ plaat.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer:
● er een elektrisch aangesloten aanhangwagen, fietsdrager enz
worden getrokken.
● er een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de
achteruitversnelling gedurende 7 seconden niet wordt ingescha‐
keld
● u het pictogram q in de linker
bovenhoek van het aanraak‐ scherm aanraaktSysteembeperkingen
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● in een donkere omgeving
● de lichtbundel van koplampen valt rechtstreeks in de camera‐
lenzen
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de cameralenzen zijn bedekt met
sneeuw, ijs, sneeuwbrij, modder, vuil. Reinig de lens, spoel deze
met water en veeg deze met een zachte doek af
● de auto trekt een elektrisch aangesloten aanhangwagen,
fietsdrager etc.
● de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad
● bij extreme temperatuurwisselin‐ gen
Page 164 of 237

162Rijden en bediening● verblinding door koplampen vantegenliggers, laagstaande zon,
weerkaatsingen op een vochtig
wegdek, uitrijden van een tunnel, afwisselend schaduw en licht
enz.
● voorruitgedeelte vóór de camera bedekt met vuil, sneeuw, stickers
enz.
● geen rijstrookmarkeringen gede‐ tecteerd of meerdere rijstrook‐
markeringen door wegwerk‐
zaamheden
● voorliggers vlakbij
● slingerende wegen of smalle wegenBrandstof
Brandstof voor benzinemotoren
Gebruik uitsluitend ongelode brand‐
stof die voldoet aan de Europese
norm EN 228 of E DIN 51626-1 of
gelijkwaardig.
De motor kan draaien op brandstof
met een ethanolgehalte van maxi‐
maal 10% (bijv. E10).
Brandstof met het aanbevolen
octaangetal gebruiken. Bij een lager
octaangetal kunnen het motorvermo‐
gen en -koppel lager zijn en neemt het
brandstofverbruik iets toe.
Voorzichtig
Gebruik geen brandstof of brand‐
stofadditieven die metalen
bestanddelen bevatten, zoals
additieven op mangaanbasis. Dat
kan motorschade veroorzaken.
Voorzichtig
Gebruik van brandstof met een
lager octaangetal dan het laagst
mogelijke octaangetal kan onge‐
controleerde verbranding en
motorschade veroorzaken.
Voor de motorspecifieke vereisten
met betrekking tot het octaangetal
verwijzen we u naar het overzicht
motorgegevens 3 214. Eventuele
andere informatie op een label op de
tankvulklep heeft altijd prioriteit. In
sommige landen moet mogelijk een
bepaalde brandstofkwaliteit (zoals
brandstof met een bepaald octaange‐
tal) worden gebruikt voor de juiste
werking van de motor.
Page 169 of 237

Verzorging van de auto167Verzorging van de
autoAlgemene informatie ..................168
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 168
Auto stallen .............................. 168
Verwerking van sloopauto .......169
Controle van de auto .................169
Werkzaamheden uitvoeren .....169
Motorkap ................................. 169
Motorolie .................................. 170
Koelvloeistof ............................ 171
Sproeiervloeistof ......................172
Remmen .................................. 172
Remvloeistof ............................ 172
Accu ........................................ 173
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 175
Wisserblad vervangen .............175
Gloeilamp vervangen .................176
Halogeenkoplampen ...............176
LED-koplampen .......................177
Mistlampen voor ......................178
Richtingaanwijzers voor ..........178
Achterlichten ............................ 178Kentekenverlichting .................180
Binnenverlichting .....................180
Elektrisch systeem .....................181
Zekeringen .............................. 181
Zekeringenkast in motorruimte 181
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................182
Boordgereedschap ....................184
Gereedschap ........................... 184
Velgen en banden .....................185
Winterbanden .......................... 185
Aanduidingen op banden ........185
Bandenspanning .....................185
Drukverliesdetectiesysteem ....187
Profieldiepte ............................ 188
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 188
Wieldoppen ............................. 188
Sneeuwkettingen .....................189
Bandenreparatieset .................189
Wiel verwisselen ......................192
Reservewiel ............................. 194
Starthulp gebruiken ...................197
Trekken ...................................... 199
Auto slepen ............................. 199
Andere auto slepen .................200
Verzorging van uiterlijk ..............201
Verzorging exterieur ................201Verzorging interieur .................202
Vloermatten ............................. 203
Page 178 of 237
176Verzorging van de autoAchterruit
Til de wisserarm van de ruit. Haak het
wisserblad los zoals afgebeeld en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek aan de ruitenwisserarm
vast en druk tot het vastklikt.
Laat de ruitenwisserarm voorzichtig
zakken.
Gloeilamp vervangen
Controleer vóór het vervangen van
een lamp of alle rijverlichting en
binnenverlichting en het contact
uitgeschakeld zijn.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
LampcontroleSchakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
Halogeenkoplampen
Halogeenkoplampen met aparte gloeilampen voor dimlicht en groot
licht / dagrijlicht.
Buitenste lamp dimlicht ( 1).
Binnenste lamp grootlicht / dagrijlicht
( 2 ).
Dimlicht (1)
Page 179 of 237
Verzorging van de auto1771. Verwijder de beschermkap dooreraan te trekken.
2. Lampfitting uit het reflectorhuisnemen.
3. Maak de gloeilamp los uit delampfitting en vervang de lamp.
4. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis.
5. Breng de beschermkap aan.
Grootlicht / dagrijlicht (2)
1. Verwijder de beschermkap door eraan te trekken.
2.Draai de lampfitting linksom los uit
de reflector.
3. Plaats de nieuwe lampfitting in het
reflectorhuis.
4. Breng de beschermkap aan.
LED-koplampen
Koplampen voor groot licht en
dimlicht, dagrijlicht en richtingaanwij‐
zers zijn uitgevoerd met led's en
kunnen niet worden vervangen.
Laat lichten bij eventuele storingen
door een werkplaats vervangen.