182Verzorging van de autoNr.Stroomkring1Verwarming en ventilatie2Remsysteem3Zekeringenkast (rechterzijde
van het instrumentenpaneel)4Remsysteem8Brandstofpomp16Koplamp rechts / voorruitverwar‐
ming18Grootlicht rechts19Grootlicht links20BrandstofpompNr.Stroomkring22Automatische versnellingsbak25Zekeringhouder (aanhanger)28Systeem voor selectieve kataly‐
satorreductie29Voorruitwissers31Verwarming en ventilatie32Stuurwiel
Nadat u de defecte zekering hebt
vervangen, sluit u het deksel van het
zekeringenkastje en vergrendelt u
het.
Wanneer u het deksel van de zeke‐ ringenkast niet goed sluit, kan een
storing optreden.
Zekeringenkast
instrumentenpaneel
Zekeringenkast aan de linkerzijde
van het instrumentenpaneel
Bij auto's met het stuurwiel links zit de
zekeringhouder achter een afdekking in het instrumentenpaneel. Klik de
afdekking aan de onderkant los en
verwijder deze.
198Verzorging van de auto● Een ontladen accu kan al bij eentemperatuur van 0 °C bevriezen.
Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐ ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Gebruik een hulpaccu met dezelfde spanning (12 V). De
capaciteit van de hulpstartaccu
(Ah) mag niet veel minder zijn
dan die van de lege accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.● Ook de auto's mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Schakel de parkeerrem in, versnellingsbak in neutrale
stand, automatische versnel‐
lingsbak in stand P.
Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van
de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐punt in de motorruimte.
Leg de kabels zo dat ze niet door de
draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. Start de motor van het stroom leverende voertuig.
2. Start na 5 minuten de andere motor. Laat startpogingen niet
langer dan 15 seconden duren
met tussenpozen van 1 minuut.
3. Laat beide motoren met aange‐ sloten kabels ca. 3 minuten stati‐
onair draaien.
4. Schakel de benodigde elektrische
verbruikers, bijv.koplampen,
achterruitverwarming, in.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.
Verzorging van de auto201Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Een ontdooimiddel alleen in drin‐
gende gevallen gebruiken, omdat het ontvettend werkt en de werking van
de sloten belemmert. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen
Het lakwerk van de auto staat bloot aan invloeden van buitenaf.
Vogeluitwerpselen, dode insecten, boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.
Bij een bezoek aan een wasstraat, de aanwijzingen van de exploitant opvol‐
gen. De voorruitwisser en achterruit‐ wisser moeten worden uitgescha‐keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
4 tot 9.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Daarna de auto grondig afspoelen en afzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken:
wasresten op de ruiten belemmeren het zicht.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting De afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten Polijsten is alleen nodig als de laklaag mat geworden is of aanslag vertoont.
Kunststof carrosseriedelen mogen
niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en wisserbladen
Schakel de wissers vóór het werken
in hun bereik uit.
231Bekerhouders .............................. 47
Bekleding .................................... 202
Beladingsinformatie .....................52
Beslagen lampglazen ..................88
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 124
Beveiliging van de auto ................18
Binnenspiegels .......................21, 22
Binnenverlichting .................88, 180
Blindehoeksysteem ....................151
BlueInjection ............................... 111
Bochtverlichting ............................ 84
Bolle vorm .................................... 20
Boordgereedschap .....................184
Boordinformatie ........................... 76
Brandstof .................................... 162
Brandstofmeter ............................ 64
Brandstof voor benzinemotoren 162
Brandstof voor dieselmotoren ...163
Buitenspiegels .............................. 20
Buitentemperatuur .......................58
Buitenverlichting ........................... 81
C
Centrale vergrendeling ................11
Claxon ......................................... 56
Conformiteitsverklaring ...............218
Contactslotstanden ....................102
Controlelampen ......................63, 66
Controle over de auto ................102Controles.................................... 169
Cruise control ............................ 124
D
Dagrijlicht ..................................... 84
Dagteller ...................................... 63
Dak ............................................... 25
Dakbelasting ................................. 52
Dakdrager .................................... 51
DEF ............................................ 111
Diefstalalarmsysteem ..................18
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 175
Dieseluitlaatvloeistof ...................111
Dimlicht ......................................... 72
Dimlicht of groot licht ....................81
Driepuntsgordel ........................... 33
Driver Information Center .............73
Drukverliesdetectiesysteem.. 71, 187
E Elektrisch bediende ruiten ...........23
Elektrische aansluitingen .............59
Elektrische handrem .............69, 119
Elektrische handrem defect ..........69
Elektrische stoelverstelling ..........29
Elektrische verstelling ..................20
Elektrisch systeem...................... 181
Elektronische rijprogramma's ....116Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem ..
