
2
Inhoudsopgave
 
 
 
 
 
   ■
Overzicht
  ■
Eco-rijden
 1Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel  6
Waarschuwings- en verklikkerlampjes  6
Meters  10
Configuratie van het voertuig (MODE) 
 13
Audio- en multimediasysteem op het 
touchscreen 
 19
Datum en tijd instellen  20
Boordcomputer  20
Boordcomputer  20
 2Toegang tot de auto
Legenda  22
Afstandsbediening  22
Voorportieren  25
Schuifdeur  25
Achterdeuren  26
Alarm  27
Elektrische ruitbediening  28
 3Ergonomie en comfort
Voorstoelen  29
Voorbank  30
Achterbank  31
Achterbank  31
Het stuurwiel verstellen  32
Spiegels  33
Verwarming en ventilatie  33
Verwarming/handbediende airconditioning  34
Automatische airconditioning  35
Extra verwarmingssystemen  37
Verwarming/airconditioning achter  37
Extra programmeerbare verwarming  38
Ontwasemen - ontdooien voorruit   
en zijruiten 
 40
Achterruitverwarming 
 41
Indeling van de cabine  41
Voorzieningen achter  45
Voorzieningen aan de buitenzijde  48
 4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar  49
Richtingaanwijzers  49
Autom. inschakelen groot-/dimlicht  50
Hoogteverstelling van de koplampen  52
Ruitenwisserschakelaar  52
Ruitenwisserbladen vervangen  53
 5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking   
tot de veiligheid  54
Alarmknipperlichten  54
Claxon  55
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)  55
Veiligheidsgordels  58
Airbags  60
Kinderzitjes  62
De airbag vóór aan passagierszijde   
uitschakelen  64
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen  65
Kinderslot  67
 6Rijden
Rijadviezen  68
Starten - afzetten van de motor  71
Stand-bysysteem accu  72
Parkeerrem 
 72
Versnellingsbak  73
Schakelindicator  73
Stop & Start  73
Hill  Start Assist  75
Bandenspanningscontrolesysteem  76
Pneumatische ophanging  77
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene 
adviezen 
 78
Snelheidslimietherkennings- en 
snelheidsadviessysteem 
 80
Snelheidsbegrenzer  82
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen  83
Snelheidsregelaar  84
Snelheidsregelaar (3L HDi-motor)  85
Lane Departure Warning System  86
dodehoekbewaking met detectie   
aanhanger 
 89
Active Safety Brake met Distance Alert en 
intelligente noodremassistentie 
 90
Parkeerhulp achter  93
Achteruitrijcamera  94  

3
Inhoudsopgave
 7Praktische informatie
Brandstof  96
Compatibiliteit van brandstoffen  97
Sneeuwkettingen  97
Trekken van een aanhanger  98
Trekhaak met afneembare kogel  98
Op het dak gemonteerd draagsysteem  100
Onder de motorkap  101
Dieselmotoren  102
Niveaus controleren 
 102
Controles  105
AdBlue® (BlueHDi-motoren)  108
 8In geval van pech
Bandenreparatieset  111
Reservewiel  11 2
Een lamp vervangen  11 8
Een zekering vervangen  123
12V-accu  127
Slepen  130
 9Technische gegevens
Technische gegevens motoren en 
aanhangergewichten  132
Dieselmotoren  132
Gewicht  133
Afmetingen  136
Identificatie  140
Teksten op de stickers  141
 10Specifieke kenmerken
Volledige bus met dubbele cabine  144
Cabine met chassis / cabine met   
dieplader 
 144
Dubbele cabine  149
Laadklep  153
 11Audiosysteem
De eerste stappen  159
Stuurkolomschakelaars 
 159
Radio  160
Media  161
Telefoon  162
Configuratie  163
Gesproken commando's  163
 12 Audio- en telematicasysteem op  het touchscreen
De eerste stappen 
 167
Stuurkolomschakelaars  168
Menu's  168
Radio  169
Digitale radio (DAB, Digital Audio  
Broadcasting) 
 170
Media  170
Navigatie  173
Telefoon  175
Gegevens auto  177
Configuratie  178
Gesproken commando's  179
 13ALPINE® X902D-systeem
De eerste stappen  183
Menu's  184
  ■
Trefwoordenregister  

5
Eco-rijden
Eco-rijden
Eco-rijden staat voor een aantal dagelijkse 
gewoontes voor verlaging van het 
brandstofverbruik en de CO
2-uitstoot van de 
auto.
Maak optimaal gebruik van de 
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een 
handgeschakelde versnellingsbak, rijd dan rustig 
weg en schakel zo snel mogelijk naar de tweede 
versnelling. Schakel bij het accelereren bij 
voorkeur snel over naar een hogere versnelling.
De schakelindicator adviseert u de versnelling 
in te schakelen die het best geschikt is 
voor de rijomstandigheden: volg het op het 
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies 
zo snel mogelijk op.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd een veilige afstand tot de auto's voor 
u aan, rem bij voorkeur af op de motor in 
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap 
het gaspedaal geleidelijk in. Zo bespaart u 
brandstof, verlaagt u de CO
2 en maakt de auto 
minder geluid.
Als uw auto is voorzien van een 
snelheidsregelaar, gebruik deze dan vanaf 
een snelheid van 30 km/h als het verkeer goed 
doorstroomt.
Gebruik de elektrische voorzieningen op 
de juiste manier
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur 
in de auto hoog is opgelopen, open dan alle  ruiten en de ventilatieroosters voordat u de 
airconditioning inschakelt.
Sluit de ruiten bij snelheden boven 50 km/u, 
maar laat de ventilatieroosters geopend.
Maak gebruik van alle voorzieningen die de 
temperatuur in de auto kunnen verlagen.
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste 
temperatuur is bereikt (behalve bij auto's met 
een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de 
ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn 
als deze niet automatisch worden geregeld. 
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de koplampen en de mistlampen vóór 
uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten 
niet stationair warmdraaien: uw auto warmt 
sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk 
multimedia-apparatuur (DVD-speler, MP3-
speler, spelcomputer enz.) op de auto aan 
om het elektriciteitsverbruik, en dus het 
brandstofverbruik, te beperken.
Koppel alle draagbare apparatuur los als u de 
auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een hoger 
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht gelijkmatig over de auto.
Beperk de belading en de luchtweerstand 
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager, 
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik bij 
voorkeur een dakkoffer.
Verwijder de dakdragers en het imperiaal na 
gebruik. Vervang de winterbanden na de winter zo snel 
mogelijk door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer de bandenspanning regelmatig 
(bij koude banden) en houd u daarbij aan de 
bandenspanning die staat vermeld op de sticker 
op de sponning van het bestuurdersportier.
Controleer de bandenspanning met name:
–  voorafgaand aan een lange rit;
–  bij de wisseling van de seizoenen;
–  als de auto gedurende langere tijd niet is 
gebruikt.
Vergeet daarbij het reservewiel en de wielen 
van een aanhanger of caravan (indien van 
toepassing) niet.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie 
verversen, oliefilter, luchtfilter en interieurfilter 
vervangen enz.) en houd u daarbij aan het 
onderhoudsschema van de fabrikant.
Bij uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor: 
bij een storing in het SCR-systeem stoot de auto 
te veel schadelijke stoffen uit. Ga in dat geval zo 
snel mogelijk naar een CITROËN-dealer of een 
gekwalificeerde werkplaats om ervoor te zorgen 
dat de uitstoot van stikstofoxiden van uw auto 
weer aan de norm voldoet.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan 
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit 
de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 
3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich 
stabiliseert.  

7
Instrumentenpaneel
1Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde 
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele 
seconden branden. Deze lampjes moeten doven 
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer 
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend 
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje 
blijft branden, duidt dit op een storing die verder 
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft 
branden
De aanduidingen  (1), (2) en (3) in het overzicht 
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes 
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen 
acties contact met een gekwalificeerde 
professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige 
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het CITROËN-netwerk 
of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Lijst met 
waarschuwingslampjes
Rode waarschuwingslampjes
Koelvloeistoftemperatuur
Bij H in de rode zone of permanent met 
de naald in de rode zone.
De koelvloeistoftemperatuur is te hoog en/of is te 
snel gestegen.
Zie (1) en wacht totdat de motor is afgekoeld 
voordat u koelvloeistof bijvult. Zie (2) als het 
probleem niet verdwijnt.
MotoroliedrukKnipperend, enkele seconden, samen 
met een melding op het display.
De kwaliteit van de motorolie is afgenomen.
Ververs de olie zo snel mogelijk.
Na een tweede waarschuwing wordt het 
motorvermogen beperkt.
Tijdelijk of permanent branden, bij  draaiende motor.
Te laag oliepeil of grote storing.
Zie (1) en controleer het peil handmatig.
Vul waar nodig bij.
Zie (2) als het peil in orde is.
Laadstroom accuPermanent.
Een storing in het laadcircuit of de accu.
Controleer de accupolen.
Permanent of knipperend, ondanks de 
controles.
Storing in het ontstekings- of injectiesysteem. Zie (2).
Portier, achterklep of motorkap geopendPermanent.
Een van de te openen carrosseriedelen is 
niet goed gesloten.
Controleer of de portieren, de achterdeuren, de 
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
StuurbekrachtigingBrandt permanent, in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op het 
display.
Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
AirbagsPermanent of knipperend.
Een van de airbags of pyrotechnische 
gordelspanners is defect.
Zie (3).
Veiligheidsgordel niet vastgemaaktBrandt permanent en knippert vervolgens.
De bestuurder zijn veiligheidsgordel niet 
heeft vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de 
gordelsluiting.
In combinatie met een geluidssignaal, 
blijft vervolgens branden.
Tijdens het rijden dat de veiligheidsgordel van de 
bestuurder niet is vastgemaakt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt 
door even aan de riem te trekken.  