.......................................... 70, 122
Elektronisch klimaatregelsysteem 94
Elektronisch sleutelsysteem .........10
Erkenning van software ..............220
Event Data Recorders (EDR) .....225
F
Frontaal airbagsysteem ...............37
Frontaanrijdingswaarschuwing ...139
G Geavanceerde parkeerhulp ........147
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..224
Geluidssignalen ........................... 77
Gereedschap ............................. 184
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gloeilamp vervangen ................176
Gordelverklikker ........................... 66
Gordijnairbagsysteem .................. 39
Groot licht .............................. 72, 82
Grootlichtassistentie ...............72, 82
H Halogeenkoplampen .................176
Handgeschakelde versnellingsbak ......................118
Handmatige dimfunctie ................22
232Handmatige modus ...................116
Handmatige stoelverstelling .........28
Handrem ............................... 68, 119
Handschoenenkastje ...................47
Handzender ................................... 9
Hellingrem ................................. 122
Hoofdsteunen .............................. 26
Hulpverwarming............................ 98
I
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 43
Inductief opladen ..........................60
Info-Display................................... 75
Inhouden ................................... 216
Inklapbare spiegels .....................20
Inleiding ......................................... 3
Instapverlichting ........................... 89
Instrumentengroep ......................62
Interieurverlichting ........................88
K
Katalysator ................................. 111
Kentekenverlichting ...................180
Keuzehendel .............................. 115
Kilometerteller .............................. 63
Kindersloten ................................. 16
Kinderveiligheidssystemen ...........40
Klimaatregelsystemen ..................91
Klok............................................... 59 Koelvloeistof .............................. 171Koelvloeistof en antivries ............208
Koelvloeistoftemperatuur .............70
Koelvloeistoftemperatuurmeter ...64
Koplampinstelling in het buitenland ................................ 84
Koplampverstelling ......................83
L
Laadsysteem ............................... 67
Lane keep assist ..................69, 158
LED-koplampen ..............72, 84, 177
Leeslampen ................................. 89
Lekke band ................................. 194
Lichtschakelaar ............................ 81
Lichtsignaal .................................. 83
Luchtinlaat ................................. 100
M Massage ....................................... 31
Meters........................................... 63
Mistachterlicht ................ 72, 87, 178 Mistlampen voor ............72, 87, 178
Motorgegevens .......................... 214
Motor-ID...................................... 211
Motorkap .................................... 169
Motorolie .................... 170, 208, 212
Motoroliedruk ............................... 71
Motor starten ............................. 105N
Nieuwe auto inrijden ..................102
Noodoproep .................................. 79
O Obstakeldetectiesystemen .........143
Olie, motor .......................... 208, 212
Ontlaadbeveiliging accu ..............90
Opbergruimte................................ 47
Opbergruimte portierbekleding .....48
Opbergvakken .............................. 47
Opbergvak middenconsole ..........48
Opel Connect................................ 79
Overzicht instrumentenpaneel .......6
P Panne ......................................... 199
Panoramadak .............................. 25
Panoramazichtsysteem ..............153
Parkeerhulp ............................... 143
Parkeerlichten .............................. 87
Parkeren .................................... 109
Park pilot met ultrasoonsensoren 143
Partikelfilter ................................. 110
Pechhulp....................................... 79
Peilsensor motorolie .....................65
Persoonlijke instellingen ..............78
Portieren ....................................... 17
Portier open ................................. 73
Prestaties ................................... 215
Profieldiepte ............................... 188