8
Instrumentenpaneel
Pneumatische ophangingPermanent.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
ParkeerremPermanent.
De parkeerrem is aangetrokken of niet 
goed vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat; 
trap het rempedaal in.
RemmenPermanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het reservoir bij met door de 
fabrikant aanbevolen remvloeistof. 
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Permanent.
Een storing in het systeem van de 
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Zie (1) en dan (2).
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk.
Er zijn één of meer kleine storingen 
gedetecteerd waarbij geen specifiek 
waarschuwingslampje gaat branden.
Zie (2).
Brandt permanent, in combinatie met de 
weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen 
gedetecteerd waarbij geen specifiek 
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing 
met behulp van de melding op het 
instrumentenpaneel en zie (3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent.
EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer 
(3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent, in combinatie met de 
weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het 
configuratiemenu van de auto.
Distance Alert/Active Safety BrakeKnippert.
Het systeem grijpt in en remt de auto 
kort af om de snelheid van de aanrijding met de 
voorligger te beperken.
Brandt permanent, in combinatie met een 
melding en een geluidssignaal.
Storing in het systeem.
Voer (3) uit.
Distance Alert / Active Safety BrakePermanent.
Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden 
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is 
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent.
De remblokken voor zijn versleten. Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert.
Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor 
dat het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een 
geluidssignaal en een melding op het 
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start 
Assist.
Zie (2).
Permanent.
Er is een storing in de Intelligent Traction 
Control.
Zie (2).
Roetfilter (diesel)Permanent.
Het roetfilter wordt automatisch 
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het 
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de 
regeneratie kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent.
Er is een storing in de motor of het 
EOBD-emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is 
een Europees diagnosesysteem dat de 
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat het 
voertuig voldoet aan de normen voor de uitstoot 
van:  

12
Instrumentenpaneel
Koelvloeistoftemperatuur 
 
Als de wijzer tussen C (Cold) en H (Hot) staat: 
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij 
warm weer kan de wijzer in de buurt van het 
rode gebied komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt of het 
waarschuwingslampje gaat branden:
►  stop onmiddellijk en zet het contact uit. 
De koelventilator blijft mogelijk nog korte tijd 
draaien, dat kan tot 10 minuten duren.
►  wacht totdat de motor is afgekoeld en 
controleer dan het niveau. Vul waar nodig bij.
Bij bijvullen
Wees voorzichtig, het koelcircuit staat onder 
druk!
Voorkom brandwonden door de dop met een 
doek twee slagen los te draaien om de druk te 
ontlasten. 
Wanneer de druk is gedaald, controleer het 
niveau en verwijder de dop om bij te vullen.
Als de wijzer in het rode gebied blijft,  neem contact op met een CITROËN-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het koelvloeistofniveau van de 
motor regelmatig.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer 
informatie over het  controleren van de 
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het 
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij 
het aanzetten van het contact een indicator die 
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer kunt 
rijden voordat het opnieuw starten van de motor 
automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd 
en  het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste 
actieradius weergegeven.
Niet starten van de motor bij een te 
laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte 
startblokkeringssysteem wordt 
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen 
informatie over de actieradius weergegeven op 
het instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2.400 en 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 2.400 
km is bereikt, gaat dit lampje knipperen 
en wordt er tijdelijk een melding weergegeven 
met de actieradius in mijl of kilometer voordat het 
starten van de motor wordt geblokkeerd.
Telkens wanneer het contact wordt 
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen 
met een geluidssignaal gegeven.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel 
mogelijk bij.
Actieradius minder dan 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 600 km 
is bereikt, gaat dit lampje knipperen en 
wordt er een melding weergegeven met de 
actieradius in mijl of kilometer voordat het starten 
van de motor wordt geblokkeerd.
De waarschuwing wordt herhaald met de nieuwe 
actieradius in stappen van 50 km. 
Telkens wanneer het contact wordt 
ingeschakeld, wordt deze waarschuwing samen 
met een geluidssignaal gegeven.
U moet zo snel mogelijk bijvullen, anders is 
het reservoir straks helemaal leeg. Dan kan de 
motor niet meer worden gestart.
Storing in verband met een te laag 
AdBlue
®-niveau
Actieradius bereikt van 0 km:  het AdBlue®-
reservoir is leeg: het wettelijk verplichte 
startblokkeringssysteem voorkomt dat de motor 
opnieuw wordt gestart.
Als er geen AdBlue
® wordt bijgevuld in het 
specifieke reservoir, kan de motor niet meer 
worden gestart.   

19
Instrumentenpaneel
1Audio- en telematicasysteem op het 
touchscreen
 
 
Met het bedieningspaneel voor het 
audiosysteem op het midden van het dashboard 
kunnen menu's worden geopend om bepaalde 
uitrusting aan te passen. 
De bijbehorende informatie wordt op het display 
op het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits, 
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands, 
Pools, Portugees en Turks. 
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's 
alleen worden geopend als het contact is 
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings" 
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu 
bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu 
bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de 
fabrieksinstellingen te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens 
wissen) om al uw persoonlijke gegevens 
met betrekking tot de Bluetooth-apparatuur 
uit het audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor 
meer informatie over de audio, telefoon, 
radio en navigatie.
De instellingen in de submenu's  4, 5 en 6 
zijn afhankelijk van de uitrusting in het 
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het 
volgende doen: – 
"Languages" (Talen) selecteren en een van de 
hierboven genoemde talen kiezen,
–  "Unit of Measurement" (Maateenheid) 
selecteren en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km), 
afstanden (mijl, km) en temperatuur (°F, °C) 
instellen,
–  "Trip B display" (Weergave traject B) 
selecteren om traject B van de boordcomputer in 
of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
–  "Parkview Camera" (Parkview-camera) 
en daarna de "Reversing camera" 
(Achteruitrijcamera) selecteren om deze in of uit 
te schakelen (On, Off),
–  "Parkview camera" (Parkview-camera), daarna 
"Vertraging camera" (Camera delay) selecteren 
om het display 10 seconden vast te houden of 
tot 18 km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
–  "Traffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om 
deze in of uit te schakelen (aan, uit),
–  "Passenger airbag" (Passagiersairbag) 
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan, 
uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het 
volgende doen:
–  "Daytime running lamps" (Dagrijverlichting) 
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan, 
uit),
–  "Auto. main beam headlamps" (Automatisch 
groot licht) om deze functie in of uit te schakelen 
(aan, uit),   

54
Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking tot de 
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de 
verschillende plaatsen van uw auto zijn 
aangebracht. Ze bevatten 
veiligheidswaarschuwingen en informatie over 
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw 
auto contact op met een gekwalificeerde 
werkplaats die beschikt over de juiste 
technische informatie, vakkennis en 
apparatuur. Het CITROËN-netwerk is in staat 
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving  kan de aanwezigheid van bepaalde 
veiligheidsuitrusting verplicht zijn: 
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken, 
alcoholtests, een set reservelampen, 
reservezekeringen, een brandblusser, een 
verbandtrommel, spatlappen aan de 
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
–  Het monteren van elektrische 
uitrustingselementen of accessoires die niet 
onder een artikelnummer in het assortiment 
van CITROËN voorkomen, kan tot een hoger 
stroomverbruik leiden en kan storingen 
in het elektrische systeem van uw auto 
veroorzaken. Ga naar het CITROËN-netwerk 
voor meer informatie over het aanbod aan 
accessoires met een artikelnummer.
–  Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot 
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld 
aan de elektronische systemen in de auto, 
uitsluitend voorbehouden aan het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
waar de beschikking is over geschikt 
gereedschap (kans op storingen in de 
elektronische systemen die kunnen leiden 
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant 
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit 
voorschrift niet wordt opgevolgd.
–  Wijzigingen of aanpassingen die niet door 
CITROËN zijn voorzien of toegestaan, of die 
niet volgens de technische voorschriften van 
de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het 
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire 
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender 
met buitenantenne monteert, moet u bij 
het CITROËN-netwerk de technische 
gegevens (frequentieband, maximaal 
uitgangsvermogen, positie antenne, 
specifieke installatievoorschriften) van de 
voor montage geschikte zenders opvragen, 
conform de Richtlijn Elektromagnetische 
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor 
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op 
de website http://service.citroen.com/ACddb/.
Alarmknipperlichten 
 
 
 
►  Wanneer u op de rode toets drukt, gaan alle 
richtingaanwijzers knipperen.
De alarmknipperlichten werken ook als het 
contact is afgezet.
Claxon 
 
►  Druk op het middelste gedeelte van het 
stuurwiel.
Elektronisch 
stabiliteitsprogramma 
(ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 
omvat de volgende systemen:
–  antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische 
remdrukregelaar (EBD),
–  noodremassistentie (BAS),
–  antispinregeling (ASR),
–  dynamische stabiliteitscontrole (DSC).